Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het sterilisatle-vraagstuk."

vni.

Onder de vele bezwaren, die tegen de sterilisatie zijn aan te voeren, willen wij in de allereerste plaats noemen een wetensdiappelijk bezwaai-. Het is inderdaad een feit, dat achterlijkheid, zwalczinnigheid, psychopathie, enz. in den regel niet in en door het leven zijn ontstaan, maar aangeboren zijn. De conclusie, dat daarom een persoon, die achterlijk ol zwakzinnig of psychopaath is, nu ook dergelijke kinderen zal voortbrengen, is evenwel onjuist. Reeds eerder hebben wij er op gewezen, dat een groot onderscheid gemaakt moet worden tusschen het phenotype, d.w.z. den verschijningsvorm van den mensch, d.i. de persoon zooals wij dien waarnemen en het genotype, het complex van erfelijke eigenschappen, dat in zijn of haar kiemcellen besloten ligt. Ieder mensch vormt den doorgang voor een eindelooze reeks van mogelijkheden, die in de van hem uit naar boven zich waaiervormig uitbreidende rijen van zijn voorgeslacht aanwezig waren en in zijn evenzoo zich waaiervormig uitbreidende nakomelingschap aanwezig zullen zijn. Zij kwamen niet in één der leden van zijn voorgeslacht alle als werkelijkheid tot uiting; zij deden dat niet alle in hem; zij zullen het niet alle doen in één der leden van zijn nageslacht. Men erft zijn eigenschappen in tegenstelling tot zijn eigendom niet van zijn ouders, maar van zijn geheele voorgeslacht. 1)

Aangeboren is dus niet hetzelfde als erfelijk verkregen. Voor zoover iets aangeboren is, maar niet erfelijk verkregen (b.v. zwakzinnigheid door kiembeschadiging), geeft dit aangeboren zijn geen aanleiding om te verwachten, dat het op het nakroost zal worden overgebracht. Voor zoover iets erfelijk verkregen is bestaat voor die verwachting wel reden, maar dan in dezen zin, dat mogelijkheden overgeërfd worden. In hoeverre die mogelijkheden werkelijkheid worden zullen is niet zoo gemakkelijk vooruit te zeggen. Alleen bij volledige kennis van de erfelijkheidsgegevens, die in iemands voorgeslacht tot uiting zijn gekomen, zou men dus gerechtigd zijn een meening uit te spreken over de kansen op het weer verschijnen in zijn nakomelingschap van een zijner eigenschappen.

Deze wetenschappelijke bezwaren zijn des te klemmender, omdat zij niet de meening van enkelen vertegenwoordigen, maar van verreweg de meerderheid der eugenetici. Op het internationaal congres van de „Federation abolitioniste internationale" te Rome in 1921 gehouden is dit wel zonneklaar gebleken. De medicus-staüsticus Prof. Dr R. SantoUguide 2) deelde op dit congres het resultaat mede van zijn enquête gehouden over de vraag: „of onze kennis van de wetten, die de erfelijkheid van menschen beheerschen, reeds zoo groot is, dat zij een aandrang om wettelijke sterilisatie in te voeren rechtvaardigt."

Deze vraag was toegezonden aan alle bekende wetenschappelijke onderzoekers, die zich met het erfelijklieidsvraagstuk bezighouden. Het resultaat was opmerkenswaardig: eenigen hadden ontwijkend geantwoord, de groote meerderheid beslist ontkennend, niemand bevestigend.

Niet voor niets schreef dan ook Prof. van Loghem ^) in het Ned. Tijdschr. voor Geneeskunde, dat de beslistheid, die sommige eugenetici aan den dag leggen, met wetenschappelijke zekerheid niet identiek is.

Ook al zou de wetenschap wel in staat zijn met wiskundige zekerheid de lichamelijke en geestelijke eigenschappen van het nageslacht vooraf te bepalen, dan nog zou sterilisatie niet geoorloofd zijn en wel om de volgende redenen, welke wij nu achtereenvolgens zullen behandelen.

2o. Een staatsrechtelijk bezwaar.

Het kan en mag de Overheid niet onverschillig zijn of het toekomstige geslacht krachtig en gezond dan wel zwak en ziekelijk, begaafd en intelligent dan wel achterlijk en dom zal zijn. *) Dit spreekt eigenlijk vanzelf, want alleen een sterk en lichamelijk en geestelijk volwaardig geslacht kan blijven bestaan. Alleen maar de taak der Overheid is hier in beginsel niet positief, maar negatief. Naar A.-R. beginsel heeft de Overheid in eugenetische quaesties niet de volle verantwoordelijkheid, maar een beperkte. Om dit aan te toonen ziülen wij zoowel de quaestie Overheid en zedelijkheid als het vraagstuk Overheid en volksgezondheid nader onder de oogen moeten zien.

De taak der Overheid met betrekking tot de volksbelangen van geestelijken aard is eenerzij ds onthouding van steun aan alles wat zich tegen openbare orde en goede zeden kant*) en anderzijds handhaving van de publieke eerbaarheid, met dien verstande echter, dat ze zich bij eiken maatregel stiptelijk verre boude van wat tot het terrein des huiselijken levens behoort. ^) Op het terrein van de 'Zedelijkheid heeft de Overheid alleen te waken voor grove, naar buiten blijkende, onzedelijkheid en neemt zij in positieven zin alleen die maatregelen, welke noodig zijn om de gevaren, die het zedelijke leven bedreigen, te koeren. De Overheid laat zich niet in met de beweegredenen, die leiden tot bepaalde daden, ze vi-aagt niet naar motieven, maar let alleen op de gedragingen van den mensch, zooals die naar buiten blijken, op datgene wat gezien wordt, in tegenstelling met wat niet wordt gezien.') M.a.w. de Overheidstaak is hier in beginsel een werende.

Hoewel derhalve de taak der Overheid op dit terrein hoofdzakelijk negatief is, wil dat volstrekt niet zeggen, dat deze houding ten opzichte van de algemeene zedelijkheid van weinig practisch belang is. In zake Zondagsheiliging b.v. kan de Overheid niet dwingend optreden, om de eenvoudige reden, dat heiliging van den dag des Hoeren een zaak des harten is. Toch zal de rust, die de Overheid juist op dozen dag van de week zooveel als mogelijk is bevordert, niet zonder invloed zijn op de heiliging van den Zondag. Evenzoo waarborgt de handhaving van de publieke eerbaarheid wel niet een innerlijk zedelijk levensgedrag van hel volkj maar desniettemin ondersteunt zij de zedelijke krachten, die onder de menschen werkzaam zijn en zal daardoor, zij het dan indirect, het zedelijk levenspeil gunstig beïnvloeden. Terecht noemt Dr Colijn^) dit dan ook het positieve gevolg van de negatieve taak der Overheid.

Heeft de Overheid op hot gebied van zedelijkheid in hoofdzaak een negatieve taak, evenzoo is dit het geval ten opzichte van de volksgezondheid, betzij deze betreklung heeft op de individuen zelf, hetzij op de komende generatie. Hier betreden wij hel z.g.n. private leven, zooals dit in de gesloten woning binnenskamers wordt doorleefd en hetwelk valt buiten de bemoeienis van de Overheid. Gelijk de zorg voor den welstand van het lichaam in de allereerste plaats behoort tot onzen persoonlijken plicht en niet tot de taak der Overheid, zoo gehoorzaamt ook het gezinsleven aan oen eigen wet, niet door de Overheid, maar door God over het gezüisleven gesteld. '*) Wanneer wij in verband met ons onderwerp speciaal de voortplanting eens nader onder de loupe nemen, dan heeft ook hier de Overheid geen monopolie. Ook hier hebben weer de onderdanen zelf en de leiders van de organen, die tezamen de maatschappij vormen, een rechtstreeksche verantwoordelijkheid jegens God. De voortplanting is derhalve een zaak, die niet ligt op hot verantwoordelijkheidsterrein dor Overheid, doch op dat van de individuen zelven, of, indien ze nog minderjarig zijn, of behooren tot de rubriek van de geestelijk minderwaardigen, op het

verantwoordelijkheidsterrein en curalors.") der ouders, voogden

Dil alles neemt niet weg, dat de Overheid in zake volksgezondheid óók een roeping heeft te vervullen, zoodra n.l. door een of andere oorzaak het leven en de gezondheid der menschen bedreigd of aangetast worden. Evenzoo zal de Overheid in bepaalde gevallen ook op het gezinsleven zijn invloed laten gelden, indien door of uit het huwelijk loeslanden ontstaan, die de grens van het normale overschrijden en gevaar of schade voor derden dreigt. In al deze uitzonderlijke gevallen houde men echter altijd goed in het oog, dat de Overheid in dezen een beperkte taak heeft. Te ver doorgedreven Overheidszorg belemmert de vrijheid en schaadt het verantwoordelijkheidsbesef der onderdanen. Primair hebben wij hier te doen met een roeping der onderdanen zelf. De Overheidszorg idraagt bij deze materie altijd een secundair karakter,

Resumeerend kunnen wij ten opzichte van het voortplanlingsvraagstuk het volgende vaststellen. De Staat heeft niet het reclit de uitoefening van een zuiver natuurlijke menschelijke functie te beletten, alleen op grond van utiliteit. Zoolang geen gevaar het individu zelf of de omgeving bedreigt, dient de Overheid de vrijheid en de rechten van den mensch in dit opzicht te eerbiedigen. Dreigt er wel gevaar, dan kan de Overheid allereerst door het toekennen van meerdere bevoegdheden aan ouders, voogden en curators hun verantwoordelijkheid meer effectief maken. En mocht ook dit niet voldoende blijken, dan kan de Overheid nog altijd in dergelijke gevallen overgaan tot isolatie. Sterilisatie als nuttigheids- of beveiligingsmaatregel blijft echter contrabande voor den Staat.


1) Dr D. Snoeck-Henkemans: Sterilisatie van menschen. Tijdschrift voor Armwezen, Maatschappelijke hulp en Kinderbescherming, 7 Juni 1930.

2) Geciteerd naar Mr A. de Graaf: Frustratie en Sterilisatie van minderwaardigen. Tijdschrift voor Armwezen, Maatschappelijke hulp en .Kinderbescherming. .1 Februari 1930.

3) Prof. Dr J. J. van Loghem: Veredeling van den mensch. Ned. Tijdschr. voor Gen. 1933, blz. 3801.

4) Prof. Dr. J. Waterink: Iets over de moderne eugenetische wetenschap in verband met onze antirevolutionaire beginselen. A. R. Staatkunde, 1931, blz. 491.

5) Het Program van Beginselen der A. R. Partij, 10 Jan. 1934, Art. IV.

6) Idem, Art. XV.

7) Dr H. Colijn: Saevis tranquillus in Undis, Amsterdam, 1934, blz. 344.

8) I.C., blz. 346.

9) Dr A. Kuyper: Antirevolutionaire Staatkunde, Dl I, Kampen, 1916, blz. 261.

10) Mr J. W. Noteboom: Eugenetiek (Staatsrechtelijke zijde). Predikant en Dokter, 1934, blz. 20.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's