Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenstemmige koraalvoorspelen.

„Het goede voorspel voor een Psalm met één stem is er om te bewijzen, dat inleving niet iöhoeft te bestaan uit lawaai of een contrapunctisoh uitgewerkt stui, een goed organist zal meit één pennestreek als 't ware, in één stem zijn ziel kunnen uitstorten. Als een organist zijn taak goed begrijpt, zal hij niet moeten denken: „dit is nu eens een aardig motief en dit zullen we eens canonisoh doen.... inleven is de hoofdzaak."

Het is niet om met den heer Besselaar van de Groote Kerk uit Rotterdam een debat aan te gaan, dat ik de pen opneem naar aanleiding van wat hierboven gezet werd en dat door hem gezegd werd tijdens een interview met den Muziekredacteur van „De Standaard", 22 en 23 Mei opgenomen.

Het is in hoofdzaak dat ik het doe, om de gedachte van dat „inleven" en ook om de idee van het „eenstemmige koraalvoorspel" een weinig aan te vullen met wat ik destijds daarover schreef, toen ik nog een correspondentie-rubriek onderhield in „De Omroepgids" der Ned. Chr. Radio- Vereen. — nog na te slaan in het nummer van 11 Juni 1931.

(Het eenige verschil tusschen ons beiden is: dat wat de heer B. bijna viitsluitend op den voorgrond stelt, ik bij al de andere manieren om een koraalvoorspel te maken, onderbreng.)

„Een geheel andere opvatting van Koraalvoorspel gaf ons de melodie en ook de woorden van Psalm 4:1. 't Is natuurlijk niet noodig altijd onze gedachten op éénzelfde manier te richten en conventioneel vast te houden aan themabewerking, harmoniseering, contrapunct enz.... Wat zou er tegen zijn om b.v., zooals in dit geval, eens te beginnen met eenige eenvoudige intonaties van het motief waarmee deze zangwijs begint? Bij de uitvoering denke men niet aan maatstrepen al staan ze er, maar stelle zich voor een zanger, die, in vrij rhythme, op verschillende toonhoogten, achtereenvolgens deze sequensachtige alléén-roep laat hooren, gecadanseerd door eenige accoorden".

(Ik herhaal ook nog eens de noten: )

Zoo men ziet gaan wij vrijwel accoord met elkaar, al zegt de een het ietwat anders dan de ander.

„Inleven" is inderdaad de hoofdzaak en hoeft zich niet altijd te uiten in een voorbedachtj een naar alle regelen der kunst uitgewerkt preludium. Het kan ook geschieden door het simpel afspelen van een stuk of wat motiefnoten, ondersteund door eenige sluitharmonieën, of, zooals de heer B. doet: unisono met niets van samenklank en tegenzang erbij.

Maar aan den anderen kant zal dat „inleven" toch ook de overige differente vormen niet voorbij mogen gaan, zich moeten manifesteeren in be paalde kaders, niet uitsluitend zich bezighouden met het eene en het andere onbenut laten.

Temeer daar ieder motief, thema, iedere melodie weer een andere wijze van behandelen vraagt. Niet alles leent zich tot een strenge, contrapunctische, canonische zetwijze of tot een gevoelig stuk lyriek, tot muziek van een elegisch karakter. De eene opgaaf is de andere niet, zoomin als éé opvatting gebiedend is of uniform gesteld kan worden. Men kan, om voorbeelden te geven, evenzoogoed een voorspel voor Psalm 33 streng-dorisch zetten en polyphonisch, als in gewoon-mineur en homophoon. 't Hangt alleen maar af van wat men lermee zeggen of uitdrukken wil. Is het eerste neutraal, een paspartout op al de verzen van Ps. 33, uitgezonderd het 7e, en spreekt het klassieke taal — om de woorden: „De Groote Schepper aller dingen ziet uit het ongenaakbaar Licht" slaat de tweede opvatting moderner klanken aan, zet de zangwijs in andere stijl en harmonie.

Kan ik mij óók heel goed indenken het merkwaardige, zooals 'de heer B. zeide, „dat velen, ook wanneer ik ©en voorspel geef met één stem, toch aandachtig luisteren", dat, als hij b.v. Ev Gez. 83: „God, enkel Licht" uitvoert:

vrij in de maat, iedere regel met een afzonderlijk solo-register, mysterieus of helder, veraf en dichtbij, dynamisch toe- of afnemend, dat zooiets suggestief op ©en schare inwerkt; desniettemin geloof

ik ook van heeler harte, dat diezelfde „velen" in zijn Groote Kerk even aandachtig zouden luisteren, als hij het op zijn prachtig orgel aldus zou doen:

Niemand zal zeggen bij dit laatste, dat ook hier niet „een goed organist" zijn ziel heeft uitgestort, zij het dan met meerdere pennestreken en met meer stemmen dan één. Dat ook hier niet „een organist zijn taak goed begrijpt" ook al zei hij: „dit zullen we eens canonisch doen". Dat ook hier niet „inleven" de hoofdzaak is geweest, waar het uitgroeide tot „een contrapunctisch uitgewerkt stuk".

Alleen kan men zich bezighouden met de vraa_g: welk „inleven" ging dieper, is verder doorgedrongen, heeft méér de ziel der dingen geraakt? Welk „inleven" gold alleen maar: het sentiment, het gevoelige der melodie, haar uiterlijk, en welk

trachtte nog sterker aan dat alles uitdrukking te geven, door een gewaad voor haar te vinden waardoor ook al haar innerlijkheden te beter nog uit zouden komen en tot spreken gebracht?

„Inleven is de hoofdzaak" — met recht! Maar dan moet dat inleven zich ook openbaren in vormen met wezenlijken inhoud, zich vertoonen in gedaanten met karakteristieke trekken, zich uitleven in prestaties van waarachtige Kunst en Schoonheid.

Anders... wat nut zal dat inleven dan afwerpen voor het kennen en kunnen, voor het hooren en verstaan, als het niet méér geeft dan wat uiterlijke aanraking, wat oppervlakkige aandoening, bovengrondsche versiering?

Eenstemmige Koraalvoorspelen — het zij zoo, Hoe meer hoe üever!

Als hel dan maar „Pennestreken", „Zielsuitstortingen" zijn: de Kerk, de Gemeente, den Psalm,

het Lied, "het Kerkgezang, het Orgel, den Speler, de Muziek waardig!

Geen mooidoenerijtjes met karakterregisters; effect jagerijtj es met Zwel- en Femwerken; ijdele vertooninkjes van enkel nolentrasen, van louter muziekzinnen!

Maar KUNST en niets anders dan dat! Koraalkunst; Orgelkunst! Kerkkunst! VOLKSkunst!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's