Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een interview met den heer Van Geelkerken.

Tijdens verblijf in het buitenland knipte ik voor „Persschouw" uit „De Groene Amsterdammer" enkele zeer merkwaardige passages uit een interview, waarin de heer Mussert, algemeen leider der N.S.B., behalve een reeks domheden ook allerlei zeer duidelijke dreigementen tegen kerk en „geestelijkheid" geuit Iiad. De copie Persschouw was echter te laat aangekomen; en sinds vernam ik, dat de antirevolutionaire dagbladpers er wel zooveel notitie van had genomen, dat mijn copie voor onze lezers geen zin meer had. Ik hield ze daarom maar in. Sedert heeft de pers der N.S.B, groot misbaar gemaakt, en gezegd, dat de „Groene Amsterdammer" het verhaal maar gefantaseerd had. Wie weet, hoe schrikbarend deze pers liegen kan, gelooft onmiddellijk de verklaring van den heer Brouwer, in „De Groene", dat het interview wel degelijk betrouwbaar weergegeven was; hij toonde trouwens met de stukken aan, dat men van N.S.B.-zijde zich zelf weersprak.

Thans evenwel geven we een vervolg op de geschiedenis. Het betreft een interview met den heer Van Geelkerken, die in het Duitsch een titel krijgt, die hieronder bepaalde associaties wekt: Stellvertreter des Führers. Mr G. A. Boon, lid der Tweede Kamer, vertelt in „De Groene' (1 Aug.):

Kort geleden promoveerde aan de Universiteit te Giessen Dr Dr Helmut Otto, die van de juridische faculteit den doctorstitel in het kwadraat ontving voor zijn dissertatie over „Die flamischen und hollandischen Nationalbewegungen". Natuurlijk wilde de heer Otto de Nederlandsche Nationaal-Socialistische Beweging, waarover hij in het blad van zijn gouwleider Florian „Die Volksparole" onder den titel „Hou Zee" reeds een geestdriftige beschrijving had gelezen („Jede vorüberziehende Gruppe grüsste ihren Führer mit dem von der NSB. übernommenen deutschen Gruss") uit eigen aanschouwing leeren kennen en dies begaf hij zich ter verzameling van gegevens voor zijn proefschrift in Augustus 1935 naar het Hoofdkwartier der N.S.B, te Utrecht. Daar hem werd medegedeeld, dat Ir Mussert op dat oogenblik „in Niederlandischen-" Indien in einem grossangelegten Propagandafeldzug 398 von Versammlung zu Versammlung" vloog, moest hij zich tevreden stellen met den „Stellvertreter des Führers" den heer van Geelkerken. En wat teekende Dr Otto uit den mond van Musserts plaatsvervanger op?

„Tagtaglich stromen immer mehr Anhanger zu unseren schwarzroten Fahnen. Der Geist unserer Leute ist glanzend, und dass wir auf dem rechten Wage sind, beweist uns das Geheul der jüdischeii, liberalistischen und marxistischen Grosstadtpresse. Aber allen Gewalten zum Trotz marschieren wir! Auf unserer Seite steht das Militar mit seinen Offizieren; in einem Fliegerlager waren 95 % der Stimmen für uns. Auch die staatliche Polizei in den Grossstadten ist auf unserer Seite; wahrend die regierende Koningin unseren Besti'ebungen gegenüber uninteressiert ist, begeistert sich die Kronprinzessin Juliana für unsere Idee. Ihre gesamte Umgebung sind Nationalsozialisten!"

De bedoeling is duidelijk: „Gij, Duitsche Nazi's, maakt u zoo warm over Oostenrijk, Danzig en Memel, bedenkt toch dat in het stamverwante Dietschland het geheele leger, het korps vliegeniers en de politie onze broeders zijn". Is grooter misleiding en leugen denkbaar? Maar veel ergerlijker is wat gezegd wordt over ons Koningshuis. Onze Koningin zou niet het minste belang in de „Beweging" stellen. Och neen, onze Koningin, van wie ieder, die met Haar in aanraking komt, weet dat Zij altijd met intense belangstelling alles medebeleeft, wat in Haar volk omgaat, zou zich niet voor staatszaken interesseren! Maar de Duitsche Nazi's kunnen, zoo vervolgt de heer van Geelkerken, gerust zijn: de troonopvolgster en Haar geheele omgeving zijn allen vurige nationaal-socialisten. En dit zegt de leiding van de Partij, die zich beroemt op haar z.g. Oranjeliefde en die zich niet ontziet met dergelijke leugens het Vorstenhuis in den politieleen strijd te betrekken.

Ook over het einddoel van de N.S.B, lichtte de heer van Geelkerken den heer Otto in: „Unser Fernziel besteht in der Errichtung des Gross-Dietschen Reiches, zu dem auch die Flamen in Belgien und Nordfrankreich gehören".

Een teer punt bij het interview was het Jodenvraagstuk. Weliswaar is de „Ariërparagraaf" een der weinige programmapunten, die de N.S.B, niet van de Duitsche moederpartij heeft overgenomen, maar ik heb onlangs twintig bewijzen van het anti-semitisme der N.S.B, geleverd. Toch zeide dezer dagen Ds van Duyl op zijn propagandareis in Indië, dat de N.S.B, volstrekt niet anti-semitisch is. Ach ja, in Indië is het naar voren brengen van het rassenvraagstuk ietwat gevaarlijk, want Herr Otto erkent, dat het moeilijk is dit te sterk op den voorgrond te brengen, omdat „in Holland seit 300 Jahren Mischehen mit der Kolonialbevölkerung geduldet und als vollgültig anerkannt werden". Daarom is 't wenschelijk in Indië niet met het begrip „Mischlinge" aan te komen.

De Heer van Geelkerken onthult echter in het interview nog eens het ware standpunt der N.S.B.: „Wir bedauern, dass uns von Deutschland in letzter Zeit Judenfreundschaft und andere schone Dinge vorgeworfen werden. Gev/iss, wir haben keinen Arierparagraphen und haben Juden in unsere Reihen aufgenommen; das besagt aber nicht, dass wir Judenfreunde sind und ich kann Ihnen verraten, dass die 150 Juden, die wir unter unseren 54000 eingeschriebenen Mitgliedern haben, sich in unseren Reihen nich sonderlich wohl fühlen. Eine Anzahl von Ihnen ist in letzter Zeit auch schon wieder ausgetreten".

En verder: „Sie werden begreifen, dass wir uns unter diesen Umstanden nicht auf das Rasseprinzip festlegen dürfen. Auch bei uns in Holland gilt der Grundsatz: „Die Politik ist die Kunst des Möglichen!" Für uns geht es darum, zunachst einmal die Macht im Staate zu erobern."

Het is heel duidelijk: In Holland moeten wij daarmede voorloopig wat voorzichtig zijn, maar Duitsche Nazi-broeders, maakt u niet ongerust, als wij eenmaal de macht in handen zouden krijgen, dan spelen wij het met de Joden op uw manier ook wel klaar.

Dit interview, te vinden op pag. 78, 79 en 80 van de dissertatie van Kameraad Dr Dr Helmut Otto en eerbiedig „Meinem Gauleiter Pg. Staatsrat Friedrich Karl Florian M. d. R." opgedragen, zal men moeilijk weer kunnen beantwoorden met: „Es ist nich wahr".

De beide interviews kwamen precies op tijd: ze kwamen vóór de vergadering der Generale Synode van de Gerefoi-meerde Kerken in Nederland.

„De Gereformeerde School" over „bepaalde invloeden".

In „De Gereformeerde School" (10 Aug.) komt volgende recensie voor:

Dr C. N. Impeta. „Zelfonderzoek noodzakelijk!" Uitgave J. H. Kok N.V. te Kampen. 1936.

Dr Impeta heeft ons Gereformeerde volk verrijkt met een voortreffelijke brochure. Hij toont aan, hoe naar de Schrift, naar Belijdenisschriften en Formulieren het zelfonderzoek noodzakelijk is. Zelfonderzoek niet alleen omtrent den stand des geloofslevens, maar ook omtrent onzen staat voor God.

Zooals onze lezers weten, was door onderscheiden broeders, o.a. door Ds van Dijk van Groningen, Ds Veenhof van Haarlem en den heer Janse van Biggekerke, over deze materie anders geoordeeld.

Wij meenen, dat de wijze, waarop Dr Impeta aantoont, dat deze broeders zich vergissen, zeer overtuigend is.

Wij zijn er wel van doordrongen, dat met het bespreken van dit punt slechts een enkel symptoom aangeraakt wordt van een beschouwing, die onder ons begint op te komen.

Des te grooter is de waarde van de brochure van Dr Impeta, dat hij dit symptoom zoo krachtig en zoo uitnemend heeft weten te bestrijden. Wij hopen, dat deze brochure veel gelezen wordt en mag meehelpen om bepaalde invloeden, welke wij niet nuttig achten voor het Gereformeerde leven, te keeren.

394 Redacteuren van dit blad zijn de heeren Prof. Dr J. Severijn, J. v. d. Waals, Prof. Dr J. Waterink. We mogen derhalve wel aannemen, dat „J. W." hier beteekent: Prof. Dr J. Waterink. Tegenover hem volstaan we met een herhaling van wat reeds eerder hier opgemerkt werd: dat het een uit wetenschappelijk oogpunt ongerijmd pogen is, de beschouwingen, die door Ds Van Dijk, Ds Veenhof, en den heer Janse over het onderhavige punt gegeven zijn, te herleiden tot één bepaalde beschouwing, die „onder ons begint op te komen". Gelijk het ook voor Dr Impeta wel een niet hegeerde lof zal zijn •— al hebben we het dadelijk zien aankomen — dat zijn brochure zich gemakkelijk laat gebruiken als strijdmateriaal in de hand van sommigen, die over zijn hoofd heen anderen — niet genoemden — willen bestrijden. Gelukkig zijn er ook nog menschen, die inzake bepaalde uitspraken naar argumenten vragen, en die wel zóó goed thuis zijn in de kerkelijke wereld, dat ze het gegeneraliseer van den recensent in „De Gereformeerde School" zonder schade kunnen lezen. Zulke recensies doen tegenwoordig minder kwaad dan tien jaar geleden; een bewijs, dat we in sommige opzichten heusch vooruitgegaan zijn.

Vroeger en nu.

In „IJmuider Kerkbode" schrijft de heer T. van Popta: In de dagen van Kuyper en Bavinck, Woltjer en Fabius werden de grote vraagstukken behandeld als schriftcritiek, pantheïsme, zonde, schuld en straf. Daarin namen onze voormannen positie in tegenover het ongeloof. Verschil van mening was daar niet zoveel bij te verwachten.

Maar de studie treedt nu meer in bijzonderheden, er komen afgeleide beginselen aan de orde, er wordt over de oude vraagstukken nog eens nieuw licht geworpen. Er ontstaat behoefte om de ingenomen positie nader te funderen in verband met nieuwe vraagstukken op wetenschappelijk terrein. Als we terugzien naar oudere perioden in de Chr. kerk, waarin de wetenschap bloeide, dan vinden we ook die verschijnselen. Naast de theologie moet men zich bemoeien met de staatkundige vraagstukken en met de wijsgerige verklaring der dingen.

Wantrouwen zaaien?

In hetzelfde orgaan merkt dezelfde schrijver op: Wat wordt de plank ver mis geslagen als men Prof. Schilder wil toedichten, dat hij poogt wantrouwen te zaaien jegens de professoren der Vrije Universiteit. Prof. Schilder helpt juist mee om de denkbeelden van twee van de meest bekwame, van zeer principiële professoren van de Vrije Universiteit te bepleiten.

De wijze waarop „De Heraut" Prof. Schilder bestrijdt, is een ontzettende flater. Wie van jongs af met de grootste piëteit jegens „De Heraut" vervuld is, vindt het pijnlijk, dit te moeten zeggen.

Een geheim, maar publiek geworden stuk.

Via „Opbouw" citeer ik volgend stuk, dat onlangs publiek geworden is:

De „Denkschrift", welke de belijdenisbeweging, richting-Niemöller, Pinksteren j.l. aan Adolf Hitler zond en door een „lek" publiek werd, bevat naar wij thans op grond van den letterlijken tekst mededeelen kunnen, vooreerst een uiteenzetting van het gevaar van den strijd tegen de Christelijke kerk, die in Duitschland „sterker dan ooit sinds 1918" op te merken valt. Aan den rijkskanselier wordt de vraag gericht, of „het pogen om het Duitsche volk te ontkerstenen door verder medewerken van verantwoordelijke staatslieden of ook slechts door hun toezien en laten geworden de officiëele koers van de regeering zal worden". Toonaangevende persoonlijkheden in den staat leggen het woord „positief Christendom" willekeurig uit. De kerk ontving nooit de mogelijkheid om de vanuit hooge plaatsen gegeven verkeerde interpretaties van het Christelijk geloof met gelijke mogelijkheid van publiciteit te weerleggen. Sinds de aan de kerk opgedrongen verkiezingen van 1933 is tot op heden het eene ingrijpen in de kerk op het andere gevolgd. De kerk wordt in zaken van bestuur en financiën afhankelijk van den staat gehouden, van de vrijheid barer getuigenissen en ordening beroofd en tot dulding van de dwaalleer gedwongen. Onder het parool van de „ontconfessionaliseering" of „overwinning van de confessioneele scheidsmuren" is een beweging ontstaan, die aan de kerk haar actie op het publieke terrein onmogelijk maakt. De ontconfessionaliseering van de school wordt door den staat bewust bevorderd. Onder schending van de rechten der kerk wordt de afschaffing van de belijdeniskerk nagestreefd. En hierbij wordt op de gewetens der ouders de sterkst mogelijke partijdruk uitgeoefend. Als aan den Christen in naam van de nationaal-socialistische wereldbeschouwing een antisemitisme opgedrongen wordt, dat tot Jodenhaat verplicht, staat daartegenover het gebod der naastenliefde. Een van het Christendom in wezen verschillende moraliteit dringt bij het Duitsche volk binnen en dreigt het te ontaarden. In sterke mate wordt heden voor goed gehouden datgene wat het volk nuttig is. Een zoodanige handelwijze stelt doelmatigheidsoverwegingen boven de in Gods Woord geëischte waarachtigheid. Aan de wijze, waarop officieel de kerkstrijd omschreven wordt, aan de behandeling van de evangelische pers en het evangelische vergaderingsleven, aan de verandering van het begrip der vrijwilligheid in de offervaardigheid in zijn tegendeel bij gelegenheid van inzamelingen en bij propaganda voor het lidmaatschap van organisaties enz. wordt den evangelischen Christen deze verwaarloozing van het waarheidsgebod bijzonder duidelijk. De eed als het zweren van trouw en het op zich nemen van bindende verplichtingen komt schrikwekkend vaak voor en zinkt daarmee schrikwekkend diep in waardeering. De waardeering van de stembiljetten bij de laatste rijksdagverkiezing heeft vele Christenen in gewetensnood gebracht, daar immers het nut van het volk boven de waarachtigheid gesteld wordt. Evangelische Christenen, die voor de waarachtigheid van hun beslissing uitkwamen, zijn gehoond en mishandeld. Het evangelische geweten, dat zich voor volk en regeering mede-verantwoordelijk weet, wordt zwaar gedrukt door het feit, dat er in Duitschland, dat zich een rechtsstaat noemt, nog altijd concentratiekampen zijn en dat de maatregelen van de geheime politie aan alle rechterlijke controle onttrokken zijn. De rijksregeering moge zich de vraag voor leggen, of het Duitsche volk het op den duur zal kunnen dragen, als deze weg verder beschreden wordt. Reeds nu oefenen de gewetensdwang, de vervolging van de evangelische overtuiging, het elkander bespieden en uithooren een onheilvollen invloed.

In het slot van het geschrift heet het: „Ons volk dreigt de aan het volk door God gestelde perken te buiten te gaan. Het wil zichzelf tot maat aller dingen maken. Dat is menschelijke hoogmoed, die tegen God opstaat. In dit verband moeten wij aan den leider en rijkskanselier onze zorg bekendmaken, daarover dat hem veelszins vereering in een zoodanigen vorm geboden wordt, als alleen aan God toekomt".

Advertenties.

„De Waarheidsvriend" schrijft:

Gelukkig is — en nog wel uit den kring van Vrijzinnig Hervormden — nu de stem gehoord: niet meer doen! De vrijzinnige predikanten van Drachten, Ds D. Bakker en Ds J. Dikboom, hebben gepubliceerd, „dat zij voortaan het onderwerp van hun preeken niet meer in de courant zullen aankondigen". Zij achten het — gelukkig! — „in strijd met het wezen en de taak van de Kerk". „De Kerk is — zeggen ze — meer dan een vereeniging. De Kerk is de bewaarster van de schat der eeuwen. En wij meenen — aldus deze vrijzinnige predikanten — dat het daar bovenal en allermeest om gaat, als wij als gemeente samenkomen. 't Gaat om de boodschap, die ons oordeelt en beschaamt, maar ons tegelijk zegent en roept. En nu maakt het bij ons verschil, of wij ons naar de kerk begeven om te hooren, wat één van ons zeggen zal over dit of dat onderwerp, of dat wij samen leeren opgaan tot den eeredienst voor het aangezicht van Hem, Wien ons leven behoort".

Het blad voegt hieraan toe:

Wij willen op elk woord hier geen onderzoek instellen of het juist is zóó de dingen te zeggen. Maar met de hoofdstrekking zijn we het eens: de Kerk moet de menschen niet trekken door de annonce, dat een of ander onderwerp — en dan natuurlijk een pikant onderwerp — behandeld wordt. Dat id strijd met het wezen en de taak van de K Het blad geeft enkele voorbeelden:

We denken aan een dominee, die... experiment! vooral door reclameborden en meer nog door ad tenties, waardoor het onderwerp wordt bekend maakt, dat behandeld zal worden. Rondom St ^ laas is de duivel dan de zwarte Piet; rondom Erasmus-herdenkingen doet „het ei van Erasmus { Luther uitgebroed" opgeld; en het onderwerp jg' blad, dat de geleerde omslaat, als hij de klok h slaan".

Anti-militairisme wordt door oorlogsschandalen predikt. Lijkverbranding wordt smakelijk getna En zoo gaat het telkens weer met een nieuw gramma.

Vox populi vos

Uit „De Vuurtoren" (A.-R. propagandablad): „Boven eiken eerlijken rechter st God."

Aldus Hitler. Schrik niet waarde lezer. U denkt, dat dit geen woorden van den Führer z Inderdaad heeft Hitler deze woorden gesproken een verkiezingsspeech te München sprak hij o.a. volgt:

„Wanneer men nu ergens ter wereld samenk om over ons recht te spreken, dan zeg ik, tl eiken eerlijken rechter staat God."

Welaan zegt ge, dat klinkt toch heusch niet si Neen, als meer niet gezegd was, zouden zij, die hun God boven hun Führer stellen, er mede in» men. God boven allen en alles, dat belijden ook Maar, Hitler vervolgde aldus: „en de stemi volks is de stem van God en daarom zijt mijn Duitsche volk, alleen mijn rechter".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1936

De Reformatie | 8 Pagina's