Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons gebed voor de Zending.

Dat de Zending naast, ja vóór alle dingen ons gebed noodig heeft, behoort tot die dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben.

Zoo is het altijd ook geweest. Overal waar de liefde voor de Zending ontvlamde, werd het gebedsleven verrijkt. Wijde vergezichten gaan open ©n tevoren ongekende nooden en zorgen roepen om gebed.

Zoo is hel geweest in de kerken na de Afscheiding. Toen daar de Z endings arbeid, in gehoorzaamheid aan het bevel van Christus, aangepakt werd, leefde overal in de kerken de drang om in bidstonden de Zending te gedenken, 't Was maar een klein begin, toen de eerste zendelingen uitgezonden werden en de tegenslagen waarmee mien te worstelen had, waren bijna niet te tellen. Maar het leek wei of j uist die tegenslagen en dat kleine l gin noodzaakten lot een sterk en krachtig voor den Zendingsarbeid.

Toen de eerste liefde wat scheen te bekoele, lieten de Synodes keer op keer ©en oproep totj kerken uitgaan om in het gebed voor dien arb niet te vertragen.

Met de Doleantie kwam er weer even eea orj leving. De bidstonden voor de Zending kwaaiel weer in ©ere. Nieuwe bronnen waren aangebooJ waaruit een krachtige stroom gevoed werd.

Maar toen na 1900 de groote bloei van Zendingswerk inzette, toen terrein na terrein gJ opend wera en steeds maar nieuwe arbeiders iii| gezonden werden en in het werk zelf ook groote vooruitgang te boeken viel, is het met ( bidstonden voor de Zending achteruit gegaan.

De behoefte eraan werd niet meer zoo gevoelj En dit heeft wel wal te zeggen. Het werpt o.a. ejl licht op het meeleven met de arbeiders en i^ arbeid op onze terreinen op Midden-Java Soemba, in onze kerken.

Zeker, daar is nog veel te danken. Dank zij totil de organisatie, waarin de kerken den Zen arbeid dragen, staan wij nog niet voor zulk ^| katastrofalen achteruitgang, als overal elders i worden geconstateerd. Wij mogen God danhJ dat Hij onzen kerken den weg der gehoorzaaiT heid heeft gewezen om naar eisch van Zijn Woot| den Zendingsarbeid als taak der kerken te zient zoo te organiseeren.

Maar daarmee zijn wij er nog niet! En dat iiio( vooral in dezen tijd gezegd worden. Want is waar, dat de Zending onder ons de plaats ii| neemt, die haar toekomt? Wordt ze steeds dragen door het gebed in het midden van onij gemeenten?

Als ge met arbeiders van het Zendingsvcll spreekt, dan hoort ge het steeds weer, daaraJ hebben ze het meest behoefte, dat ze zich gedra^^ weten door de voorbede van de kerken in HoUaBi En dat verwondert ons niet. De groote Heidei| Apostel zelf immers heeft telkens weer zijn meenten opgeroepen om hem en zijn arbeid 1 steunen door hun gebed. Telkens smeekt hij hcJ medestrijders en medebidders te worden voor zaak der Zending.

In niet minder dan acht brieven heeft Pauliil gevraagd om die voorbede.

En wanneer ge die plaatsen eens achter elkail leest, dan gaat een wereld van strijd en moeilil voor u open. Direct al in den eersten en oudsteij brief, dien we van Paulus bezitten (1 Thess. 5:2| is zijn korte bede: „Broeders, bidt voor ons"!

Dan 2 Thess. 3:1 ©en herhaalde oproep-, die ooi die voor zijn werk insluit. Daarom immers gai het den zendeling Paulus, dat het Woord & Heeren zijn loop hebbe en verheerlijkt worde.

Verder 2 Cor. 1:11, Rom. 15:30 e.v., Ef. 6:1 e.v., Filipp. 1:19, Col. 4:3, 18, Filemon 22.

Telkens vraagt de Apostel in een anderen vonl en richt liij de aandacht op een veranderde siti| atie. Kort en dringend is zijn oproep aan Thessalonioensen om voor hem te bidden. De gel meente, die hij kort tevoren onder druk en vervol ging had gesticht, wist er genoeg van wat Pauliil noodig had in zijn zwaren arbeid.

Aan het eind van den CoU. brief is hel als eal kreet om hulp, „Gedenkt mijne banden". In Coïl 4: 3 en Ef. 6:18 geeft de Apostel aanwijzingen vooil het geheele gebedsleven, zooals hij het graag iil zijn gemeenten zag en daarin neemt een voornaBl plaats in, de voorbede voor het Zendingswerk, f

Want hel is' steeds de Zendeling Paulus, die c' gebedshxüp van zijn gemeenten inroept. Ook waiÉ neer hij schijnbaar iets voor eigen persoon vraajll dan is daarbij onmiddellijk ingesloten zijn taat| en zijn dienst.

De zware gang naar Jeruzalem, waarop' de je-| meente te Rome hem moet geleiden met haar j is een dienst, die hij aan Jeruzalem doet, doei| moet naar het program van zijn werk.

Zijn bevi-ijding uit de gevangenis, waarom Filt|| mon en zijn huis zullen bidden, zal de Apoi teruggeven aan zijn gemeenten, die hem nog; noodig hebben.

Zoo vraagt de Apostel voor zichzelf, maar il doet het met het oog op zijn werk, dat hem opg*| dragen is. Af en toe ook richt hij de voorbede < gemeente direct op zijn werk als zjendeüng.

Als hij achter de gesloten deuren van de g«'| vangenis zit, dan vraagt hij de gemeente in CoT losse te bidden om geopende deuren voor Wl Evangelie. En als hij te Corinthe in harden strii''| en moeite verkeert, schrijft hij aan de ThessaJ lonicensen, om te bidden, dat het Woord d*' Heeren zijn loop hebbe en verheerlijkt worde!

Wat bij dit alles opvalt is, dat Paulus niet vraai om heel in hel algemeen voor de Zending te !> ' den. Hij geeft veelmeer speciale opdrachten. D''l veronderstelde bij de gemeenten een meeleven f'ï een inleven in de nooden en zorgen van zijn wertl

Trouwens daarhisschen bestaat een wisselwtf| king, die altijd opgaat. Hoe meer wij belangstell*l in een zaak, des te meer zullen we ook in < ""| gebed daarmee bezig zijn.

Heeft nu het sporadisch voorkomen vaa ZsO'l dingsbidstonden ons niet veel te zeggen? 2 het ons niet, dat de belangstelling en de lie' voor de Zending eerder af- dan toeneemt?

is dan het gebed voor de Zending in het i midden van de gemeente? Is het niet vaak zoo, ' dat de Zending als iets groots, heel ver van ons afstaat? Nu heeft Paulus' voorbeeld ons teleeren. Hij oaf zijn medestrijdende en biddende gemeen- I jgjj concrete moeilijkheden, die hun stof gaven voor hun gebed. Al naar den tijd en de gewijzigde omstandigheden gaf hij aan hun voorbede een anderen inhoud. Zoo oefende hij en vormde zijn oemeenten tot een groote schare van bidders voor 2ijn werk.

Ook vandaag zijn in het werk der Zending ge- ; noeg moeiUjkheden, genoeg gesloten deuren, om wier opening moet worden gebeden, 'k Wil alleen maar noemen den roofbouw, dien de roomsche missie op de haar eigen wijze op onze velden pleegt. Dan het rassenvraagstuk, dat als een donkere dreiging boven alle Zendingswerk van blanken blijft hangen. En om maar een greep te doen uit de moeiten van het werk zelf. Denk eens aan die inlandsche helpers, die op eenzame posten aan allerlei verleiding bloot staan en toch trouw stand houden. Daar is zooveel nood, ook hier in HoUand, waar de Zendingsliefde van velen verkondt en waar zelfs de meest elementaire kennis , van onzen Zendingsarbeid ontbreekt onder hen, die in dezen vooraan moesten gaan.

Het gebed als Zendingsdaad! Telkens roept Pau- ' lus ertoe op. Ook in zijn tijd was het blijkbaar niet zoo sterk, als hij het wel graag wilde.

Maar wanneer we nu eens al die oproepen tot voorbede samenvatten, dan moet toch wel de conclusie zijn: zulke voorbeden kon de Apostel alleen \Tagen van gemeenten, die met zulk bidden vertrouwd geraakt waren.

Heeft nu dat voorbeeld van Paulus en vooral van de eerste gemeenten ons niet iets te zeggen? Greweldig veel hebben ze ^gedaan. Maar als enkele lientallen jaren later weer een brief geschreven moet worden aan een van die gemeenle's, die eerst met Paulus meestreed en bad, dan moet die gemeente het hooren: Ik heb tegen u, dat ge uw eerste liefde hebt verlaten.

Bij al het ijveren voor den Naam des Hieeren, was in Efeze de levensband aan den Heere Zelf losser geworden.

Toen dreigde daar de Zendingsdienst tot een Zendingsorganisatie te worden zonder Uefde. Het beste ontbrak eraan.

Dat Woord van den Heere der Openbaring komt ook tot ons en het richt al ons Zendingswerk en ons gebed ervoor.

Het gebed als Zendingsdaad! Dat moet weer meer in Paulus' geest onder ons gevonden worden. Het zal de liefde voor het groote werk bij • ons versterken. En heel de Zending zal weer meer de plaats in onze kerken innemen, die haar naar Christus' bevel daarin toekomt.

Want, ja Heere, Uw Kjoninkrijk kome!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's