Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hervormde Kerk tusschsn twee vuren.

Onder het opschrift „Onmogelijke Positie" schrijft de heer^H. Algra in „Leeuwarder Kerkbode":

In de Nederlandsch Hervormde Kerk blijft het vraagstuk van de communistische predikanten aan de orde.

De classicale besturen zullen die zaak nu moeten behandelen.

Maar de Synode heeft alvast een vingerwijzing gegeven, door in een „motie" uit te spreken, dat het communisme niet van atheïsme kan worden gescheiden. Daaruit is maar één consequentie te trekken, n.l. dat de predikanten niet kunnen worden gehandhaafd, die het communisme propageeren.

En toch verkeeren deze besturen in een onmogelijke positie.

Ds Boers van Roordahuizum heeft een brochure ge^ schreven, waarin hij opkomt tegen de verwijten, die de Synode aan zijn adres heeft gericht.

Die verwijten waren niet malscli. Hij zou koud en liefdeloos hebben geoordeeld over de kerk. Hij zou verschoonend en bemantelend hebben gesproken over het kwaad, dat in Rusland gebeurt, enz.

Ds Boers ontkent dat.

Hij heeft wel streng over de kerk geoordeeld, maar niet liefdeloos. Want hij heeft de pretentie, dat juist menschen als hij, die geheel vervuld zijn van de idealen der Bolsjewieken, in de kerk thuis hooren. En de beschuldiging, liefdeloos geschreven te hebben, wijst hij af, door een reeks citaten aan te halen van orthodoxe en moderne predikanten, die ook over het tekort van de kerk scherpe woorden hebben gezegd.

De „N. R. Crt" heeft het ook voor deze predikanten opgenomen. Zij vraagt: waarom spreekt de Synode zich bij motie wel uit tegen het communisme, en niet tegen het fascisme?

Ds Boers heeft gelijk. ;

En de „N. R. Crt." heeft gelijk.

Men krijgt heel sterk den indruk, dat sommige kringen in de Hervormde Kerk zich tegen deze predikanten keeren, omdat zij de Ned. Herv. Kerk compromitteerden. De kerk komt in opspraak, als er communistische predikanten in optreden.

Maar op die manier staat men zwak tegen deze ijveraars.

Ds Boers b.v. maakt van Christus feitelijk een soort sociale, revolutionair getinte hervomaer. Dat is hij volgens hem althans naar het beeld, dat de Evangeliën van hem geven. Of die Evangeliën betrouwbaar zijn, laat hij in zijn brochure in het midden.

En toch — het eenige punt, waarop de kerkelijke vergaderingen het recht hebben en de plicht, om deze predikanten aan te pakken, dat is op het punt van de Schrift en de belijdenis. Wat dunkt U van Sovjet- Rusland, dat is niet de eerste vraag.

Door het stellen van die vraag brengt men zich zelf in een onhoudbare positie.

Er zijn Ned. Herv. predikanten, die ijveren voor de N.S.B.

Wanneer er een aanklacht kwam tegen deze predikanten, zouden aan hen ook vragen Itunnen worden gesteld, die Ds Boers werden voorgelegd.

Als men Ds Boers vraagt: Hoe kunt gij den gang van zaken daar rijmen met het Evangelie van Jezus Christus? dan kan men precies diezelfde vraag stellen aan de fascistische dominee's, met dien verstande, dat dan met daar wordt verwezen naar Duitschland.

Als men de brochure van Ds Boers ernstig leest, dan beseft men, dat achter zijn ijveren voor Sovjet- Rusland in den diepsten zin een ander vraagstuk, een andere keuze ligt. Een keuze op theologisch terrein.

D e vraag, die bij het positie kiezen vóór of tegen Ds Boers van primaire beteekenis is, moet luiden: Wat dunkt U van den Chi'istus, en niet: wat dunkt U van Sovj et-Rusland.

En de Synode plaatst zich zelf in een onhoudbare positie, als zij die vraag achterwege laat.

Toch is het geen wonder, dat zij dat doet. Want dan werd het een kwestie van leertucht. En daar is men bang voor.

Zoolang de Synode de leervrijheid laat bestaan, staat zij zwak tegenover den communist. En bij de voortgaande radicaliseering wordt haar positie al meer onhoudbaai*.

Als Ds Boers moet verdwijnen, omdat hij door zijn propaganda voor het communisme de kerk heeft gecompromitteerd, dan heeft de kerk daarmee haar positie verzwakt.

Maar als hij zou moeten verdwijnen, omdat hij den Christus der Schriften niet heeft gepredikt, den Heiland van zondaren, bij Wien verlossing is door Zijn vrijwillig offer, dan zou dat een beslissende stap zijn in de goede richting.

Spoediger dan het lijkt, zal de Hervormde Kerk misschien moeten kiezen. O f een belijdende kerk, die de waarheid handhaaft.

O f een genootschap, dat geen extremisten verdraagt. Voor de duizenden, die in de Hervormde Kerk de belijdenis liefhebben, is de keus niet moeilijk. Voor de anderen blijft het een hopeloos geschipper.

„Typeerend".

Dr A. Kuyper Jr schrijft in „Geref. Kb. Rotterdam":

Er wordt tegenwoordig gesproken over dê methode van prediking in verband met het Verbond. Volgens sommigen mag men de vraag niet stellen: hebt gij voor u zelven-daar deel aan?

In „Schiedamsch Kerkblad" wordt nu een betoog geleverd om aan te toonen dat dit niet mag, met een voorbeeld, dat wij typeerend noemen. Daarm lezen we: „Petrus is verzocht. De duivel heeft zijn strikken voor hem gespannen, waarbij de duivel zich van verschillende! middelen heeft bediend. Van de krijgsknechten rondom het vuur. En van de dienstmaagd. Vooral van die dienstmaagd. Zij is Petrus een ancilla diaboli, een dienstmaagd des duivels geweest. Door die vraag iedere keer maar weer of Petrus ook uit zijn discipelen was, is Petrus bezweken, en heeft hij zijn Meester zoo vreeselijk verloochend. En nu is dat wel de zonde van Petrus geweest. Hij had niet mogen ontrouw zijn. Maar wat de duivel deed was óók slecht. Die heeft Petrus verzocht. Met die vraag van de dienstmaagd, ieder keer maar weer: „of hij er óók een van was? "

En daaraan wordt dan deze toepassing verbonden: „Moet de Dienst des Woords ons nu telkens weer aansporen om in onze ingewanden te onderzoeken of wij wel tot het honds volk behooren? Om een daad van religieuze harakiri te plegen? "

Wij nemen dit over uit „De Reformatie", die het helaas zonder eenige commentaar doorgaf. Dit betoog moet dan dienen om te bewijzen, dat niet onderscheidenlijk gepredikt moet worden, en dat niet mag worden aangedrongen op zelfonderzoek of men wel in het geloof is.

Wat dit „doorgeven zonder kommentaar" betreft: wanneer Ds Vonk door een onbekenden schrijver in een orgaan van Ds S. Kamper zóó onwaardig aangevallen wordt, als gebleken is, dan is het alleszins gewenscht, diens eigen woorden te lezen. Overigens: - ik lees in

het artikel van Ds Vonk, dat ik nog eens nalas, geen enkel woord, dat betoogen, laat staan: bewijzen, wil, dat er niet „onderscheidenlijk" moet worden gepreekt. Ik meen, dat Ds Vonk er op wijst, dat het Woord Gods, en dus ook de trouwe dienst van dit Woord, met grooten nadruk predikt, dat er ongehoorzamen zijn, die „buitenblijven", in „verderf" eindigen, en voor wie er geen slachtoffer meer overblijft voor de zonden. En hij wees op Mozes, die leven èn dood verkondigde, en wilde hem daarin nagevolgd zien.

Zie ik het wel, dan wil Ds Vonk, evenals Dr A. Kuyper, „onderscheidenlijk" gepreekt hebben. Maar dan zóó goed onderscheidenlijk, dat men de ongehoorzaamheid niet als een vorm der gehoorzaamheid, en de ongeloovigheid. niet als één der modi vivendi in de kerk van den levenden God voorstelt.

En waar dit al een zeer oud standpunt is, zie ik geen enkele reden, om de bezorgdheid van Dr Kuyper te deelen. Tusschen een „deel hebben" „in de belofte" en het „deel aannemen" in geloofsgehoorzaamheid is wel eenig verschil.

„Gerefonneerd Jongelingsblad".

Terugkomende op wat ik hier schreef, 14 dagen geleden, doet het orgaan 3 dingen:

a. het beweert, dat ik tegen beter weten in constateerde, dat de kroniekschrijver anoniem was (de naam wordt thdns genoemd: dhr I. Stap, Amersfoort). Het antwoord is kort: ik wist persoonlijk, doch dan alleen maar sedert eenige weken, wie de schrijver was. Natuurlijk doet dat niets af van het feit, dat de overgroote meerderheid van zijn lezers het niet wist; de opmerking van „tegen beter weten in" iets beweren zou dus eenigen zin gehad hebben, als ik gezegd had: mij is de naam niet bekend. Thans heeft ze geen enkelen zin;

b. mijn bewering, dat de kroniekschrijver „verdere" onwaarheden had gezegd, die ik maar zou laten gaan, wordt beantwoord met de tegen-opmerking, dat één bepaalde bewering toch niet onwaar was. Een redeneering, die hierop neerkomt: A. constateert, dat B., die een zak knikkers had, er enkele bij had van ondeugdelijk allooi. B. haalt één knikker er uit, en zegt: maar die is toch prachtig? ;

c. mijn klacht, dat een schrijver, die zijn naam niet noemde, op praatjes afgaande, in een voorzichtigen vorm naij beschuldigde van een zeer bepaalde persoonlijke reactie mijnerzijds op persoonlijke acties van anderen anderzijds, wordt afgedaan met een zucht: is het niet treurig, dat men tegenwoordig niet meer hopen mag, dat er goede verstandhoudingen komen tusschen professoren? Alsof tegen dat verlangen iemand ook maar iets gezegd had... En alsof de kroniekschrijver zich daartoe bepaald had... Natuurlijk heeft hij heel wat anders gezegd; en ik noem het een treurig teeken des tij ds, dat men dergelijke kwaadsprekerij met verschuiving van heel het probleem durft goed praten ten a^nschouwe van jongelui, die men zorgvuldig houdt buiten de kennis van wat de door dhr Stap beschuldigde opmerkte.

Waar is de man?

Onder het opschrift: „wie is de snoodaard? " schrijft Ds J. M. Spier in „Gerei Kb. Hoeksche Waard":

Op de Bondsvergadering van Geref. Mannenverenigingen sprak de voorzitter Ds v. d. Boom van Overschie een openingswoord over „Bezinning en bezieling". Volgens het verslag in „De Standaard" werd ook het volgende opgemerkt:

„De drang naar waarheid moet ons bezielen, niet de zucht om alles op losse schroeven te zetten. De begeerte om onze Confessie beter te formuleeren en uit te bouwen, met 't oog op den tijd, waarin wij leven, moet niet ontaarden in een poging om die belijdenis zelf disputabel te stellen. De reformatie, die doorgaan moet, mag zich niet losmaken van de ge-' schiedenis, maar moet op historischen bodem worden voortgezet. En — last not least — geen tegenstellingen mogen geschapen, die er niet zijn. Geen botsingen moeten ge­ provoceerd, die jdoor de Christelijke liefde moeten worden vermeden."

Wij onderstrepen en vragen slechts: wie is die snoodaard?

Met zulke algemeenheden komen we geen stap verder. Ze wekken integendeel achterdocht en wantrouwen. Natuurlijk bedoelt Ds v. d. Boom dit allerminst. Maar daarom betreuren we zulke uitspraken nog des te meer.

Uit het slachthuis.

Het beeld van het „slachthuis" is niet van mij, doch van Ds H. Knoop, die in „Geref. Kb. Rotterdam—Delfshaven" opmerkt:

Wie bewust het geestelijk en kerkelijk leven binnen onzen kring meeleeft, weet, dat het „gesprek" over het z.g.n. „zelfonderzoek", een van de vraagstukken, die met andere in den laatsten tijd opnieuw aan de orde zijn gesteld en opnieuw in publieke gedachtenwisseling zijn gebracht, nog in vollen gang is. Met opzet heb ik het woord opnieuw hier met vette letters laten zetten. Want we moeten niet doen, alsof we in deze onderlinge gedachtenwisseling met een soort nieuwlichterij te doen hebben; evenmin, alsof men deze vraagstukken n u pas ontdekt heeft. Wie dat meent, is èf het verleden vergeten, óf komt nog pas kijken. Het is veeleer zoo, dat we hier vraagstukken hebben, die reeds vroeger, en heel wat vroeger óók, de theologische litteratuur uit vorige eeuwen wijst dat wel uit, onder ons besproken zijn geweest, maar van welke bespreking we, met name in de naoorlogsche jaren, toen we ons hebben laten verleiden in het slachthuis der psychologie aan het operatiewerk te gaan, zijn afgestapt. Zeer tot geestelijke schade in onze kerken. Want 't komt mij voor, dat we dusdoende hebben meegedaan om een geslacht te kweeken, dat het in ziele-graven en dito ontleden aardig ver gebracht heeft, maar dat geen geestelijke stevigheid en vastheid vertoont. Hoeveel „bijbelsche personen en gestalten" zijn er niet tot stichting der gemeente naar de regels van de psychologie letterlijk uitgebeend, en dat niet zonder persoonlijke willekeur van den bepaalden zielkundigen chirurg. En hoe is zoo 't Woord Gods in de prediking op den achtergrond gekomen voor de ziels-ontleding; en is de openbaringsgeschiedenis verdonkerd door de mensch-gesohiedenis, is ook de Christus-prediking verdrongen voor prediking van de mensclienziel met wat daar zoo „'t gebeuren" in is. O, ik weet, dat was mooi preeken en interessant, maar of 't ook was naar den „zin en meening" des Geestes? Of hier de Woordverkondiging tot haar recht kwam? Deze vragen stellen is ook ze beantwoorden.

Aan het slot van het instructieve artikel lezen we:

Om alle misverstand af te snijden en als 't kan onder ons oppervlakkig oordeelen en veroordeeleh tegen te gaan, wil ik hier even kort uiteenzetten, waar het om gaat.

Nogmaals, niet over het al of niet noodzakelijke van het zelfonderzoek. Allen zijn het er over eens, dat zelfonderzoek noodzake- 1 ijk is. Maar 't gaat hier over den aard, de vóóronderstellingen, den maatstaf, 't doel van 't door allen noodzakelijk geaohte zelfonderzoek. En dus daarmee in verband: hoe er moet gepredikt worden, welke leiding de Dienst des Woords geven moet, om de gemeente tot dit noodzakelijke zelfonderzoek te brengen.

Als wij dit maar goed zien, dan zijn er heel wat misverstanden en verdenkingen uit den weg geruimd, en is er de sfeer geschapen, waarin we met elkander rustig verder kunnen praten, zonder deze of die zóó maar aan te wijzen als zijnde niet meer Gereformeerd.

Brochure-Ds den Houting.

De nervositeit van sommigen blijkt nèg erger dan ik al wist; lees, wat hieronder Ds Y. v. d. Zee schrijft in „Geref. Kb. Amsterdam-West" inzake gebruik van den kansel (het gaat over Ds den Houtings referaat over de kwestie der doopserkenning):

Nu kerkbladen en kansels gebruikt worden om het vreeselijke van dit referaat aan te toonen, zonder dat men het zelfs heeft gehoord of gelezen, is 'het inderdaad heel goed, dat alles komt onder de oogen van ons Geref. volk, opdat het wete, waar het aan toe is — en zelf kunne oordeelen over de aanhangige kwes­ tie — en dan zal het zien, dat hier de zaak gewoi is opgeblazen en in de discussie dingen zijn gez die beter hadden kunnen verzwegen zijn, of oti andere plaats en bij een andere gelegenheid naar T hadden dienen gebracht te worden. Onbegrijpelijls i het lezen van het referaat, dat Geleerde en Zee leerde en zelfs Hooggeleerde Heeren de zaken averechtsch kunnen zien. Heusch, hier is iets oi baar geworden van de „boosheid des oordeek" „der waanzinnige wereld". En dat is diep te bet'i ren niet het minst omdat het in onze Geref. krii gebeurd is. Ook dit:

Hij stelt dan niet de Doopserkenning disputa maar wel de „grond" waarop men het doet. Is nu zoo erg? Wij zouden zeggen, dien kant moet juist uit — en wij kunnen, eerlijk gezegd, niet bei pen hoe velen hierover zooveel stof hebben oi jaagd —• stof hebben opgejaagd vooral door den r rent iets te laten zeggen, wat hij niet gezegd hi (Men zie Kritiek en Repliek.)

Men oordeelde en veroordeelde zonder gehoord gelezen te hebben; men verdraaide zijn woorden onrustig en zenuwachtig — niet bezonnen en k meer.

Diat werkt funest. Wij zijn het met den scliri eens. K. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1936

De Reformatie | 8 Pagina's