Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkelijke gedeeldheld en Verbondsgehoorzaan.beitl.

!(„Een roepstem" beantwoon!.) Tl •: : • ? .

XI.

Sec te?

Is eenmaal de geloof s-inhoud erkend, die ligt uitgesproken in de gedachte, dat het doen van Gods gebod — zonder rechts of links te zien — de eenheid wérkt, dan komt meteen het over-enweer elkander met den secte-naam bestempelen tot rust.

We zullen niet ingaan hier op de kwesties, die de tweede redenaar opwierp: het doopen van Idnderen uit andere gemeenten, b.v. (De Cock deed het, maar anderen, op verzoek der besturen, deden het ook), of zijn critiek op dien bepaalden gezangenbundel (wil men ons eens zeggen, hoeveel Hervormde predikanten van vandaag het nog bonter maken? ), of andere punten-in-geding. Wel nemen we er nota van, dat de redenaar zegt, dat 'de gebonden kerk van 1834 (zie daarover mijn eerste artikel) niet doen kon, wat De Cock „van haar eischte". Kon de kerk niet zijn „memorie van defensie" bespreken? Voor het minst bespreken? Zij heeft het niet gedaan; wij toonden het elders aan. Willen de confessioneele predikanten nu eens ronduit zeggen, wat zij doen zouden, als z ij, anno 1935, bij de synode ingediend hadden De Cocks memorie, en dan gestraft werden als hij, met gelijk doodzwijgen van hun argumenten ?

De tweede redenaar beroept zich op het feit, dat de regeering aan de „afgescheidenen" geweigerd heeft, hun vergadering als landskerk te erkennen. Daargelaten, of dit juist uitgedrukt is (ik geloof het niet), meen ik, dat daarmee nog niet het recht gegeven is, deze „afgescheiden" kerk daarom als sec te aan te dienen. Indien de afgescheidenen hun samenkomen tot den dienst des Woords en der Sacramenten hadden afhankelijk gesteld van een regeeringsbesluit, dan zou de zaak anders hebben gestaan. Maar zij hebben dat niet gedaan. Zij hebben alleen dragonders en dergelijke lieden van de kerkdeur weggewerkt en den greep der overheidshand in de offeranden, die Christus van hen vroeg voor Zich zelf en voor Zijn achtergelaten armen, willen verhinderen. Maar zij hebben vooropgesteld den wil èn de daad van dat samenkomen en offeren.

En die wil, en die daad, ze zijn wel iets anders geweest, dan „een eigenmachtige tuchtoefening". Was die memorie van defensie tucht-oefening? Neen, ze was het doen van 't werk der kerk! Die de memorie dood-zwegen, die Heten hun kerkwerk na^ schoon ze daartoe waren aangesteld; die dreven de kerk daarmee in den secte-hoek. Trok de indiener dezer memorie van defensie „een eigenmachtige scheidslijn tusschen zich en de zijnen als de alleen-getrouwen tegenover al de anderen als ontrouwen"? Geen sprake van: die memorie was een psalm: Kom, ga met ons, en doe als wij! Slechts zij, die de memorie doodzwegen trokken eigenmachtig een scheidslijn tusschen zich en de hunnen als de aan de overheid en het giegeven instituut vandaag, en God misschien later nog wel eens getrouwen, en al de anderen als ontrouwen, die men uitbannen moest, hun het woord en den kansel benemende.

Konkrete gehoorzaamheid!

Wie daartoe zich verplicht weet, zal het quietistisch standpunt niet aanvaarden, dat daar zegt: „onze verlegenheid is Zijn (Gods) gelegenheid". De gehoorzame durft niet op al te verzekerde (onbarthiaansche) wijze „more geometrico", met behulp van enkele gegevens uit onze aporetische verhoudingen een „gelegenheid" Gods te construeeren; hij laat de verborgen dingen over aan den Heere, en wacht zich wel ervoor, het slop, waarin hij door zijn ongehoorzaamheid zichzelf en zijn kerk gewerkt heeft, te prijzen als mogelijke doortocht.s-baan van Gods gerechtigheid en , )ieerlijkheid. Hij w e e t, dat God roept de dingen, die niet zijn, alsof ze waren, en Hij heeft dat beleden in zijn geloof, dat hij zelf wedergeboren is, levend gemaakt, en zie, hij was dood. Men behoeft hem dus niet te verwijten, dat hij een „koningsmensch" waant te zijn, die in zijn hoogmoed Gods „gelegenheid" scheppen wil uit zijn eigen „niet-verlegenheid". Ach, — men late dien onzin varen; zoo denkt onder ons niemand. Wij graven nog veel dieper, dan zij, die zeggen: „onze verlegenheid, onze a-porie, is Gods gelegenheid", want wij belijden: Gods weg is niet een opengebroken slop van ons, doch hij is oneindig veel meer; hij is gelegd, daar, waar eerst geen wegwas, o o k g e e n slop. Hij is gelegd, die weg, door Hem, door Hem alleen, om 't eeuwig welbehagen. Hij is gelegd, daar waar bergen geslecht en dalen gevuld moesten worden, en waar een woestijn was, geen door-tocht, en ook geen slop, dat ten minste nog een i n-tocht heeft. Maar juist omdat God Zijn weg door een almachtig wonder heeft gelegd, en door eenzelfde wonder zijn volk op dien weg gezet heeft, en het gewillig heeft gemaakt tot marcheeren — juist daarom is Gods geschapen gelegenheid onze eenige, maar ook nimmer-falende gelegenheid. De gehoorzaamheid komt nooit in het slop; daarin komen alleen zij, die haar niet onderkennen kunnen of willen. En die komen er ook allen.

Kerk of secte?

De tweede redenaar heeft den naam „sect e" gegeven door te letten op wat de kerk der „Scheiding" (o, die naam!) deed NA het kritieke moment, toen de synode De Cocks memorie — geschreven door haar eigen kinderen — doodzweeg. Wie evenwel den nadruk legt op de konkrete verbondsgehoorzaamheid, die zal eerder letten op hetgeen IN dat moment zelf geschied is. Daar ligt de rechtshandel open, en daar moet de critiek zich inzetten.

Laat ons naar elkander luisteren.

De één roept: ALLE stammen Israels. Hij heeft gelijk.

De ander betuigt: alle stammen ISRAELS. Hij heeft ook gelijk.

De Cock heeft beide roepstemmen verstaan en op de lippen genomen. Die hem uitwierpen, hebben de tweede veronachtzaamd en in het „alle" van de eerste een streep getrokken. Eigenmachtig; immers op andere wijze dan hun bevalen was.

r»« één prijst Eüa: hij bouwde een altaar op Karmel. Een allaar van twaalf de twaalf stammen hooren bijeen! steenen, want

De ander hoort de lofprijzing aan, en zegt: ik prijs met u mee. Maar begin dan bij Elia's begin: hij sprak eerst: hoe lang hinkt gijlieden op twee gedachten? Dat was het woord, waarmee hij Israël weer liet ZIJN, wat het heette. En hij verdeed de Baaispriesters, ambtelijk. Dat was de daad, waarmee hij wat Israël h e e 11 e, doch het niet was, verdeed. De TWAALF stammen Israels? Zeker, zeker. Maar: dan ook de twaalf stammen ISRAELS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's