Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het recht van den oorlog.

V.

Men kan — bij den tegenwoördigen stand van !t debat over ons onderwerp — niet zonder een word van nadere verklaring zoomaar overgaan tan de behandeling van Romeinen 13 tot de bespreking der bergrede.

Daar zijn er nu, die met grooten nadruk zeggen: üomeinen 13, dat is door Paulus geschreven; en bergrede, ze is door Jezus gesproken. H e e - ring b.v. — het kwam reeds even ter sprake — maakt hier méér dan een onderscheiding; hij gaat van een tegenstelling uit. „Haar kroongetuige vindt Ie „militar-freundliche" theologie niet in het Evan- [elie, maar in Rom. 13 enz."i) Zoo wordt een lïgenstelling gemaakt, niet tussclien het Oude en Nieuwe Testament, maar in het Nieuwe Testament tusscben Paulus en Jezus. Bovendien — en is onvermijdelijk, want wie zich een Christusfiguur ontwerpt uit zijn godsdienstige behoeften, interessen, doelstellingen en wat dies meer zij, moet wel voortdurend consequenties trekken ten juaste van zijn voorstellingen tegen de Schrift in - moet daar een constructie van een tegenstelling il „het evangelie" op volgen; wanneer in het evanjelie telkenmale van het vernietigend eindvonnis '.^ den Heer, den Koning gesproken wordt, dan ajn deze eschatologische schilderingen niet in overeenstemming met het aardsche leven van den Heiland. 2)

Het in tegenstelling met elkaar zien van Jezus « Paulus, en van Christus in Zijn vernedering en ïïjn verhooging hangt samen. Het heet, dat juist l'aulus schuldig staat aan al wat men dan noemt •ie apotheose, de vergoddelijking, van den mensch feus. Doch dit zgn. liberale Jezus-beeld, dat tegenstellingen forceert, waar de Schrift ons onderscheidingen leert maken, is niet meer in de mode. I^e zwaarste slagen heeft het moeten verduren, Wst van de richting in de Nieuwtestamentische *etenschap, die men de radicale noemt (de escha- ["'ogische school, en de Ghristusmythe). Zoodoende IS over het heele terrein der Nieuwtestamentische Wetenschap nu actueel de vraag naar de éénheid iJ5 gedachtenwereld van het Nieuwe Testament. 3) ten verwijzing naar dezen stand van zaken ont- ^^^ ^^^ ®^^ dieper ingaan op het foutieve 'aa tegenstelUngen, als H e e r i n g hier maakt

l^öch er zijn ook Gereformeerden, die ons niet ^eo maar volgen willen van Romeinen 13 naar "e bergrede. Romeinen 13 heeft wel alles te maken "et ons vraagstuk, zoo geven ze toe, doch de bergfefe daarentegen niets. Immers, al spreekt Rom. 13 "de eerste plaats over de gehoorzaamheid der Scoovigen aan de overheid, het doet toch licht "len op het arbeidsterrein van de laatste. Maar jf '^^rgrede behoort niet te worden besproken, snien bet reoht van den oorlog aan de orde stelt; ""^ is tocih de roeping der overiheid in de eerste plaats in geding; en de bergrede geldt niet voor de overheid.

Zeer voorzichtige woorden wijdt Dr Bavinck aan de vraag, aan wie de geboden der bergrede gegeven zijn, en onder welke omstandigheden ze dienen te worden gehoorzaamd. Jezus (zoo zegt hij) houdt hier „niet een rede voor 't volk van Israël, voor de grooten en de aanzienlijken, maar voor de betrekkelijk kleine schare van zijn discipelen. En deze werden niet aangetroffen onder de hoogere standen der maatschappij, maar behoorden tot de geringen en onaanzienlijken in den lande." ^) Deze discipelen zouden komen bloot te staan aan smaad, laster en vervolging; in de wereld zouden zij verdrukking hebben; recht zou voor hen moeilijli te verkrijgen zijn. „Indien men dit alles in het oog houdt, is het gemakkelijk te begrijpen, dat Jezus in de Bergrede die deugden aanprijst, welke Zijne discipelen in zulke omstandigheden vóór alle dingen te beoefenen hadden." ^) Maar hoe voorzichtig dit alles gesteld is, en hoe verhelderend de opmerkingen over de omstandigheden, waarin de eerste gemeente haar taak te vervullen kreeg, ook zijn, de conclusie uit dergelijken redenaartrant moet toch wel zijn: men mag niet miskennen de strekking van Jezus' woorden in de bergrede, „die hoegenaamd geen gewag maken van den plicht van den staatsburger of van de overheid, maar uitsluitend handelen van die deugden, welke Zijne discipelen, naar Zijn voorbeeld, in den omgang met anderen en te midden van een vijandige maatschappij in practijk hebben te brengen." *)

"Wie onder ons üi dezen geest denkt, mag zich gesteund weten door geen mindere autoriteit dan die van Dr F. W. Grosheide. Hij is niet van meening, dat Jezus in de bergrede alleen de apostelen en hun werk op het oog had; zij ontvangen nooit een andere moraal dan de schare.') Daarmede is de in het Roomsch-Katholicisme heerschende opvatting der bergrede vaia de hand gewezen, welke zegt, dat haar eischen alleen gelden voor den kleinen kring van religiosi, van geestelijke menschen m enger zin. ^) Prof. Grosheide ziet de sleutel voor het verstaan der bergrede in Matth. 5:33, vlg., waarmee Jezus zelf in strijd kwam, 26:64. „Dat leert ons, dat de Bergrede voorschriften bevat, die niet door iedereen onder alle omstandigheden, bepaald niet als hij overheidspersoon is of voor de overheid staat, moeten worden gehoorzaamd. Jezus geeft in de eerste plaats voorschriften voor het koninkrijk der hemelen." ^)

Dr Co 1 ij n gaat, als we het goed zien, nog een stap verder. Bij Prof. Grosheide heeten de geboden der bergrede in de eerste plaats voorschriften voor het koninkrijk der hemelen. Dat wordt dan nader zóó verklaard: „Regel is, dat de absolute geldigheid der voorschriften gehandhaafd wordt, (blijkbaar is de bedoeling, in allerlei kringen, S.) totdat duidelijk uit de Schrift zelf blijkt, dat ze wel in den eigen kring van het koninkrijk der hemelen, niet overal behooren te worden opgevolgd." 10) Maar Dr Co 1 ij n gaat niet uit van deze absolute geldigheid, en geeft als terrein, waar zeker uitzondering geldt, niet slechts, met Prof. Grosheide, dat der overheid aan, doch noemt ook de maatschappij. „De Bergrede staat naast het reoht der overheid; ze regelt niet het staatslevën". Dat impliceert geen tegenstelling met Romeinen 13. Want al komt hier uit het andere karakter van het rijk van Christus, zonder uiterlijke machtsmiddelen, dan dat van het rijk der wereld, waarin zulke uiterlijke machtsmiddelen wél toepassing behooren te vinden, in den wortel kan hier toch geen tegenstelling zijn, omdat beide rijken van God zijn. „Wie dit verschil in middelen echter ontkennen zou, wie óók voor het leven van staat en maatschappij de toepassing van de Bergrede verlangt, die ontneemt aan de overheid de macht om haar taak van bescherming der goeden en bestraffiiig der boozen na te komen." ^i) Volgens Prof. Grosheide moet duid el ij k uit de Schrift zelf blijken, dat de bergrede in een speciaal geval niet geldt. Dr C o 1 ij n gaat bij «ijn redeneering meer uit van de practijk. Het zou, zoo merkt hij op, de grootste ramp zijn, die een volk kan treffen, wanneer de denkbeelden der bergrede-christenen algemeen werden aanvaard. Docli dit uilgaan van de practijk is veeleer gevolg van den opzet van het verband, waarin hij deze dingen ter sprake brengt, dan van een princiep. Want voor de practijk wil hij geheel uitgaan van de der overheid van Godswege voorgeschreven roeping.

Een soortgelijk oordeel over de toepasselijkheid der bergrede, om nu nog één getuige voor deze wel het meest onder ons verbreide opvatting te geven, velt P i e t e r s. De uitspraken van Jezus over het niet wederstaan, vooral die uit de bergrede, hebben betrekking op individueele daden in persoonlijke relaties. Ze zijn buitengewoon kostelijk en belangrijk, om ons te leeren, hoe een christen zich heeft te gedragen onder vervolging, en wanneer hij onrecht lijdt. Maar ze hebben in de heele wijde wereld niets en niemendal te doen met de taak van een regeering. i^)

Doch zoo denken niet alle Gereformeerden.

„De bergrede is geen abnormaal deel van de Schrift, anders dan de rest, een deel, waarmee we eigenlijk geen raad weten. Als we met de bergrede geen raad weten, weten we met geheel de Schrift geen raad. De bergrede behoort daartoe en is niet anders." „Dwaasheid is het toch, dat het zesde gebod en de bergrede voor de overheid' niet gelden zoiuden. Aan welk gebod des Heeren zou de overheid onttrokken zijn? " Aldus Ds S. G. de Graaf.") DrJ. A. Nederbragt meent, dat het volkomen ten onrechte in gereformeerden kring wel heet, dat niet de bergrede, maar w e 1 de brieven van Paulus voor staat en overheid zouden gelden. Nu is dat wel wat generaliseerend spreken, vooral over het gelden van de brieven van Paulus. Doch zijn bedoeling spreekt de schrijver duidelijk uit, wanneer hij het zóó blijkt te zien, dat de bergrede aangeeft, „door welken geest de mensch bezield moet zijn, zoowel de eenling als volk en overheid", i*)

Doch dit zijn betrekkelijk incidenteele uitingen. Al zijn ze beide uitdrukkelijke reactie, en dus opzettelijk, zoodat men ze waardeeren mag als aanwijzingen, dat onder ons tweeërlei opvatting hierover bestaat. Maar ook Dr G. B. Wurth is bevreesd, dat onder de Calvinisten een bergredebeschouwing soms gevonden wordt, die bedenkelijk veel weg heeft van de Luthersche, dualistische. Als hij daarover concreet komt te spreken, is hij wel sober, doch niet onduidelijk. „Als wij — zoo vraagt hij — de bergrede verstaan als concrete geboden, die Jezus geeft voor de kinderen des Koninkrijks, om naar den eisch en naar den regel van dat Koninkrijk te leven, komen we dan practisch niet op het standpunt van Luther, althans in zijn tateren tijd, dat de Bergrede ons als Christenen alleen regels geeft voor ons persoonlijk leven en ons intieme verkeer als Christenen b.v. in de kerk, onder de gelijkgezinden, terwijl de Bergrede voor heel het breedere wereldleven ons niets te zeggen heeft? " Hij antwoordt op deze vraag, dat het zoo allerminst is. i^) Wij mogen ons niet tevreden stellen, wanneer of door een bepaalde groep van personen of onder bepaalde omstandigheden de Bergrede-eisohen worden nageleefd. „Door bepaalde personen, zoo stelt Rome het; en dan niet slechts alleen door Christenen, dat is nog teveel geëischt; maar alleen door de geestelijkheid en de monniken. Uitgesproken tweeërlei moraal dus. En in Lutherschen kring slaat men den anderen weg ia en eischt naleving van de Bergrede alleen voor den

Cliristen in het private leven, maar niet in het pubüeke leven, op het terrein van de maatschappij of van den staat. Op die laatste terreinen geldt de aan de werkelijkheid aangepaste ambtsmoraal. Het komt ons voor, dat voor juist verstaan van de Bergrede met deze foutieve instelling (die nl. niet acht geeft op het zeldzaam concreet karakter der geboden, doch vanuit een soort algemeengeldigheid, al of niet ingekrompen, redeneert. S.) radicaal moet worden gebroken." ^^) Zelfs onder hen die zich bij uitstek volgelingen van Calvijn noemen, treft men nog weleens .symptomen van een Luthersch dualisme aan, .zegt Wurth, „in dien zin, dat met een heel rustig geweten op het publieke levensterrein, speciaal in de sfeer der overheid, de Bergredeeischen, als daar volstrekt niets zeggend, aan kant worden gezet." i^)

Ook Dr K. Schilder kan zich er niet in vinden, dat de bergixde niet zou gelden voor de overheid. Hij verwijt het Kajafas en Annas, dat zij „heel den reclitshandel" met Jezus stellen „buiten de grondwet van Christus' bergrede." i^)

De meeningen schijnen ver uiteen te loopen. Toch is het de ernstige vraag waard, of dit meer dan schijn is, en of ze niet wat dichter tot elkaar zijn te brengen.

Inderdaad komt ons dit geen onmogelijkheid voor. Het allerverst onder hen die wij citeerden, gaat wel, zoo zagen we. Dr C o 1 ij n. Échter is er heelemaal geen aanleiding voor een C.D.U.-debater of zoo iemand, om nu te komen aandragen met de bewering, dat Co lijn volgens zijn naaste geestverwanten een totaal verkeerde opvatting over de bergrede, die „grondwet van het koninkrijk der hemelen" koestert; dit alles dan zoo mooi als stokpaard opgepoetst als maar dienstig voor het politieke debat wordt geacht. Want vooreerst zie zulk een eventueele debater niet over het hoofd, wie deze opmerkingen maakl, en dat ze hier geplaatst worden met de opreclite bedoeling, nauwkeurig te luisteren naar wat onder ons de gangbare meening is en in die meening scherp te onderscheiden de verschillende tonen. En bovendien zijn we niet van gedachte, dat er geen goed woord te zeggen valt over C o 1 ij n s weergegeven gevoelen. Alleen maar, we gelooven, dal in zijn betoog de bergrede opzij gezet wordt, omdat ze wordt gezien als een bepaalde, afgesloten levensleer; en dan dwingt de eenheid der Schrift wel tot het zoeken naar een bepaald, afgezonderd adres. Ze wordt te zeer opgevat, gelijk de „bergrede-christenen", zooals Troeltsch hen gekarakteriseerd heeft i^), het doen. En er wordt te weinig aandacht geschonken aan het concreet kaï-akter, waarop Wurth telkens heeft gewezen, en waarvoor ook Bavinck in zijn omschrijving der omstandigheden, waaronder de eerste Christenen leefden, de aandaclit heeft gevraagd

Hel verbindend element lusschen beide voorstellingsreeksen ligt wel in hel woord van Prof. Grosheide: „Begel is, dat de absolute geldigheid der voorschriften gehandhaafd wordt, totdat duidelijk uit de Schrift zelf blijkt, dat ze wel in den eigen kring van het koninkrijk der hemelen, niet overal behooren te worden opgevolgd." ^o) Het mooie van dezen regel is, dat ze niet spreekt van „de bergrede", alsof deze een afzonderlijk geheel ware; in het woord „voorschriften" is het concreet karakter der geboden genoegzaam uitgedrukt. Verder, dat streng gehandhaafd wordt de gedachte, dat de Schrift zelf, en dan duidelijk, aanwijzingen moet geven voor een eventueel niet-opvolgenmoeten. De Roomsche zoowel als de Luthersche beschouwing redeneeren vanuit de practijk; vanuit het vermoeiend debat over mogelijkheden en onmogelijkheden, en vanuit een visie op deze practijk, die daardoor in verschillende, los van elkaar staande gebieden wordt gespleten. Prof. Grosheide wil alleen de Schrift doen spreken. En dan verliest het woord van Ds de Graaf wel iets van zijn scherp verwijtend karakter: „de bergrede is geen abnormaal deel van de Schrift, anders dan de rest, waarmee we eigenlijk geen raad weten." ^i)

De bergrede heeft „altijd een mysterie in zich gehad. Zij scheen nooit te passen op onze. bestaande wereld. Geen enkele mogelijke of werkelijke vorm van menschelijke samenleving scheen plaats te kunnen inruimen voor een persoonlijk leven, dat aan de in die rede gestelde normen beantwoordde, laat staan, dat eenige samenleving zelf daarvan het spiegelbeeld vertoonen zou (eenigermate wordt hier toch ook weer gedacht over de bergrede als een totaliteit apart; men lette er evenwel op, dat hier van den „schijn" nadrukkelijk gesproken wordt. S.). De bergrede lijkt wel de grootste oratorische slag in de lucht; de oratio obliqua bij uitnemendheid. Het lijkt wel een marcheeren met vliegende vaandels en slaande trom in — een slop. — Toch is de bergrede hierin duidelijk, dat zij ons afkondigt het ware leven in het klimaat van 't koninkrijk der hemelen. Zij laai ons zien, hoe Christus de dingen, die er thans zijn, niet als maatstaf neemt voor Sen opbouw van het rijk van vrede en van deugd, maar hoe Hij, omgekeerd, het rijk der hemelen zijn eigen wetten laat schrijven en behouden; en hoe dit hemelsch rijk alles, wat in den tijd bestaat, wil onderwerpen aan de absolute eischen van den verheven Wetgever daarboven." 22)


1) Heering, Zondeval, bl. 25.

2) Idem, bl. 15. Trouwens, ook het aardsche leven van Christus ontkomt niet geheel aan Heerings critiek. Bl. 9, 10: „De eenige geweldshandeling, die de Evangeliën van Jezus meededen, is de tempelreiniging, waar Jezus in heiligen toorn de kooplieden en wisselaars het huis des gebeds uitdreef, zonder dat echter van bloedstorting sprake is; en zelfs deze handeling, hoe verklaarbaar menschelijk ook, ja, hoe zeer misschien ook te begrijpen uit het „mysterium tremendum" dat in Jezus school, staat desniettemin toch min of meer op gespannen voet met het overige Nieuwe Testament, waar overal de geest van Goddelijke liefde en lijdend geduld in de plaats wordt gesteld van geweld".

3) H. Windisch, art. Urchristentum, in Theologische Rundschau, N. F. 5e jrg. 1933, bl. 319 v. schrijft daarover: „Heute WO man der Differenzierungen vielfach müde ist und nach Synthese strebt, nach Erkenntnis der das Ganze zusammenhaltenden Grundgedanken, ist die Frage nach der Einheit der neutestamentlichen Gedankenvvelt, nach dem durch alle Schichten und Typen hindurchgehenden einheitlichen Kerygma höchst aktuell. In vielen Artikeln und Monographien über NeutestamentHche Gegenstande, in den meisten gröszeren Artikeln von G. KITTEL „Theologischen Wörterbuch zum Neuen Testament" kommt die Tendenz, eine organische Einheit zu sehen, zur Entfaltung". Over de tegenstelling Jezus-Paulus kan men zien Bavinck, Dogmatiek, 3e druk, I, 92 v.. Ill, 245 v., 252, en P. Feine, Der Apostel Paulus, Gütersloh, 1927, bl. 398 vv. Over het liberale Jezusbeeld en zijn val Dr J. Th. Ubbink, Jezus de Christus, Groningen-Den Haag, 1930, bl. 12 vv.

4) Bavinck, Kennis en Leven, bl. 125 v.

5) Idem, bl. 126.

6) Idem, bl. 142.

7) Grosheide, Komm. Mattheus, bl. 98.

8) Dr G. Brillenburg Wurth, De bergrede en onze tijd, Kampen, 1933, bl. 9 v.

9) Grosheide, Mattheus, bl. 98.

10) Idem, t.a.p.

11) Colijn, Saevis tranquillus, blz. 487.

12) Pieters, Attitude towards war, bl. 13.

13) S. G. de Graaf, Gij zult niet doodslaan, preek over Zondag 40 van den Catechismus, Amsterdam, bl. 7, 9.

14) Dr J. A. Nederbragt, Oorlog en vrede. Kampen, 1933, bl. 24.

15) Wurth, Bergrede, bl. 52.

16) Idem, bl. 29 v.

17) Idem, bl. 78.

18) K. Schilder, Christus in den doorgang van Zijn lijden. Kampen, 1930, bl. 57. 19) Over het bergrede- of secte-christendom zie men Wurth, art. A. R. Staatk., mndl. uitg. 1930, bl. 539 v., en Bergrede, bl. 20 vv.

20) Grosheide, Mattheus, bl. 98.

21) De Graaf, Gij zult niet doodslaan, bl. 7.

22) Schilder, a.w. bl. 106.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's