Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Bioscoop-bezwaren.

Het volgende, aan Prof. Schilder geadresseerde, schrijven kwam tot mij:

„Ondergeteekende heeft consciëntiebezwaren om als Hoofd ©ener School met den Bijbel, op Geref. grondslag, met zijn kinderen naar een bioscoopgebouw te gaan, waar een film (verkeersfilm, Oranjetilm plus lachfilm) wordt vertoond." Afgezien van de beteekenis der film stelt hij de vraag: „mogen onderwijzers als paedagogen langs dezen weg den kinderen het pad banen naar de bioscoop? Hebben besturen en onderwijzers hier niet een taak om voorzichtig te zijn? Ook dan, als alle kinderen uit de gemeente vanwege het gemeentebestuur tot een dergelijke attractie worden uitgenoodigd? Het zal u wellicht bekend zijn, dat verscliillende paedagogen van naam, als prof. Casimir e.a. tegen het beginsel van elk© schoolbioscoop zijn. Zou u bij gelegenheid in „De Reformatie" uw hooggewaardeerde gedachten over deze zaak kunnen geven? "

Gaarne wil ik trachten op de hier gestelde vraag een antwoord te geven, dat den schrijver in zijn moeilijkheden ©enigermate te hulp kan komen.

De bioscoop, zooals wij die, als cultureel verschijnsel, in onze samenleving kennen, acht ik een zóó verderfelijk verschijnsel, dat ik geen woorden vinden kan om mijn afkeer daarover te uiten gelijk ik wel wilde.

Zelf ben ik nog nooit in een bioscoop geweest. Ik heb wel eens gedacht, dat het voor mij, om met kennis van zaken, over dit onderwerp te kunnen schrijven en spreken, noodig zou zijn ook eens leen voorstelJing bij te wonen, maar tot nu toe ben ik daarvoor altijd nog teruggedeinsd.

Wat ik er van weet, heb ik van de annonoe's en alfiche's, die den volke kond doen van de heerlijkheden, die er in de schemerige zaal zullen worden vertoond.

En die - dingen zeggen mij genoeg. De platen en opschriften, die voor de filmvertooningen propaganda moeten maliën, richten zich bijna zonder uitzondering op de lagere instincten in den mensch; — liefdesverwikkelingen van min zuiver allooi, misdadigheidsgevallen en dergelijke zijn schering en inslag. Het kan best zijn, dat de film zelf vaak zoo slecht niet is, als de aankondigingen zouden doen denken; maar — het feit, dat men op die manier het publiek lokt, bewijst mij, dat het bij heel die bioscoop-instelhug alléén te doen is om geldmakerij, terwijl men zich er in 't minst niet om bekommert welke moreele gevolgen ©en voorstelling heeft, welk zedelijk kwaad men den toeschouwer berokkent.

Is dan onze worsteling om los te komen van al wat laag en platvloersch is, nog niet groot genoeg, dat men, om geld te verdienen, ons met geweld omlaag moet trekken en in een oogenblik kapot slaan wat in langen, zwaren strijd misschien is verworven ?

Dat wordt niet goedgemaakt doordat m©n van tijd tot tijd eens een natuurfilm geeft of iets van die kracht.

Die mooie, onschuldige, verheven films moeten idienstdoenalseeu (ach, al te doorzichtig) kleed om de ongerechtigheid dezer instelling te bedekken. De wetenschap hoe onnoemelijk veel schade de duistere tempels der bioscopen in het leven aanrichten, moest alle belijders verre houden van elk bioscoopbezoek. Met heel die bioscoop-wereld moeten wij niet van doen willen hebben.

En nu weet ik nog niet eens, wat daar eerst gebeuren moet bij het maken van een film; — al de ongerechtigheid, die daaraan verbonden is.

Natuurlijk is met deze woorden de film, het (levende beeld, op zichzelf niet veroordeeld; — ook is hiermee niet beantwoord de vraag of men voor onderwijs-< doeleinden of voor andere nuttige dingen, van een film, los van elke bioscoopinstelling, geen gebruik zou mogen maken.

Maar wel, en daarover gaat het hier, wel zijn we hiermee voor de vraag gesteld, óf en in hoeverre wij misschien door aan de film een plaats te geven in ons leven, de bioscoop zouden steunen en, indirect, het bioscoop-bezoek bevorderen.

Indien van het op zichzelf geoorloofd filmgebruik gevolg zou zijn, dat daardoor bij de toeschouwers de begeerte om naar de bioscoop te gaan zou worden opgewekt of aangewakkerd, dan is, zou ik zeggen, elke winst, die, op welk terrein ook, door de film wordt verkregen, te duur gekocht.

En nu de vraag.

Het komt mij voor, dat er, zóó bezien, gevaar ligt in het, met zijn schoolkinderen, naar de bioscoop gaan om daar een film te gaan zien, inzonderheid, wanneer die film dan ook nog weer omkransd wordt door lachfilmpjes.

Bij het vertoonen van ©en film in de school zelf acht ik het gevaar niet zoo groot.

Maar door met de kinderen naar de bioscoop te gaan, brengt men hen dichter bij, — maakt men hen meer vertrouwd met die inrichting. Zien ze daar een mooie, boeiende film, dan wordt er tusschen hen en die inrichting ©en zekere band gelegd, die hen onwillekeurig daarheen terugtrekt. De weerstand die er in het kinderhart tegen de verlokselen van de bioscoop bestond wordt verzwakt.

Zelf zal men in zijn verbieden van het bioscoopbezoek niet meer zoo sterk staan als tevoren. Het kind zal immers èn niet willen èn ook inderdaad niet goed kunnen volgen uw redeneering, waardoor gij hem duidelijk tracht te maken, dat het heel wat anders is naai- de bioscoop te gaan, dan naar die bepaalde voorstelling.

Daarom acht ik het uit ethisch-paedagogisch standpunt gezien, gevaarlijk en dus verwerpelijk om als Hoofd van een School met zijn klassen ©en voorstelling, als in de vraag bedoeld, te gaan bijwonen.

En ik zou dezen broeder op bet hart willen binden: als uw geweten zicb daartegen verzet, idoe het dan niet; stap over uw geweten niet heen, maar houdt voet bij stuk.

Gij kunt uw standpunt aan bet Gemeentebestuur duidelijk maken; en dan zal men u eerder om uw houding respecteeren, dan u die kwalijk nemen.

Hem en allen opvoeders, ook mijzelf, zeg ik bet, met al de overtuiging van mijn ziel: laat ons waken, dat wij onze kinderen en jonge menseben bewaren voor den greep van dit kwaad, dat zijn slachtofl'ers bij duizenden telt.

Laten wij het hun duidelijk maken, dat wij, Gods volk, heel geen behoefte hebben aan de genietingen van de bioscoop.

Wij hebben onzen rijkdom in onszelf^ als wij maar leven uit het geloof in Christus.

Wij ontkomen aan het hier dreigende gevaar ook niet, door zelf een Christelijke bioscoop in het leven te roepen.

Die zal of niet kunnen bestaan, of haar toevlucht moeten nemen tot dingen, waardoor bet onderscheid tusschen Christelijke en wereldsche bioscoop wordt opgeheven; en zoo zou zij toch het pad naar DE bioscoop weer banen.

Geen surrogaat voor de bioscoop zal onze jonge menschen uit de moeite helpen, maar alléén een gezond en sterk geloofsleven, dat ons vanzelf ons boven de hier dreigende verzoeking doet verheven

zijn.

D. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's