Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Noch wijn noch sterken drank zal hij drinken. Luc. 1:15 b.

Gods Nazireër.

Het kind van Zacharias en Elisabetb zal een priesterzoon zijn; en aldus drager van Israels verwachting. Want in dat immer wcderlceerend priesterschap, dat overging van vader op zoon, omdat het niet teweeg kon brengen de volmaakte verzoening door bloed van stieren en bokken, schreide Israels hoop op den waarachtigen Hoogepriester onzer belijdenis.

Toch uit zich deze verwachting in hel Levietisch priesterschap wel zeer onvolkoimen. Al was hel alleen maar O'm het soms louter vormelijk karakter der priesterlijke liturgie. Doch ook, omdat do beste iiilingen dezer verwachtingen gebonden zijn in den dienst der schaduwen aan één heiligen stam, aan heilige plaatsen en heilige tijden en heilige handelingen.

Daarom treffen ons in het Oude Testament gedurig de aanwijzingen, dat het de wil van Israels God is, dat deze categorie niet tot coterie wordt. Liet God niet eiken oudsten zoon lossen, omdat eigenlijk ieder gezin in eiken stam van Israël zijn mjarage tot den ceremoniëelen dienst behoorde te geven; al kon heel Israël niet slaan in priesterlijke bediening, de roeping daartoe bleef en het zeggen Gods Ijij het komen tot het levenslicht van eiken eerstgeboorne: „Die is van Mij" moest van die roeping het besef levend houden.

Bovendien is daar de instelling van het n.az i- reaat als de voortdurende heenwijzing naai- een „ambt aller geloovigen" ook in de situatie, waai-in een reguliere clerus zijn recht en reden van beslaan heeft.

Immers, men werd in Israël Nazireër in hei besef, dal de roeping tof Gods heiligen dienst sprak tot ieder kind van vader Abraham. Uil hel besef dezer roeping van allen en een iegelijk, aanvaardden enkelen de geloften van het Nazireèrschap. Gewoonlijk voor bepaalden tijd — 't zij dertig of wel honderd dagen, soms ook voor den duur van 'theele aardsche leven, bond men zicli speciaal, opzettelijk, anders dan anders, aan den sacralen dienst. De Nazireër zocht daartoe een bepaalde wijding; en stond naar deze heiliging door op te volgen het voorschrift der Wet voor den priesterstand: ja voor den Hoogepriester.

Men vergelijke maar de voorschriften, waaraan de Nazireër te voldoen had met de eischen, voor den priester en zijn dienst gesteld.

Als hij in dienst is, mag de priester geen wijn of sterken drank gebruiken. De Nazireër dient zich daai-van eveneens te onthouden; ook mag hij geen edik of dniivensap, geen versche of gedroogde druiven zelfs nutügen.

De priesters mochlen den hoek van hun baard niel scheren. Tot den Nazireër wordt gezegd, dat al den tijd, dat hij zich slelde onder de gelofte, geen scheermes gaan mocht over zijn hoofd. Hij moest dan zijn als de onbesnoeide wijnstok, die den Sabbat des lands aanduidt. En als het altaai-, waarover geen ijzer mocht bewogen worden; geen menschenhand mocht de altaai'-steenen ven'ormen; ze moesten gebruikt worden, zooals ze uit

Gods hand te voorschijn waren gekomen. Ook mocht de priester zich niet over een doode verontreinigen, tenzij deze hem zeer na in den bloede bestond. De Nazireër mocht in 'l geheel geen lijk aanraken. Voor hem is de eisch voor den priester volstrekt. In dit opzicht is hij den hoogepriester gelijk, van wien evenals van hem uitdrukkelijk gezegd wordt: „Zelfs over zijn vader en zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen". Merkwaardigerwijs staat dan ook aan het slot van Num. 6, het hoofdstuk over de Nazireër-gelofle, de hoogeprieslerlijke zegen.

Dus is alreeds in Israël in de vooiioopige bedeeling der schaduwen hel recht en het voorrecht om tol God te naderen niet absoluut gereserveerd voor een bepaalde kaste met een zekere afkomst, ledere Israëliet kan in het Nazireërschap grijpen naar de roeping Gods.

En nu Johannes, hel kind van den Zacharias. priesler

God laai den engel van hem zeggen, dat hij geen wijn noch sterken drank zal drinken. De herinnering aan de woordkeus van Num. 6:3, Richt. 13 VS 4', I Sam. 1:11 is te duidelijk, om van dit prièslerkind in deze woorden niet te liooren zeggen, dat hij zal dragen de verbinding van het priester'ambt en het Nazireërschap. M.a.w. dat in hem zullen snijden elkaar de twee lijnen van den verordineerden dienst van Aarons huis en de spontane zicli-bereid-verklaring tot wijding aan God van alle oprechte Nazireërs. In dat kind van Zacliarias en Elisabeth legt God beslag op het priestergeslacht; maar Hij vergenoegt Zich niet met wat in dien jongen leven zal krachtens zijn afkomst en de heilige traditie en de heilige orde van Levi's stam; Hij wijdt hem Zicli, reeds in den moederschoot; en dus wordt reeds aan Zacharias voorspeld, dat de liturgie van Johannes persoonlijke dienst zijn zal, omdat in hem die twee nu samengaan, die in de voorbereidselen van den Nieuwen Dag nog menigmaal gescheiden wai-en. Johannes zal het Lam A^an Paschen aanwijzen, maar hij zal tevens wijken voor Hem die meer^der is dan Hij, en die na hem komt.

Zoo weet de oude priester bij het wierookaltaar, dat de Nieuwe Dag nabij is, de Dag, waarop de Wet in 't hart geschreven wordt; en dat zijn zoon de uiterste spanning der eischen van < Men dag zal doormaken.

En wij verstaan weer iets van de Goddelijke ordening van ons leven in deze bedeeling. Ambt en persoon zullen we nu zeker niet vrijmoedig kunnen scheiden. Geen ambtelijke majesteit zal zich breeduit kunnen zetten om Christus te verhinderen.

Ja, we kunnen nog verder gaan. Het Nazireërschap stijgt boven het priesterscliap uit hier. Aanvankelijk staat het schijnbaar lager. Wie priester is, altlians wie hoogepriester is, is meerder dan de Nazireër. Maar wat de engel tot Zacharias zegt doet ons vermoeden, dat het priesterschap door het Nazireërschap gecompleteerd wordt. Zeg maar: een noodzakelijke aanvulling. Doch dan verdwijnt de glorie van dat oude priesterschap.

De gordijnen van het voorhangsel blijven nog hangen bij het woord van den engel. Maar dat ze niim dertig jaar later scheuren zullen, staat nu a) vast.

En als er nu ambten nog zijn in de aardsche kerk van Jezus Christus, dan hebben ze niets van de glorie der zonen van Aaron. Ze hebben slechts den dienst te vervullen van Hem, Die uit al het volk verhoogd is.

R. S-

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's