Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het RussisGlie atheïsme.

„De Russische revolutie", schrijft Berdjajew in lijn boekje „Waarheid en Leugen van het Comniunisme", „heeft de aandacht der geheele wereld Rusland en het Russische volk gericht. Het tommunislische experiment maakt den West-Europeescheu mensch onrustig. "Want het is begeleid ' een gewelddadige verbreiding van de godloos- , zooals de geschiedenis nog nooit heeft gei. Hoe kon een volk dat in zijn diepste biniitnste religieus was en slechts door het geloof ' i, een gunstigen bodem voor de anti-religieuze propaganda bereiden? Hoe heeft toch het antiiligieuze Messianisme de Russische religieuze essias-gedachte kunnen verdringen en zich op iar plaats weten te handhaven? "

Van deze vragen gaat een zekere suggestie uit. e Russische wijsgeer verklaart met nadruk, dat itgeloof diep in de harten van zijn volksgenooten wortelde. Heel dat geloofsleven stond volgens hem i»het teeken van de j, Messias-idee". Onwillekeurig ójn wij bij het lezen geneigd zijn uitgangspunt te «nvaarden. Maar diepere bezinning zal ongetwij- "Id criliek daarop tengevolge hebben, i)

We hebben in het vorige stuk reeds opgemerkt, fet niet ieder verlangen naar heil een „Messiasrerwachting" genaamd mag worden. De wijze Berdjajew dit woord gebruikt, beteekent ''genlijk een verwerping van Gods beloften. Hier hetgeen Prof. Dr G. Ch. Aalders in een «iider verband zegt: Zulk een Messias-idee „mis- ' ' den Goddelijken oorsprong der Messiaansche 'leilstoezegging en zoekt haar wortel in het menselijke. Zij wil de Messiaansche profetie laten Wstaan uit louter menschelijke verwachtingen. . daarentegen erkennen dat het God zelf is die J; belofte van den Zaligmaker eerst in het Para- 'js heeft geopenbaard en deze daarna door pa- Warchen en profeten heeft laten verkondigen, om ^ tenslotte in de komst van Zijnen eenigge- 'ren Zoon in vervulling te doen gaan." 2)

Paarom is de uitdrukking „anti-religieus Messi- 'oisme" een ontwijding van het heerlijke woord, "Jarom is het verkeerd om de Russische religie ^^ , )Messiamsme" te noemen. Want wat hier voorgesteld wordt als een verlangen naar den Messias, is in werkelijliheid een loochening van den Zaligmaker.

Nog een ander bezwaar tegen de probleemstelling in het boven aangehaalde gedeelte, moeten we noemen, voordat we Berdjajew volgen in zijn zoeken naar een antwoord op de door hem gestelde vragen. Hij zegt dat het „communistisch experiment" begeleid is door een gewelddadige verbreiding van de godloosheid. Deze uitdrukking legt een veel te z w a k verband. Het communisme is in wezen godloos. We hebben hier niet — zooals sommige „Westerlingen" ons ook willen doen gelooven — te maken met een (tijdelijk) n e v e n v e r s c h ij n s e 1. Die verbreiding is aan het communistische experiment inhaercnt. We zullen later zien, dat Berdjajew die godloosheid als de groote leugen van het bolsjewisme brandmerkt. Maar het juiste verband legt hij toch niet. De titel van zijn boekje „Waarheid èn leugen van het communisme", is daarvan reeds het bewijs.

Dat werkje van den Russischen wijsgeer is van groote actueele beteekenis. Sommige van zijn oordeelen vinden we ook in de geschriften van Westersche auteurs, die met het communisme min of meer sympathiseeren. Bij Berdjajew leeren we de wereldbeschouwing kennen, waarin deze „sympathiebetuigingen" wortelen. Hij onthult ons de catastrophale gevolgen van het voortgaan op den door hen betreden weg. Hij geeft ons een nauwkeurige analyse van den bodem, in welke het revolutionaire zaad het beste kan ontkiemen. Maar hij helpt niettemin dien bodem verder toebereiden.

Om het probleem — of zooals hij het noemt: het raadsel — van het Russische atheïsme op te lossen is volgens Berdjajew een grondige kennis van het wezen der Russische religie, zooals die in het volk leefde, onontbeerlijk. We hebben reeds gezien welk een voorname plaats hij toekent aan de z.g. „Messias-verwachting". „Van oudsher was het Messiaansche bewustzijn aan het Russische volk eigen".

Bekend is welk een groote roFde „A n t i-G h r i s t" in het Russische religieuze leven en ook in de litteratuur speelt. Al die speculaties over den „Anti-Ghrist" zijn te beschouwen als de zinnebeeldige uitdrukking van de wereld-verachting, die de „Orthodoxie" steeds kenmerkte. De „Anti- Ghrist" was in het oog van velen de eigenlijke heerscher in den Staat en in de Kerk. „De ware Kerk vliedt in de woestijn en verbergt zich onder de aarde". En Berdjajew verkondigt dat de Kerk tot de „g e e s t e 1 ij k e" en niet tot de „n a t u u r- lij k e" wereld behoort. ^)

Die „natuurlijke wereld" is hier een schepping van den Booze. Nergens vinden we zulke ontzettende beschrijvingen van den gruwel der zonde als in de Russische litteratuur. We denken daarbij in de eerste plaats aan Dostojewsky^), die ons het meest afgrijselijke kwaad afbeeldt: menschen bezeten door duivelsche begeerten, ware daemonen: „Ze zijn letterlijk tot alles in staat", ze zwelgen van genot wanneer zij bewust boosheid bedrijven, ze willen opzettelijk boos zijn „Wanneer ik voor mijn gezondheid niets doe, dan geschiedt dat alleen uit boosheid", zegt de mensch „uit den ondergrond". „Ik wil geen harmonie, liever blijf ik in mijn onverzade- 1 ij k e n toorn, zelfs al zou ik ongelijk hebben", schreeuwt Iwan Karamasoff"). „Dat is opstand", antwoordt dan Aljoscha, zijn jongste broeder, ontdaan. Inderdaad: geen mensch die zich sterker tegen God verzet, die meer met God en godsdienst spot, dan Dostojewsky's figuur: Iwan de atheïst, die dat alles doet „met de kracht der gemeenheid, die aan de Karamasoffs eigen is."

Dostojewsky daalt in de meest verschrikkelijke duisternissen van het menschelijke hart af en in de diepste afgronden der wereld. Hij vloekt haar en die vloek is ook op de lippen van talrijke van zijn volksgenooten.

Hij is, zegt Karl P f 1 e g e r, „dwars door de hei gegaan en door het vagevuur van den religieuzen twijfel, van den wilden opstand tegen God. Hij heeft die hel doorkruist, maar toch als iemand, die bevrijd wil worden van den leugen en l> edrog van een leven zonder God, als iemand die beeft van intens verlangen naar licht, naar het „levende leven", naar de groote harmonie, naar de vreugde van het wereld-al". Hij droomde „den eeuwigen droom van de Russische ziel, den droom van de wederoprichting aller dingen in ChristuSj den droom van een nieuw en heilig leven vaü allen met allen op een nieuwe heilige aarde..." Hij „riep den chaos slechts (!) op om hem te overwinnen"''); de zwarte duisternis diende hem om het stralende licht beter te kunnen afbeelden.

Hoeden we ons voor zulk een verheerlijking van de werken van dezen titanischen en daemonischen mensch. Hoeden we ons bovenal voor diens probleemstelling, voor diens houding tegenover de wereld. Deze houding moge, vooral in de laatste jaren van zijn leven, veel minder antithetisch zijn dan die van vele tijdgenooten... Dostojewsky heeft met zijn „blik in den chaos" niettemin den weg gebaand voor 'het nihilisme, dat vanaf het midden der vorige eeuw Rusland aantastte. De geschiedenis heeft haar oordeel gegeven: Dostojewsky is de profeet der Russische revolutie.')

De hel doorkruisen om bevrijd te worden van de zonde... zich storten in de diepste duisternis om straks het licht te kunnen ontvangen... den chaos oproepen en gebruiken om hem te overwinnen ... het beteekent God verzoeken, het beteekent een opstand tegen den Almachtige en een vervloeking van Zijn Schepping, van Zijn Werk, van Zijn Verbond.

Evenals Dostojewsky hebben ook andere Russen zulk een „hel doorkruist", hebben ook zij hun leven verteerd in een ontzettenden chaos. Die hel was in hun oogen de „natuurlijke wereld", welke zij overleverden aan de macht van den Anti-Ghrist, terwijl de Kerk op hun schelden „in de woestijn vlood", of zich in de „geestelijke wereld terugtrok". Geen wonder dat velen in de duisternis verzonken en in de verwarring omkwamen. Geen wonder dat hun pogingen om die van God „gescheiden wereld" op te heffen tot het Goddelijk Wezen mislukten. *) In hun wanhoop keerden zij zich nu geheel tegen haar. Zoo ontstond het nihilisme, volgens Berdjajew: „een specifiek Russische ziekte".

Berdjajew zegt hel zoo aangrijpend duidelijk: „Tot het nihilisme kon slechts een ziel geraken, die op den geestelijken bodem der Russische Orthodoxie groot geworden is", „maar die" — voegt hij er aan toe, „het geloof verloren heeft".. Dit oordeel houdt, onbedoeld, een vonnis in over de Orthodoxe gnosis. Berdjajew motiveert het zelfs door te zeggen dat de OrÜiodoxie „een door en door eschatologische vorm van het christendom is, die den twijfel aan de mogelijkheid om de cultuur te rechtvaardigen, in zich bevat."

Uit deze verkeerd gerichte toekomstverwachting groeide een haat tegen het bestaande, tegen Gods Schepping. De twijfel ging over in zekerheid: Uit dien twijfel groeide het nihilismBJ „dat een oj)stand tegen de aardsche goederen is en een ascetisme zonder genade". Het Orthodoxe geloof hield tenslotte in dat „de wereld zélf, w ij 1 geschapen, wijl eindig, antithetisch tegenover God zou staan." ^) Het bevatte dus kiemen van het ververderf, die een zeer gunsligen voedingsbodem vonden en „met het groot worden der ziel" zich sterk ontwikkelden, z o o d a t het geloof verloren ging-

Berdjajew ziet hier het verband zeer goed: „er beslaat", zegt hij, „een diepe innerlijke betrekking tusschen het Russische Nihilisme en de Russische apokalypliek". Deze woorden hebben de beteekenis van een geloofsgetuigenis. We kennen reeds zijn afkeer van het Christendom, zooals dat „zich in de geschiedenis heeft geopenbaard". Hij gaat zelfs zoo ver om dien afkeer een specifiek (Russische) religieuze gevoelsuiting te noemen en komt dan tot de verbijsterende, maar in zijn wereldbeschouwing geheel passende, conclusie, dat die „Russische religieuze stemming of met kracht in een radicale loochening van het Christendom en de religie te voorschijn Ireedl, óf zich kleedt in het verlangen naar een zuiver, d.i. een door degeschiedenisnietbevlektChristend o m".

Tot welke oordeelen leidt toch het subjectivisme: „De Russische heilsverwachting heeft", volgens Berdjajew, „nu eens een religieuzen, dan weer een sociaal-politischen inslag", de „religieuze motieven" kunnen naar zijn meening zoo maar „overgedragen worden in de a-religieuze en anti-religieuze sfeer" en de „religieuze energievormen" gemakkelijk „omgebogen in de richting naar het sociale toe". „De dienst aan de goddelooze en antichristelijke idee van het communisme wordt", zegt hij, „door die „religieuze energievormen" der ziel gedragen", en daarom zal de maatschappij „door de energievormen der zonde worden hervormd, wanneer de waarheid in haar taak tekort schiet".

In de universalistische mystiek, met haar leer van den „God-menschelijken kosmos", heeft het woord religie zijn beteekenis geheel verloren. In den „harmonischen donder der kosmische muziek" wordt de eigen klank van dat woord niet meer gehoord. Het is hier tenslotte de mensch, van wien alles uitgaat. Daarom verandert de „religieuze energie" zoo licht van object, wordt zij zoo gemakkelijk „omgebogen" in een andere „richting". Daarom heeft het geloof zoo weinig weerstandsvermogen: het wortelt niet in Gods beloften, het onderwerpt zicti niet aan Zijn geboden. Zoo kon het Russische volk een „gunsligen bodem voor de anti-religieuze propaganda bereiden".

Uit den afkeer van een wereld, die men in de macht van den Satan waande, ontstondi") dus volgens Berdjajew, het Russische atheïsme: Het „loochende God omdat het de Schepping boos en vol onrecht zag, vervuld met het lijden der onschuldigen. Uit een merkwaardige liefde tot waarheid en gerechtigheid werd de Russische mensch een atheïst."

Die opstand tegen het lijden was een opstand tegen God. De bekende nihilist Belinsky „verwierp" een wereld, „wier bestaan met het lijden van haar bewoners gekocht is", en klaagde God aan zulk een wereld te hebben geschapen. „Uit ethische overwegingen", riep hij uit, „moet men God loochenen". Zijn slem vond bij menigeen weerklank. Altijd is het weer die onheilige wereld met al haar leed, die de „ombuiging naar het sociale toe" veroorzaakti"): „Het teere gevoel van Dobroliubow, (een ander nihilist) kon het heerschende onrecht en de leugen niet verdragen ... met een echt Russisch maximalisme voltrok hij nu den sprong uit de Christelijke vroomheid in hel radicale nihilisme". Zijn redeneering is zeer karakteristiek voor de groep, die hij vertegenwoordigt : „Wanneer God dan de wereld in het booze laat liggen, moet de mensch zelf het licht in de duisternis dragen".

Berdjajew wijst met een enkel woord op de overeenkomst van deze Russische probleemstelling met die van Marcion. ii) Hij meent dat het Russische atheïsme consequenter is dan het oude Marcionisme, omdat „de erkenning van God een rechtvaardiging van het kwaad en een verzoening daarmede beteekende". „Maar", voegt hij er aan toe: „Een liefde tot den mensch, die zich tegen God wendt, wendt zich tenslotte tegen de persoonlijkheid van den mensch zelf".

Van een werkelijke liefde tot de menschheid is bij de nihilisten echter geen sprake, i^) De haat drijft hen. „Om het geringste deel der menschheid gelukkig te maken", schreef Belinsky, „kon ik, geloof ik, alle overigen te vuur en te zwaard vernietigen". Deze mensch wordt geheel door den haat verteerd: „Een vreeselijk mensch ben ik", roept hij uit, „wanneer zulk een mystieke tegenzin de macht over mij krijgt". Deze mystieke tegenzin is zijn atheïstische idee: hij is als door den duivel bezeten, de meest verschrikkelijke waanzin regeert hem. Geen wonder dal zelfs Dostojewsky een afkeer van hem had. Berdjajew merkt nog op dat iedere Rus lot zulk een „vreeselijk mensch" kan worden, wanneer hij door een dergelijke idee bezeten wordt. In Dostojewsky's romans zijn die menschen te vinden; de bloedige geschiedenis der Russische revolutie kent ze bij tientallen. L e n i n was bereid om driekwart van de menschheid voor de komst van het communisme te offeren.

De zelfbekentenis van Belinsky is verschrikkelijk om te hooren, zij leert ons hoe diep de haat tegen God een mensch kan vernederen. Zij leert ons ook veel omtrent de motieven van het bolsjewisme. Wij willen daarom de „ontwikkeling" van het nihilisme tol het bolsjewisme aan de hand van Berdjajews boek den volgenden keer nader beschouwen.

') Wij kunnen op deze vraag hier niet uitvoerig ingaan. , "zaam is ook wat Maurice Hindus schrijft. Zie /•zijnboek: „Ontredderde Wereld" (pag. 11—41). , '"" heet het: „Het Christendom is nooit één geworden , ' net innerlijk leven van den Boer en was zelden een 1 van inspiratie". Misschien is Hindus te veel vervreemd O™ ^ijn volk. Ook het stuk vanMaxScheler: „Ueber t"iches und Westliches Christentum" moet j„i5"ioemd worden (Schriften zur Soziologie und Welto, (r™"gslehre. 1. Band, pag. 148 e.v.) : „Tegenover God ü- ™"sAt in 't Oosten de vrees zeer sterk de hou- ^.8 der vertrouwelijke Vaderliefde". Dit oordeel is i k" "^'angrijk. Scheler haalt dikwijls von Harnack aan, stj •'•• "De Kerk van het Morgenland is de veritj^.'"'^ derde eeuw". Men zie echter ook Stefan Z a n- '< ns'', " 'as orthodoxe Christentum des Os- 2)Cl, r. Encycl. IV, pag. 179.

3) Zie zijn „Philosophic des Freien Ge is t es", pag. 376.

4) Het is natuurlijk onmogelijk om Dostojewsky met enkele zinnen „af te doen". Wenschelijk ware hier een vergelijking met Tolstoï, die veel meer antithetisch tegenover de wereld staat dan D.

5) Zie: „De Gebroeders Karamasoff".

6) Zie het opstel over Dostojewsky in Karl Pfleger: „Geister, die um Christus ringen", pag. 187 t./m. 226, b.v. pag. 192 en 217. Zie ook Thurneysen: „Dostojewski".

7) „Thurneysen", pag. 71: „Und sofern Dostojewski die Hohlheit, die Verrottung, die Gerichtsreife aller Zustande so rücksichtslos aufgedeckt hat wie kein Zweiter, mag er wohl der Prophet der russischen Revolution heiszen; sofern aber die Krisis, in die er alles Menschliche gestellt sieht, noch ungleich viel tiefer und radikaler ist, als es sich selbst der Bolschewismus traumen laszt, ware damit noch viel zu wenig gesagt". Dit oordeel van den Barthiaan is zeer leerzaam en is alleen al een uitvoerige bespreking waard.

8) Vandaar Dostojewsky's machtelooze en diep-tragische worsteling om „o p s t a n d i n g".

9) Prof. Dr K. Schilder: „Wat is de Hemel", pag. 60.

10) We moeten hier natuurlijk voorzichtig zijn met het g' bruik van woorden als „ontstond", „veroorzaakte" e.d. De wereldbeschouwing van een mensch is niet simpel de resultante van de werkingen van een groot aantal aanwijsbare factoren en is dus ook niet met behulp van de kennis daarvan geheel te begrijpen. (Zie „Philosophia Reformata", pag. 60.)

11) Zie de stukken van Ds Vreugdenhil over Marcion in dit blad (b.v. III en V: „De Reformatie" van 28 Februari en 13 Maart).

12) Zie het bekende stuk van Max Scheler over het ressentiment („Vom Umsturz der Werte" I, pag. 45 t./m. 236), b.v. pag. 162. We komen hierop nog terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's