Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ontwikkeling van 't begrip „liart" in fle Heilige SciirifL

(Men leze de inleidende aanteeketiing boven het vooi-gaande artikel. Redactie.)

Het is te begrijpen, dat men in Clmstelijke kringen voor de nieuwe indeeling van het zieleleven steun zoekt in de Heilige Schrift. Die indeeling is in hoofdzaak deze, dat er is ©en centrum en een peripherie (omtrek of mantel van het zieleleven). De één noemt het centrum „geest" en gebruikt den tekst: „de geest is het^ die levend maalit". Een ander noemt het centrum „hart" en vindt zijn gevoelen terug in de woorden: „uit het hart (daaruit) zijn de uitgangen des levens".

Hiertegenover moet o.i. stelling worden genomen, aangezien de Heilige Schrift d© nieuwe indeeling van het zieleleven niet kent. Ook is het niet te verwachten, dat de taal al de eeuwien, die tusschen de auteurs van de Sclu'ift, alsmede tusschen hen len ons verloopen zijn, heeft stilgestaan. Reeds zagen we, dat de Sclnrift doorgaans twee zijden van .Jiet zieleleven kent, de actieve en de receptieve zijde. De voornaamste term om de receptieve zijde te benoemen is „het hart". Daardoor staat deze term dichter bij wat men thans beschouwt als het onderbewustzijn, dan bij hetgeen men bedoelt met de ikheid of het centrum van het zieleleven.

In het Oude Testament worden aan het hart toegeschreven de gewaarwordingen van zien, hooren, rieken, smaken, tasten (zie voor de bewijsplaatsejl; io mijn: „Gevoel in de Heilige Sclirift" pag. 26). ; |

Eveneens de waarnemingen, want die heefet ) vaak een kennen met het hart, ter harte nemen ; ; of een medegaan van het hart. Zoo ook de heriu. • • neringsvoorstellingen, want die heeten bekenuej j met het hart.

Allermeest echter de phantasie-voorstellingen . want het hart graveert, snijdt in, smeedt, ploe^ : formeert. Het is in de beeldspraak zoowel d, c pottenbakker als zijn werkplaats. Dezie reproduc. '% ties worden opgevat als ingevingen, die uit ht - onderbewuste leven opwellen, ze gaan van weg ^ het gevoel soms gepaard met zware pijnen. Dt if profeet Jeremia roept uit: „Ik heb barenswee: o wanden mijns harten! mijn hart maakt getier ir ; mij, ik kan niet zwijgen", (c. 4 vs 19).

De spreekwoorden: „het hart der aarde" et „het hart van de zee" wijzen er op, dat de ge. dachten des harten zoo diep weg hggen, dat niemand er bij kan komen. Alleen God kent het diep verborgene hart, dat achter een grendel, een deksel of een zegel toegesloten ligt. Daarom is het ooi: zoo moeilijk om de zonde te ^.overwinnen, wam ze wortelt in het hai-t. . .

In de jongste Boeken van het Oude Testameis komt de beteekenis van het hoofd mieer naai voren. De profeet Daniël spreekt van de gezichtet zijns lioofds. Bij andere profeten wordt 'tgebruil; van den term „hoofd" voor „leider" meer algemeen Deze terminologie is van vreemden oorsprong Doch daarnaast blijft het hai-t de plaats vanwaarde onwillekeurige of passieve attentie ontspringt. Immers gedachten komen in het hart op; men moei zijn hart begeven, d.i. aanzietten om dingen te verstaan; daartoe schikken, richten. Men kan ooi zijn hart weerhouden, verzwaren, toesluiten, en daarna weer uitstorten. ' j , , i ; (

i Van de ikheid of van het centrum des levens • kunnen deze dingen niet gezegd worden. De teks! Spreuken 4 vs 23: „daai-uit zijn de uitgangen de •- levens" wordt dan ook ten onrecht© toegepasl op het „ik" van den menscli. Immers beteekeul tódsaoot deuren (Ezech. 48:30) en blijkens M 17:11 zijn de gedachten, die in het onderbewustf schuilen, de bezittingen des harten. Het hart bewaart ze en sleclits nu, en dan stijgen ze op uil deze onderbewuste bewaarplaats door levende deuren. Bij deze deuren moet men de wacht houden

In het Nieuwe Testament en bij de Zeventigen komt „hart, kaï-dia" betrekkelijk weinig voor. Volgens H. Cremers lexicon komt hier de zedelijkreligieuise beteekenis van „hart" meer naar voren Geloof en ongeloof wortelen in het hart. Satan vaart bij Judas in het hart, Gods Woord wordl gezaaid in het hart, en Satan neemt het daaruil weg. Matth. 13:19. Ook hier is du, s het hart hel

onderbewuste leven. Van een hart, dat als centrum siiet bewuste leven bestuurt, kan 'dit niet gezegd ïworden. De uitbreiding in beteekenis van hart én het Nienwe Testament ligt in het aan- •nemen van besluiten en wilsmotieven, die onderbewust in het hart verborgen liggen, blijkens Hand. 11:23, 1 Kor. 7:37. Vaak komt het hart voor in verbinding met bet Gri^eksche woord dianoia en nous, die ook onderbewust denken kunnen beteekenen.

De vraag of de term „hart" in het Nieuwe Testament soms voorkomt in den zin varx geweten, moet met het oog op Rom. 2:15 e.a.p-. toestemmend beantwoord worden. Niet het geweten als ©en sbem Gods, maar als een complex van bezwarende gedachten, die oprijzen uit het hart. Luc. 21:34, Mare. 7:21; Luc. 2:35). In deze uit het onderbewuste opklimmende gedachten schuilt toog een medeweten met de wet Gods. Ze zijn omkleed met een sterk gevoel van onlust, waardoor het hart vaak dik, vet, hard, stijf en ruw als dia^ •mant wordL Het kennen dat soms aan het hart wordt toegeschreven, b.v. het hart kent zijn eigene droefheid, en „God gaf ben een hart om te verstaan", is de met gevoel omkleede opmierkzaamheid, sdie door pijn of door Gods Woord wordt geprikkeld om acht te geven op een ding.

Het hart is in de HeUige Sdirift niet het ik, vanwaar de ziel (mondadem) en de geest (neusadem) uitgaan, want de onderscheiding van centrum en peripberie kent de Schrift niet. Voor ons is die onderscheiding onmisbaar, omdat wij analytisch denken en betoogen, maar de auteurs van de Heilige Schrift badden daaraan geen behoefte.

Wat wel voor hen een groote vraag was, was de verbinding van het actieve deel van het zieleleven (geest) en het receptieve deel (hart). Daarvoor werden bijzondere termen gebruikt, waaronder „ziel" een voorname plaats bekleedt, zooals ons nader zal blijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's