Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Creatlanlsme bjj de Scbolastleken.

Niet alleen de kerkvaders, maar ook de middeleieuwsche godgeleerden hebben zich bezig gehouden met het onderzoek naar het ontstaan van de ziel des menschen. Zij bepaalden zich niet tot het overnemen van de voorstelling van Aristoteles f 322 V. Christus, volgens wien de redelijke ziel van een jongen op den 40en dag en die van een meisje op den 90en dag na de conceptie ontstaat. Boethius f 525, stelde den mensch als geest op één lijn met de Engelen, met dit onderscheid, dat de geest van de Engelen niet verwant is aan het zirmielijke, de geest van de menschen wel. De ziel is volgens hem, evenals de geest van de Engelen, een eenvoudige, ondeelbare substantie. Ze kan zich niet voortplanten, want dan zou zij haar eigen wezen verliezen, hetgeen onzinnig is. Ze wordt door God geschapen en met het lichaam verbonden in den moederschoot op dezelfde wijze als het toeging bij de schepping van Adam. Bij Petrus Lombardus f 1164 vinden wij dezelfde voorstelling als bij Boëthius. Albertus Magnus f 1280 onderscheidt het lichaam, dat door de ouders ofltstaat. als stof, die de geschiktheid bezit, om de ziel in zich op te nemen. God maakt daarvan gebruik als hij den mensch schept in den moederschoot. Volgens sommigen schiep God alle zielen tegelijk. Zij beroepen zich op Psalm 33:15: Hij formeert hun aller hart. Maar Albertus betoogt, dat God bij Adam de soort van de geestelijke wezens schiep, waartoe de individueele zielen behooren. De ziel is volgens hem in zoover van de ouders afkomstig, als ze overeenkomt met de ziel van planten en dieren. In die stof schept God de redelijke ziel als een complement of laatste toevoegsel onmiddellijk.

Thomas van Aquino f 1274, de leerling van Albertus, heeft zich bij deze opvatting van de schepping der ziel aangesloten. Hij legt den nadruk op het feit, dat de ziel een wezenlijk bestanddeel van de menschelijke natuur is, en dus niet bestaan heeft zonder haar lichaam. Hij ziet, evenals Aristoteles, in de ziel den vorm, de actualiteit, van het lichaam. De ziel bestaat in het zaad en de ongeboren vrucht alleen in mogelijkheid, niet in werkelijkheid. De embryoi leeft dus eerst een vegetatief of plantaardig leven in den moederschoot. Deze vorm wordt verdorven en in Zijn plaats treedt de sensitieve of animale ziel, die de vroegere ontwikkeling in zich opneemt en voortzet. Nog later treedt de ïntellectieve of redelijke ziel in de plaats van de dierlijke ziel, terwijl zij de beide vorige vormen in zich opneemt. De ouders geven aan hun kind alleen de dispositie tot opname van dezen hoogslen vorm, maar de Heilige Geest schept dien vorm uit de aanwezige elementen. Duns Scotus f 1308, en de Scotisten Maïi-onius, Ocham e.a. hebben de opvatting van Thomas en de Thomisten "ten dezen ernstig bestreden. De leer van drie zielen in één levend individu, en den overgang van de ééne ziel, die verdwijnt, in de andere, scheen hun ongerijmd toe. Scotus gaat uit van het feit, dat bij den dood de vorm van de ziel weggaat, terwijl het lichaam hier blijft. Daarom moeten lichaam en ziel elk een afzonderlijken vorm hebben. Deze opvatting noodzaakt de Scotisten tot hel aannemen van een influxus, d.i. in elkaar vloeien van krachten van het lichaam in de ziel en van de ziel in het lichaam. Het einde van deze redeneering is, dat de ziel als iets stoffelijks wordt gedacht, d.i. de opvatting van het materialisme.

Franz Suarez f 1617, een Jezuït en neo-scholasticus, heeft met het oog op deze bezwaren een gewijzigde opvatting verdedigd, in plaats van de

Thomistisch'e. Hij acht dat de ééne, ongedeelde, ziel tegelijk beginsel is van het plantaardige, dierlijke en intellectieve leven van den mensch. Er zijn volgens bem niet drie zielen achtereenvolgens in de ongeboren %'rucht, maar verschillende ^aden van dezelfde ziel. De ziel is niet absoluut eenvoudig, want dat is alleen God. De ziel is een Ik, dat vele functies heeft, doch daarin niet opgaat, maar ze kan daarvan onderscheiden worden.

Ons Ik is de diepste en meest verborgen kern van ons leven, dat steeds moer een bepaalde gestalte krijgt. Het kan vergeleken worden bij de ongeboren vrucht, die zich in den moederschoot ontwikkelt, en tenslotte bij de geboorte in het dagUcht treedt. Bij de ziel valt deze geboorte van den inwendigen mensch samen met den overgang naar den hemel. Njel alle zielen gaan die geboorte tegemoet, want sommige zielen gaan in den eeuwigen dood, om door smart en pijn gelouterd en geadeld te worden. De mensch heeft in dit leven geen aanschouwelijke voorstelling van zijn Ik, als den verborgen grond van zijn geestelijk wezen en leven. Na dit leven zal hij èf in zichzelf een eindelooze ledigheid vinden doordat hij van God vervreemd is, öf hij zal als gezaligde den blik naar binnen richtend daar God ontdekken^ wiens beelddrager hij is. De mensch is niet geroepen lot aanschouwing van zichzelf, maar tot het aanschouwen van God, dat hem vrede, kennis en zaligheid zal aanbrengen.

Blikken we nu terug in den loop van de ontwikkeling van het begrip: zieleschepping, zoo blijkt dat de middeleeuwsche godgeleerden geen vrede hadden met de gelijkstelling van de schepping van Adam en die van het kind in den moederschoot. Zij zochten naar een werkverdeeling, waarbij aan de ouders de formatie van de lagere ziel en aan God de schepping van de hocjgere ziel als complement werd toegekend. Deze twee-zielen-leer voldeed ook niet, waarom Thomas voorstelde, dat de ouders aan hun kind de dispositie voor de hoogere ziel mededeelden.

Ten slotte kwam Suarez tot de ontdekking van den persoon des menschen, als zijn meest fundamenteel wezen, dat zich allerlei functies ziet toebedeeld door God.

Afgedacht van zijn opvatting van den dood en van de eeuwige straf, die door de Heihge Schrift wordt weersproken, mogen wij toch zeggen, dat de scholastiek in Suarez wat de zielkunde betreft^ een hoogtepunt heeft bereikt, waarop wij nu nog staan. Het rationalisme van Cartesius en zijn volgelingen heeft de ontwikkeling van 'het begrip der ziel en hai-en oorsprong, twee eeuwen achteruit gezet. Alleen in zoover is hun arbeid nuttig geweest, dat daardoor het bewustzijn ons beter bekend is geworden dan door de scholastiek. Zoo is het ook met de nieuwere zielkunde, die ons den omvang en de graden van bewustwording heeft opgehelderd. Maar vraagt men naar den oorsprong van de ziel, dan moet het probleem o.i. daar aangevat worden, waar de scholastici het hebben laten liggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's