Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Huweiyk en Oginoïsme.

I.

De vraag of periodieke onthouding in liet liuwelijk, liet z.g. Oginoïsme, den Cliristenen geoorloofd is, mag zeker in dezen tijd van crisis wel eens nader onder de oogen worden gezien. Immers allerwegen lioort men spreken van huwelijksnood, van crisis, d.w.z. van moeiliikheden ook op sexueel gebied; ja de meeste schrijvers op dit gebied noemen dezen nood zelfs zeer groot. Het is vooral de groote ramp der werkloosheid, de oeconomische nood in den meest uitgebreiden zin van het woord, de algemeene verarming, welke zeer in 't bijzonder dezen nood heeft toegespitst. Dat er derhalve inderdaad ©en reden is om thans over huwelijksnood te spreken, is zonder meer duideUjk. De vraag is echter: hoe komen we uif deze moeiüjkheden?

De ongeloovige wereld was, en is nog, met de beantwoording van deze vragen gauw klaar. Geboortebeperking door middel van de moderne voorbehoedmiddelen, zie daar een even eenvoudige als doeltreffende oplossing. De Chr. Kerk verwierp de kinderbeperking in Neo-Malthusiaanschen geest en brandmerkte haar terecht als contrabande. Zedelijke zelfbeheersching, absolute onthouding, was volgens haar het eenige geoorloofde middel in dezen. Met de vondsten van Ogino-llnaus echter kwam de quaestie der facultatieve, steriliteit, d.w.z. de onvruchtbaarheid naar believen, opnieuw in het brandpunt der belangstelling te staan. Hierbij werd de volgens velen ondraigelijke last der algeheele abstinentie afgewenteld en kon men door ©en natuurlijk middel den „dreigenden kinderzegen" voorkomen. Vooral van R.-Katholieke zijde is deze methode fel gepropageerd en merkwaardigerwijze door vele moraal-theologen der R.-K. Kerk ook getolereerd. Aangezien nu kinderbeperking onder de Protestanten geen vreemd veirschijnsel is^), leek het ons gewenscht de methode Ogino-Smulders ook eens van uit Calvlnistischen gezichtshoek te bezien. Hoewel dit vraagstuk zoowel het medisch-sociaal als het moraal-theologisch gebied raakt, zullen we in hoofdzaak deze nieuwe pracüjken op haar ethische waarde toetsen.

Reeds in de grijze oudheid was de meening verspreid, dat op bepaalde tijden in den maandelijkschen kringloop der vrouw de bevruchting zoo niet uitgesloten dan toch minder waarschijnhjk was. In elke periode tusschen twee opeenvolgende menstruaties zou een maximum en ©en minimum van bevruchtingskans te onderscheiden zijn. Eerst in de laatste jaren is hierin min of meer zekerheid gekomen. Door de onderzoekingen van den Oostenrijkschen arts Dr linaus (in 1929) en den Japanschen arts Dr Ogino (in 1930) is het mogelijk geworden de vruchtbare en onvruchtbare tijden der vrouw in ieder individueel geval vast te stellen. Hierdoor was tevens de weg geopend om bewuste conoeptievermijding te verkrijgen ook langs anderen weg dan met behulp van Neo-Malthusiaansche middelen of door absolute onthouding. '

Of inderdaad door de gegevens van Ogino en Knaus het mogelijk is met juistheid de vruchtbare dagen te berekenen valt te betwijfelen. Vrouwenartsen van naam ontkennen pertinent, dat een dergelijke „onveilige periode" valt aan te geven. Daar hel ons echter alleen om de ethische waardeering van deze nieuwe methode te doen is, zullen wij de medische critiek verder laten rusten en ons nu gaan bezighouden met het doel van het Oginoïsme.

De menschheid, zoo zegt Smulders 2), is sinds 1930 in het bezit gekomen van een wetenschappelijke methode van periodieke onthouding in het huwelijk, welke op zuiver natuurlijken grondslag berust;

welke — mits onder medisch-deskundige voorhchting — individueel nauwkeurig kan worden toegepast;

welke — mits met juistheid voorgeschreven en met stiptheid opgevolgd — met zekerheid to t v e r m ij d i n g der conceptie v o e r t s);

en welke — mits om zwaarwichtige en grondige redenen aanvaard — zonder schade is voor de moreele, physieke en psychische gezondheid der beide eehtgenoolen en voor de gaafheid van het huweUjk zelf.

Ziedaar de samenvatting, die Smulders van de periodieke onthouding geeft. Het doel is derhalve geboortebeperking, het middel samenleving in de onvruchtbare tijden. Deze twee: doel en middel dienen bij de beoordeeling van de periodieke onthouding wel scherp uit elkaar te worden gehouden. Immers het middel op zichzelf kan goed wezen, terwijl het doel beslist is af te keuren en omgekeerd.

Wat allereerst het doel van het Oginoïsme betreft, n.l. geboortebeperking, zoo is in dit verband op te merken, dat ook volgens Gereformeerde op^ vatting in zeer bijzondere gevallen geboortebeperking raadzaam is. De vraag toch of het gebod Gods: „weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u" zóó opgeval moei worden, dat in elk huwelijk een maximum aantal kinderen ter wereld moet gebracht worden, is door vele gezaghebbende schrijvers van Gereformeerde zijde ontkennend beantwoord. Reeds Prof. Geesink*) gaf bepaalde gevallen aan, waarin lijdelijke of géheele onthouding in het huwelijk plicht was. Als zoodanig noemt hij: wamieer het leven der vrouw bij hernieuwde zwangerschap in gevaar komt, wamieer de mogelijkheid bestaat, dat er geestelijk of lichamelijk abnormale kinderen worden geboren, of waimeer door vermeerdering der geboorten de ellende van het gezin zou toenemen (b.v. armoede, ziekte).

Meer algemeen gaat Dr Wielenga op deze quaestie in, als hij ter verklaring van het huwelijksfor- •mulier opmerkt, dat uit het bevel Gods tot vermenigvuldiging volstrekt niet voortvloeit, dat de mensch maar steeds zijn sexueele drift zou bevreidigen, zoogenaamd de uitkomst aan God overlatend. Er was en er is nog ©en misbruik maken van Gods ordonnantie „ten koste van den welstand en de levenskracht der gehuwden, tot schade van den opbloei van het gezin."

Zoo zijn wij het dan ook volkomen met Ds Delleman ^) eens, dat een zekere regeling der geboorten in ieder huwelijk zedelijk plicht is. Bij deze op-vatting wordt aan het gebod: „weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u" niet te kort gedaan. Hen volle aanvaardt men den zegen in deze uitspraak gelegen, maar men acht zich toch verplicht om na de geboorte van een kind niet dadelijk opnieuw de mogelijkheid van conceptie te scheppen. Hierbij heeft men vooral de gezondheid der vrouw op het oog, terwijl ook voor de opvoeding der kinderen een te snelle opeenvolging van zwangerschappen ongewenscht is. Is derhalve geboortebeperking in 't algemeen absoluut ontoelaatbaar, anderzijds is geboorteregeling pUcht.


1) Vgl. o.m. Dr J. Sanders: The declining birthrate in Rotterdam ; Dr A. C. Drogendijk: De verloskundige voorziening in Dordrecht van plm. 1500 tot heden; en Huwelijk en Geboortebeperking, 3 rapporten aan de Classis 's-Gravenhage van de Geref. Kerken.

2) J. N. J. Smulders: Periodieke onthouding in het huwelijk.

3) Spatieering van ons.

4) Prof. Dr W. Geesink: Gereformeerde Ethiek.

5) Ds Th. Delleman: Geboorteregeling als theologisch probleem in onzen tijd. (Ger. Theolog. Tijdschr. 1932).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's