Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „Mythus" en de Bijbel.

Het is niet onze bedoeling om, in deze serie artikelen, een breedvoerige uiteenzetting te geven van de monistische wereldbeschouwing van Alfred Rosenberg. Wij willen liever voortgaan met eenige aandacht te vragen voor de kritiek op de „Mythus des 20. Jahrhunderts" en het daarop gegeven antwoord.

In de „Duitsche geloofsbeweging" van den tegenwoordigen tijd kunnen zeker twee stroomingen worden onderscheiden.

Rosenberg en de zijnen willen voor hun geloof den naam „Christendom" behouden; zij belijden een „positief", d.i. een Germaanseh, christendom, dat gezuiverd is van „vervalschende toevoegsels". Hun religie spreekt niet van zonde, kruis en opstanding, maar van eer, vrijheid en zelf-verlossing. „Zij deinzen er niet voor terug om den Zoon van David om te vormen in een blonden Ariër".

Dit aardsch-gerichte „Christendom" verdient dien naam niet meer; de naam is slechts geschUit om verwarring te stichten. Wie de 'Christelijke reUgie van haar eigenlijken inhoud heeft beroofd, moet ook den naam niet willen behouden. „Het geloof van de Noordsche Mythus is, in het licht van de Cluistelijke openbaring, naar zijn wezen: atheïsme." Het verwerpt immers de binding aan God en stelt daarvoor in de plaats de bin- Iding aan bloed en ras. We liebben gezien hoe Rosenbei-g in Eckehart den grooten vei-kondiger van 'die Noordsche religie zag, „die nu weer in het Duitsche bloed opwelt". Wie leert, dat God slechts in de diepten der menschelijke ziel leeft, wie van geen grenzen tusschen God en schepsel wil weten, zal zeker bekoord worden door de pantheïstische gedachten van de oude mystici. De sprake van den Noordschen ras-geest is, volgens Rosenberg, bij Eckehart duidelijk hoorbaar. Luther en alle andere reformatoren hebben de groote fout begaan, dat zij „inplaats van te luisteren naar de vroolijke boodschap van de Duitsche mystiek, die den Bijbel liet liggen", dien Bijbel met zijn anti-Noordsche leer van de dualiteit van wereld en God, van zonde en genade, tot een volksboek maakten. De heilige en zalige Meester, „die zijn rijk leven gaf om ons zijn en ons worden van gif te bevrijden, om het Syrische dogma te overwinnen dat lichaam en ziel knecht", is helaas „ontijdig" gestorven en daarom moest het Noordsche geloof zes eeuwen wachten, voordat de Duitsche ziel wejer bereid was het te ontvangen.

We herhalen: ook al was die interpretatie van Eckehart juist, dan zou nog de ChristeUjke antithese tot de „Mythus" met zijn „Duitsche mensch, gij zijt aan God gelijk", dezelfde blijven.

Het is echter wel van belang om te weten, dat Rosenberg voor zijn studie over EckeharL .met haar verstrekkende conclusies, slechts een Duitsche vertaling heeft gebruikt van de preeken van dien mysticus. De origiueele Middel-Hoogduitsche uitgave, die b.v. door den Groningschen hoog- Iceraar Prof. Aalders, bij het schrijven van zijn bekende werk „Mystiek", is geraadpleegd, wordt door Rosenberg niet genoemd. De gebruikte vertaling wordt tegenwoordig door vakgeleerden zeer ongunstig beoordeeld en zelfs als geheel zin-loos verworpen. Bovendien heeft Rosenberg negen tiende deel van Eckeharts werken buiten beschouwing gelaten, n.l. de Latijnsche handschriften. 1) Naast die kritiek maakt het antwoord, dat we de vorige keer vermeldden: „Men vindt dat leenige (!) fouten bij de vertaling zijn gemaakt, maar de „juiste" vertaUng zegt precies (!) lietzelfde", wel een zeer armzaligen en hulpeloozen indruk. Zelfs voor een symbolische verklaring van een leer, moeten we de beschikking hebben over den juisten, volledigen tekst.

De tweede strooming, die in het huidige Duitschland oen groote kracht ontwikkelt, wil van geen compromis weten. Ze aanvaardt met trots den naam „heidensche religie", zij verwerpt elke synthese tusschen den Christelijken godsdienst en het Noordsche geloof, zij wil geen enkelen band met hetgeen „in Jeruzalem is geboren". Een „zuivering" van het Christendom in Noordschen zin, acht zij onmogeUjk.

In een boekje dat verschenen is in „1926 na den slag in het Teutoburger woud", dus in 1934, verklaart de schrijver: „Men kan een poging doen om Christus tot een Ariër te maken en het Christendom te herleiden tot een geestelijk goed van Arischen oorsprong, — maar al deze pogingen stranden tenslotte op Paulus, een van de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van het Christendom, de echte ras-Jood, de man van de Judeo-oentrische wereldbeschouwing".

Beide stroomingen keeren zich tegen Paulus om hem uit te werpen. De laatstgenoemde groep heeft de beteekenis van den apostel beter begrepen dan Rosenberg. Inderdaad: „Al deze pogingen stranden op Paulus....". Maar niet op den „Joodschen" Paulus"!

De drijvende kracht van alle aanvallen op den Bijbel, speciaal op het Oude Testament, is de grondelooze haat tegen al wat „Joodsch" is. Door dien haat wordt ook Rosenberg gedi-even. Zakelijke oordeelen en wetenschappelijke argumenten zoeken wij daarom in de „Mythus" tevergeefs. Van een wil om te begrijpen en te waardeeren is geen spoor aanwezig.

Het is gewenscht om nu eerst enkele opmerkingen over de Noordsche wereldbeschouwing te maken, zooals die door Rosenberg wordt vertegenwoordigd. Het rasbcigi-ip heeft bij hem een irrationeel karakter, hel is geen resultaat van biologisch© onderzoekingen, ons ontledend en ordenend verstand heeft het niet gevormd: het is een onherleidbare, primair gegeven gi'ootheid, die we kunnen aanvaarden of bestrijden, maar die we niet kunnen „bewijzen" met ons intellect. Wie dat begrip met de rede wil benaderen heeft den waren zin van de ras-idee niet verstaan en heeft den verkeerden weg ingeslagen om tot die idee door te dringen. De ras-idee moet worden doorleefd, doorvoeld en geschouwd.

Het Noordsche ras is de uitdrukldng van het edelste mensch-zijn, zijn tegenpool is het Joodsche ras. Ieder ras heeft zijn eigen ziel, daarin worden de hoogste waarden geboren, en ook de religie, als uiting van het diepste leven, is dus aan het „bloed" gebonden. Haar vorm en inhoud wordt door het ras bepaald, zij is „gebonden aan het substraat der natuurlijke werkelijkheid, aan de natuurlijke factoren van het mensch-zijn". ^) Zooals het ras is, zoo is ook het geloof: ieder ras schept zich een God naar zijn beeld, het boogste dat de ziel in zichzelf vond, legde zij in haar Gods-idee neer.

Bij Rosenberg valt de nadruk op de „polariteit van alle verschijnselen en van alle ideeën". Hij leert de twee-voudigheid van al het Zijnde, die een polair karakter bezit. Die polariteit, dat gelijktijdig aanwezig zijn van tegengestelde grootheden, uit welker spanningsverhouding alle leven moet worden verklaard, is niet op te heffen. Wij hebben haar overal te aanvaarden, ook in het leven der volkeren. Ook dat leven wordt beheerscht door de krachten die uitgaan van een pool en zijn tegenpool: het positieve ras en het negatieve ras. Het Joodsche ras is de tegenpool van het Noordsche en daarom is ook de „Joodsche religie", als de neerslag van de ziel die bij dat ras hoort, de volkomen tegenstelling van het Noordsche geloof. Het Christendom dat die „Joodsche religie" heeft overgenomen moet daarom worden veroordeeld. „Wij stellen nu vast, dat de centrale hoogste waarden van de Roomsche en de Protestantsche religie, als negatief Christendom, bij onze ziel niet passen en dat zij aan de organische krachten der volkeren in den weg staan".3)

In elke levenssfeer, in de wetenschap, in de kunst, in de religie, zijn de scheppinigen van den Noordschen geest de volkomen tegenstelling van die van den Joodsclien geest. Elk begrip is in zijn tegengestelden vorm bij het vreemde ras te vinden: „Eer, waardigheid, zelfhandhaving, trots staan tegenover hefde, deemoed, offerzucht, onderworpenheid". Recht staat tegenover genade, voortdurende zelfopenbaring tegenover eenmalige Godsopenbaring, zelfbevrijding tegenover verlossing door het Kruis. „De echte leugen is de organische waarheid van het joodsche anti-ras."

Al wal het anü-ras voortbrengt, wordt door hel Noordsche ras onmiddellijk als vreemd en tegengesteld aan eigen wezen herkend. Aan dat oordeel verbindt het intuïtief een waardeeringsoordeel: wat als tegengesteld wordt ondervonden, wekt weerzin op en wordt als schadelijk vergif geschuwd. Wat goed is voor het ras, komt uit dat ras zelf voort, wat van vreemden oorsprong is schaadt het en breekt zijn kracht. Hoe dieper de levensuiting is, die vergeleken wordt, des te grooter is de tegenstelling en des te sterker de afschuw. Daarom is er geen plaats voor een vreemde religie: „ons geslacht heeft het intense verlangen om de rede en hel willen in overeenstemming te brengen met de richting van den door ras en ziel bepaalden stroom". De godsdienst „moet zich aanpassen op straffe van verbod. De natuur, ook de hoogere, is nu eenmaal zonder genade". ^)

Uil de monden van de aanhangers der Noordsche wereldbeschouwing hooren we nu de kreten, die de verwerping len verbanning van het Oude Testament eischen, de vernietiging van het „Juideesche levenscentrum". Die vernietiging en verbanning is noodzakelijk, want zoolang aan den Joodschen geest nog gelegenheid gegeven wordt om te werken, zal zij hel eeuwige doel van den iondergang van het Arische ras trachten te bereiken. „Wanneer ergens de kracht van de Noordsche geestesvlucht begint te verlammen, zuigt zich het loodzware wiezen van Ahasverus aan de lamwordende vleugelen vast; wanneer ergens een wonde aan het lichaam van een natie wordt opengereten, vreet de Joodsche daemon zich op de izieke plaats in en buit als parasiet de zwakke uren van de grooten dezer wereld uil".

Er is zeer veel geloof en een overmaat van geestelijke kracht noodig om in een wereld, waarin de Bijbel wordt gehaat, op te komen voor het Heilig Woord des Heeren. Wie hel waagde om het Oude Testament te eeren als het onmisbaar fundament der Christelijke religie, hoorde zich toevoegen „dat aan zulk een godslasterlijk gepraat eens voor altijd ©en einde moest gemaakt worden". Pfarrer Kolfhaus heeft in het Aprilnummer van „The Evangelical Quarterlj'" een ontroerende verdediging van het Oude Testament geschreven, die uit de liefde voor hel Woord van God is geboi-en. „Slechts zoolang de Rerk zal belijden: „Hier is mijn Bijbel", zal zij in dit boek de Stem en de Openbaring hooren van den levenden God. Dat is bet onvermijdelijke „Of-Of", of een boek van de Joodsche historie of Gods openbaring, of een beeldengalerij van helden op godsdienstig jgebied o f het getiügenis van God zelf. Heden, evenals in het verleden, hangt alles af van dit Of-Of Be band, die Christus verbond met ihet Oude Testament, kan op geen enkele wijze worden verbroken.... Jezus ontving Zijn boodschap van het O.T. met het getuigenis: „Heden is deze Schrift in uwe ooreii vervuld" Jezus was thuis in Zijn Bijbel.... omdat die Bijbel voor Hem hel altijd tegenwoordige, levende Woord van Zijn Vader in de hemelen was. Voor hem was de God der Schriften de eenige en eeuwige God, Zijn hemelsche Vader Jezus voelde niets van een vreemden geest, zoo dikwijls Hij den Bijbel opende, maar denzelfden geest, dien de Vader Hem had gegeven".

De „Duitsche geloofsbeweging" kan — zooals we zagen — Jezus nog niet loslaten, al misvormt zij Hem lot een zoon van het Arische ras en verloochent zij Hem daarom in werkelijkheid wèl. Misschien komt die wanhopige poging om Jezus te behouden voort uit het besef, dat de Heiland onmisbaar is voor elk leven, uit stillen eerbied' voor Gods Zoon. Geen wonder, dat de strijders, die het Woord van God verdedigen tegen de smadelijke aanvallen, op hel getuigenis van Jezus wijzen. Wanneer alle andere argumenten niet spreken tot (het hart, dan zal hel beroep op het getuigenis van Jezus den verstokten tegenstander wellicht tot bezinning brengen. Daarom noemen ook de schrijvers van de „Katholieke Studiën zur Mythus" den Zaligmaker. „Jezus Christus is in zijn persoon zijnwoord, zijn werk onlosmakelijk met 't O.T. verbonden. Wie daarom, uil raciale motieven 't O.T. verwerpt, die verwerpt Jezus". Dit getuigenis wordt met de bekende uitspraken van Jezus ondersteund.

Het directe antwoord van Rosenberg hierop is: „Deze (!!) poging om in hel Nieuwe Testament kunstmatig den stamboom van Jezus te geven, is duidelijlc mislukt ".

Het is ongelooflijk! Rosenberg mist alle vermogen om lol den zin van het beroep op Jezus door te dringen, hij kan het niet eens lezen; van de Christelijke religie begrijpt hij niets, van de groote hefde, die de Christen voor den gesmaden Heiland bezit, nog minder. Heel het indrukwekkende betoog, dat een moedig getuigenis is van het werk van den Heiland, schrompelt bij hem ineen tot een genealogische kwestie, waarop Mj dankbaar aanvalt, omdat die „stamboomen" hem zoo heerlijk gelegenheid geven om te spotten met hen, die gelooven in de onaantastbaarheid der Heilige Schrift. Het meest grove, dorre rationalisme spreekt hier zijn armoedige taal. Welk een geloofskracht en geloofsmoed is er noodig om in een wereld, waai- de haat tegen het Christendom zich vrij mag uiten en waar elk Christelijk verweer met minachting en hoon wordt ontvangen, in den strijd te voUrarden.


X) De bewering, dat Eckehart zich „niet eenmaal op - den Bijbel heeft beroepen", is dus wel zeer zonderling.

2) Zie Prof. Aalders: ; , Nieuw-Germaansdhe theologie". "

3) Spat. van ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's