Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het verbreken van een verloving.

„Is er tusschen het verbreken van een vei'loving en echtbreuk een principieel of een gradueel verschil ? "

Deze vraag werd mij voorgelegd door iemand, die daarover met een ander van gedachten had gewisseld, maar niet tot overeenstemming had kunnen komen.

Mijn beschouwing daarover is deze. „Zich verloven" beteekent, dat men elkander belooft, ter zijner tijd, met elkandeir te zuUen trouwen.

Een jongeman (van een meisje geldt natuurlijk hetzelfde), die verloofd is, mag dus niet meer naar andere meisjes Idjken; in zijn hart mag niet meer de overweging komen: „als ik er nog eens eene ontmoet, die mij beter lijkt dan deze, dan zal ik die nemen".

Heel zijn hart moet er op gericht zijn, om straks met dit meisje het huwelijksleven in te gaan.

Maar — „verloofd zijn" is nog niet: „getrouwd zijn".

„Verloofd zijn" legt nog niet de huwelijksplichten op; ook geeft het niet de huwelijksrechten.

Daarom kan het uitmaken van een verloving ook niet met echtbreuk worden gelijk' gesteld.

Practisch wordt dat ook door niemand gedaan. De burgerlijke overheid doet dat niet. De kerk doet dat niet. Oiok de publieke opinie niet. Dat kan ook niet.

Wijl „verloofd zijn", zooals wij zooeven zeiden, niet de „huwelijksrechten" geeft, dus ook niet het recht tot de hoogste huwelijkseenheid, waai'door het „tot-één-vleesch-worden" zijn volle verwerkelijking vindt, kan en mag de verbreking van de verloving ook niet worden beschouwd als de verbreking van die eenheid, als echtbreuk.

'Hieruit mag niemand afleiden, dat het verbreken van een verloving door ons niet als iets zeer ernstigs zou worden beschouwd.

Het is immers het verbreken van een plechtige belofte, de belofte, dat men zich strats voor zijn leven aan den ander geven zal.

Een belofte alzoo, die betreft dingen, waarbij het gansche leven van onszelf en van den ander, met wie wij ons verloven, betrokken is.

Een belofte van groot, onlzaglijk groot gewicht.

Wie zulk een belofte breekt, maakt zich schuldig aan zware zonde. Diep zondigt hij tegen het negende gebod.

Ook kan hij in zeer ernstigen zin overtreder worden van het zesde gebod, wijl niet zelden het uitmaken van de verloving het leven van de andere partij totaal verwoest.

Of er nu nooit zich omstandigheden kunnen voordoen, waardoor het verbreken van een verloving geoorloofd is of zèUs eisch wordt?

Naai- het mij voorkomt heeft iemand slechts in één geval het recht éénzijdig een verloving te breken, d.w.z. tegen den zin van de andere partij; n.l. dan wanneer deze laatste zelf begonnen is met ontrouw te worden en zich op eenigerlei wijze Ite geven aan een vreemde.

In alle andere gevallen zal een verloving alléén mogen worden uitgemaakt met wederzijdsch goedvinden.

Daar kunnen zich ook omstandigheden voordoen, waarin dat gewenscht is. B.v. Daar kunnen zich in den verlovingstijd karaktertrekken openbaren bij het meisje of bij den jongen, die den ander doen zeggen: „het zal mij bovenmenschehjke inspanning komen te kosten om dat karakter in het huwelijk te verdragen en er de hefde en den vrede bij te behouden".

Of; een der verloofden kan een ziekte krijgen, waardoor hij (of zij) voor het huweUjksleven totaal ongeschikt wordt;

Of; in den loop van de verloving kan de liefde zóó inzinken, dat men zegt: „zóó zal het huwelijk voor mij nooit een vreugde kunnen worden, maar een voortdurend kruis blijven".

Deze dingen, waaraan misschien nog andere zouden kunnen worden toegevoegd, kunnen het gewenscht maken een verloving te verbreken.

Maar dan nooit anders, dan met wederzjjdsche instemming. Men heeft immers éénmaal zijn woord gegeven; onvoorwaardelijk. Dat woord mag men niet terugnemen; men kan vragen of men het terug mag hebben.

Men kan daarbij teeder en ernstig de dingen precies zeggen zooals zij zijn en er op aandringen, dat men toch daarmee rekene, en niet, halsstarrig, het éénmaal gegeven woord vasthoude.

Maar blijft de ander, ondanks alles, ons aan onze belofte houden, dan hebben wij manmoedig, in de kracht des geloofs, het kruis op ons te nemen en ons lot en leven in Gods handen te stellen. Dat kan zwaar zijn; maar waarachtig geluk kunnen wij alléén verwachten in den weg Gods, nooit in eigen gekozen paden.

Ook dan, wanneer men in zijn hart overtuigd is, dat het verbreken van de verloving voor beide partijen het beste zou zijn, hoede men er zich voor, dat men door een zekere „pressie" den ander er toe zoeke te bewegen „het woord" terug te geven; b.v. door opzettelijk onhebbelijk en liefdeloos te doen.

Men heeft één keer zich vrijwillig verbonden en het is gemêén om dan door leeUjk-doen hem of haar aan wie men zich vefloofde het leven zoo zwaar te maken, dat zij wel genoodzaakt zijn om te zeggen: „laat het dan maar uit wezen".

Al zou men de verloving graag uit willen hebben, dan nog is men geroepen om, te doen wat men kan om zijn verloofde gelukkig te maken.

Twee dingen nog.

In de eerste plaats: als uw verloofde duidelijk Iaat bhjken of openhartig zegt, dat het aanhouden van de verloving^heim (of haar) niet aangenaam zou zijn, blijf dan nooit uit trots of uit stijfhooidigheid weigeren hem. (of Tiaar) het woord terug te geven.

Dat moogt ge alléén doen, als het uw vaste overtuiging is, dat het voor het levensgeluk, het waarachtig levensgeluk van uw verloofde beter is, dat gij elkander blijft toebehooren.

Zelfzucht mag hier nooit den toon aangeven.

In de tweede plaats: Hoe voorzichtig moet men zijn met „verkeeren en verloven".

Dat lichtzinnig scharrelen, dat „zoo maar eens verkeering aanknoopen"; dat ^^oppervlakkig zich verloven", het is alles uit den duivel.

I(n alle dingen, die betrekking hebben op de voorbereiding van het huwelijk, ga men niet dan biddende te werk; ernstig biddende.

Zóó alléén blijft men er voor bewaard, dat men een verkeering zou beginnen met — en werkelijk liefde zou gaan opvatten voor een jongen of een meisje, van wie men toch zou moeten zeggen: „een huwelijk met hem (of haar) kan Go de niet welgevallig zijn".

Zóó alléén blijft men bewaard voor een verloving, die straks, in plaats van een bron van levensvreugde te zijn, wordt tot een bijna ondr a, gelijk kruis.

Ernst en teederheid, daarop komt het hier aan.

D. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's