Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom de Mytbus.

I.

Een recensent van het, enkele weken geleden verschenen, boek „Antwort auf den Mythus", schreef, dat de Christelijke Kerk tegenover een gevaar staat, dat „plotseling reuzengroot zichtbaar geworden is."

Het genoemde boek — waarvan de eerste druk vijf dagen na de verschijning uitverkocht was — is van de hand van Dr Walter Künneth, leider van de „Apologetische Centrale der Evangelische Kerken", voormalig privaat-docent aan de Berlijnsche Universiteit. De bekwame schrijver heeft het groote succes van zijn werk, dat getuigen wil van een „beslissende keuze tusschen de Noordsche Mythe en den Christus der Schriften", duur moeten betalen. Het verlof om lessen te geven aan de Universiteit werd onmiddellijk ingetrokken, geen enkel college mocht meer door hem worden gehouden.

Dat was het officiöele antwoord op de publicatie van een waardig verdedigingsgeschrift, dat gericht was tegen de aanvallen, die Alfred Rosenberg in zijn „Mythus des 20. Jahrhunderts" op het •Christendom had gedaan. Uit de pers weten we hoeveel moeilijkheden ook andere bestrijders ondervinden. Geen wonder, dat de gelootsgenooten van Dr Künneth zich bedreigd gevoelen door een gestalte van buitengewone afmetingen, die voor hun verschrikte oogen eensklaps met ontzagwekkende snelheid groeide.

Misschien zou die groei hen minder verrast hebben, wellicht zou het mogelijk geweest zijn om de ontwikkeling sterk te remmen, wanneer zij vroeger meer aandacht aan het gevaar hadden besteed. De woorden van den recensent, die we aanhaalden, zijn voor ons een ernstige waarschuwing. Wanneer niet voldoende acht wordt geslagen op de machten, die de Kerk van Christus bedreigen, wanneer al te snel wordt geoordeeld, dat die machten ons weinig of geen leed kunnen aandoen, zal de dag komen, dat ook wij plotseling worden overvallen door een bedreiging van ongewone afmetingen, die wij nooit verwacht hadden.

Het boek van Rosenberg, dat zooveel onheil sticht, is verschenen in 1930. Van de zes en twin- Ug werken, die Dr Künneth noemt en waarin speciaal de leer van Rosenberg wordt bestreden, zijn er twee verschenen in 1933, de rest is pas in 1934 en 1935 uitgegeven. Ook het belangrijkste Katholieke antwooi-d: „Studiën zum Mythus", dateert pas van eind 1934. De groote bestrijding kwam blijkbaar eerst, toen Rosenberg deel uitmaakte van de regeering, toen hij veel macht bezat. Dat was te laat.

Er zijn in ons land velen, die meenen, dat er geen direct verband bestaat tusschen de „Mythus" en het (Duitsche) nationaal-socialisme. Zij beroepen zich op Rosenberg zelf, die in de inleiding van zijn boek opmerkt, dat de inhoud daa, r.yan alleen voor zijn persoonlijke rekening is en dat het program van zijn partij geheel daarbuiten staat. „Deze pai-tij heeft haar groote speciale taak en moet zich als organisatie verre houden van het geven van oordeelen over godsdienstige en kerkelijke kwesties. Zij mag dus niet verantwoordelijk gesteld worden voor dien inhoud. Dr Künneth wordt echter door den nationaal-socialistischen minister van onderwijs gestraft, wanneer hij een ernstige, wetenschappelijke, bestrijding geeft van de persoonlijke meening van Rosenberg over geestelijke vraagstukken. Er zijn veel meer handelingen verricht, die geschikt zijn om twijfel te wekken aan de geruststellende verzekeringen uit de inleiding van de Mythus.

Minister Rosenberg, die belast is met de geestelijke opvoeding van het Duitsche volk, heeft een paar weken geleden een nieuw werkje uitgegeven. „An die Dunkelmanner unserer Zeit" — „Aan de „Duisterlingen" van onzen Tijd". Dit werkje is hoofdzakelijk gericiit tegen de reeds genoemde Katholieke „Studiën". De schrijvers daarvan worden met een liefelij ken naam vereerd, wie Rosenbei-g bestrijdt behoort al spoedig tol de „duisterlingen" dezer eeuw. In het voorwoord van het nieuwe geschrift staat, dat het antwoord aan de bestrijders weer het werk is van een particulier persoon. Dat antwoord heeft Rosenberg niet opgesteld in zijn kwaliteit als partij-functionaris, maar in zijn kwaliteit als schrijver van het bestreden boek de „Mythus". Het staat vrij aan een ieder om straks over dit strikt persoonlijke vei-weer een oordeel te geven.

Wederom wordt de rust door twijfel verstoord. In het eerste hoofdstuk van het „Antwoord op de aanvallen tegen de Mythus", wordt de publicatie van de Katholieke „Studiën" aan felle kritiek onderworpen. Deze publicatie zou een schending beteekenen van de bepalingen van het Concordaat. „Ik was" — schrijft Rosenberg — „van meening, al intei-preteerde de Kerkelijke Overheid een duidelijke bepaling van het Concordaat wel op een zeer merkwaardige wijze, dat i k daarom nog niet met behulp van het gerecht of de politie moest ingrijpen, om niet den indruk te wekken als zoude ik een wetenschappelijke discussie vreezen". Die "„IK" is toch zeker niet de particuliere persoon Rosenberg, de schrijver van de „Mythus" zonder meer?

Hoe verder we het „antwoord" lezen, des te sterker wordt de twijfel. Maakt Rosenberg zich los van zijn machtspositie, wanneer hij hen, die het Oude Testament lezen als de basis van de Christelijke religie, durft toe te voegen: „Aan dit schandaalwerk, waardoor het volk wordt vergiftigd, moet eenmaal een einde komen"?

Een pater betoogde, dat de „Mythus" een springstof is, die de volksgemeenschap in stukken scheurt, een wig die haar splijt, een zware hinderpaal op den weg naar de ware eenheid, een belemmering voor de internationale samenleving. Hij moet nu hooren dat _„de Jezuïten goed moeten begrijpen, dat aan de lankmoedigheid van het huidige Duitschland een einde kan komen." Niet beter komt kardinaal Faulhaber er af. De kardinaal had in een redevoering gewezen op het feit, dat veel van hetgeen Rosenberg aan de Kerk verwijt, te vinden is in communistische vrijdenkersgeschriften, b.v. in den ketterbijbel van Efferoth. Die opmerking maakte den auteur van de Mythus woedend: „Kardinaal Faulhaber wil blijkbaar eens zien hoe ver hij kan gaan met zijn aanmatigingen. Ik neem aan, dat hem op dit oogenblik een klein beetje martelaarschap niet ongelegen komt, maar ik beken, dat ik heelemaal geen behoefte heb om een Roomsch kardinaal eenige maanden in de gevangenis te zien". Het antwoord aan de „duisterlingen" eindigt met de verzekering, dat het noodzakelijk is om consequent en vastberaden de grenzen van de levenssfeer der Roomsch-Katholieke minderheid vast te stellen om eindelijk den godsdienstvrede te verzekeren, die door allerlei uitdagende confessioneele redevoeringen en geschriften wordt verstoord en het ontwakende Duitsche volk wordt opgeroepen om te beslissen of het zich nog langer, zonder zich daartegen te verzetten, zal laten tergen.

Al die uitlatingen, die met vele zijn te vermeerderen, wijzen er op, dat niet de particulier Rosenberg aan het woord is, en dat zijn poging tot scheiding niet is gelukt. In Duitschland zelf zijn er maar weinigen, die op het oogenblik nog veel waarde hechten aan de geruststellende verklaringen, die we in het „voorwoord" aantroffen. De leer van Rosenberg is een zeer belangrijk bestanddeel van het nationaal-socialisme en achter die leer staat de persoon zelf in zijn kwaliteit als leider van de geestelijke opvoeding van het Duitsche volk. „De N. S. D. A. P." — schrijft het „Dagblad van Hannover" — „zal in het belang van het volk, een oppositie, die uit een of andere wereldbeschouwing voortkomt, van welke zijde ook, niet dulden. En wanneer men Alfred Rosenberg, den man, die door den Leider belast is met de opvoeding van de N. S. D. A. P. tot een bepaalde wereldbeschouwing, onzakelijk en met ophitsende woorden aanvalt, dan valt men daarmede de N. S. D. A. P., de nationaal-socialistische wereldbeschouwing en den nieuwen Staat.aan." (Spat. van ons). Dat is duidelijke taal, die in volkomen overeenstemming met de werkelijkheid is. Zeer dikwijls zijn kritische besprekingen van de „Mythus" in vergaderingen verhinderd, herhaaldelijk zijn protestantsche geschriften over dat boek, die niets anders wilden geven dan een warm christelijk getuigenis, in beslag genomen. Een kerkelijk blad, waarin stond, dat een Duitscher even ver van God verwijderd is als een Jood, werd om die reden voor geruimen tijd verboden. Op bijna iederen cursus, die door den Staat wordt georganiseerd, is de bestudeering van de „Mythus" verplicht — we kregen onlangs het programma en de dagiu deeling van een opleidingscursus voor de politie onder de oogen, waarop ook voordrachten over de Mythus vermeld waren —, elke schoolbibliotheek moet dat werk bevatten, „langs duizend kanalen" — schrijft Dr Künneth — „wordt de geest van de noordsche mythe naar de ziel van het Duitsche volk geleid, daarom is het probleem van de Mythe van Alfred Rosenberg de groote vraag van den tegenwoordigen tijd aan de Christelijke boodschap van de Kerk".

Misschien heeft een enkele lezer zich afgevraagd waarom wij hier zooveel aandacht hebben geschonken aan de aanvallen van Rosenberg op zijn Roomsche critici. Wie de Gereformeerde belijdenis is toegedaan, kan toch nimmer, een specifiek Roomsche apologie voor zijn rekening nemen en heeft immers zelf vele bezwaren tegen „Rome"? Wij behoeven ons toch niet te mengen in den strijd om Roomsche leerstellingen?

Dat is ook niet geschied. „An die Dunkelmanner unserer Zeit" is het eerste verweerschrift van Rosenberg en zal — volgens den schrijver — door geen ander worden gevolgd. Wij kunnen uit dit verweerschrift leeren hoe ernstige bestrijders worden behandeld. Veel van hetgeen aan het adres van de schrijvers der Katholieke „Studiën" is gericht, is ook bestemd voor de menschen van de „lielijdenisbeweging". Zij lezen, dat een „zakelijke" bestrijding geoorloofd is, maar zij ervaren onmiddellijk, dat Rosenberg een heel merkwaardige opvatting van „zakelijke" betoogen heeft. Elk argument, dat hem onwelgevallig is, wordt onzakelijk en 'lasterlijk genoemd, is opruiend van inhoud en strafbaar, is onwaarachtig en een vergif voor het gezonde bloed. —

Omdat velen in ons land nog gelooven, dat de „Mythe-leer" niets met het (Duitsche) nationaalsociaüsme te maken heeft, wilden wij eerst — mede aan de hand van het genoemde verweerschrift — vaststellen, hoe Rosenbergs poging om zijn wetenschappelijke functie te scheiden van zijn bestuursfunctie geheel is mislukt. De tegenspraak tusschen de verklaring in het „Voorwoord" en zijn heftige uitvallen, gevolgd door directe bedreigingen met den strafrechter, is te groot. Wat zou hij wel zeggen, wanneer een van zijn tegenstanders eens schreef, dat Rosenbei-g eigenlijk verdiende door hem voor den rechter te worden gebracht wegens grove beleediging van zijn belijdenis!

Onzakelijke bestrijding van de „Mythus" is strafbaar, wanneer echter de aangevallene zelf mag uitmaken wal zakelijk en onzakelijk is, blijft er van de vrijheid in de bestrijding niets over.

Zondag 24 Februari van dit jaar is te München de dag herdacht, waarop de Leider, 15 jaar geleden, de 25 punten van zijn program noemde en toelichtte: „Geen woord is in den loop der jaren daaraan toegevoegd en geen woord is er in geschrapt". Welnu: In artikel 24 wordt gesproken over ae vrijheid van godsdiensten in den Staat, voor alle richtingen, die niet staatsgevaarlijk zijn en die niet in strijd komen met het Germaansche GEVOEL voor zedelijkheid en moraal. De partij — heet het — staat op het standpunt van een positief Christendom, zonder zich aan een bepaalden godsdienst te binden. Zij bestrijdt den joodsch-materialistis c h e n geest.

Vele vragen rijzen. Wat is „staatsgevaarlijk", wat is dat „Germaansche gevoel"? En dan die joodsch-materialistische geest? We weten dat Rosenberg schrijft van „Joodsche ijveraars als Mattheüs, materialistische rabbijnen als P a u 1 u s", en vragen ons nogmaals af, wat met dien „joodsch-materialistischen geest" in artikel 24 is bedoeld. Ieder, die op de hoogte is, weet dat Rosenberg aan de opstelling van de 23 artikelen heeft medegewerkt en herkent zijn „geest" in artikel 24. Mogen we dan nog zeggen, dat er geen verband bestaat tusschen de „Mythus" en het partijprogram?

„De strijd van Rosenberg gaat tegen de centrale geloofswaarheden, tegen den Bijbel, tegen het gansche Oude Testament, maar ook tegen Christus. Bij de verdediging van die waarheden zullen Katholieken en Protestanten elkaar dikwijls ontmoeten. De beleediging yan den apostel Paulus en dus van den Zender wordt door beide groepen smartelijk gevoeld.

„De strijd dien we heden moeten strijden in Duitschland is niet een zaak, die alleen de Kerken in dat land aangaat. Alle Kerken hebben er belang bij, omdat de geheele Christelijke samenleving bedreigd wordt door hetzelfde gevaar".

Aan deze woorden van een der vooraanstaande strijders in Duitschland hebben we niets toe te voegen.

Hét niveau, waarop de auteur van de Mythus leeft, zijn verschrikkelijken haat te.gen liet Christendom, den anti-christelijken geest die geen mededoogen kent, leeren we meer dan duidehjk kennen uit de volgende opmerking van Rosenberg in zijn nieuwste geschrift: „Eerst nadat eeuwen lang de zielen vergiftigd waren, kon de mythe van de verlossing (door het bloed van Christus) het centrum van het geloof worden. Van hier uit wordt de diepe zin van den strijd tegen de „sterilisatie" eerst goed duidelijk: gezonde Duitschers keeren tot hun eigen, niet zieke wezen terug. Voor de leer van Paulus heeft Rome echter een meerderheid van wezens noodig, die naar ziel en lichaam zijn gebroken."

Het is liuiveringwekltend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's