Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr A. Euyper Sr. en de „Doopserkenning".

Nu in onze kerken het vraagstuk van de „erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend", weer in discussie is gekomen, zal het velen zeker interesseeren, dat ook Dr A. Kuyper daarmee bezig is geweest in de negentiger jaren der vorige eeuw.

In „De Heraut" nr 928 (6 Oct. 1895) begint Dr Kuyper een serie artikelen over „Tucht en Doop". Daarin betoogt hij met kracht, dat de tucht voor zoover ze strekt tot heilighouding van het Verbond ook bij de bediening van den Doop moet worden toegepast, evenals bij het Heilig Avondmaal.

„Zoover het Verbond strekt, strekt het Sacrament Geen duimbreed minder ver, maar ook geen duimbreed verder." „Verbond, Sacrament en Kerk zijn drie kringen die elkander dekken moeten."

Tot de Sacramenten mogen alleen „geloovigen" worden toegelaten. Natuurlijk zijn met dat woord „geloo-^dgen" niet uitsluitend bedoeld , , menschen, die reeds tot volle belijdenis des geloofs uit een waarachtig bekeerd hart gekomen zijn". Dan zouden de jonge leden der kerk buitengesloten zijn en dat kan en mag niet. „Niemand mag in de kerk verkeeren, dan als bondeling. Die geen bondeling is, hoort er niet in, en kan er niet in verblijven. De kerk is geen vergadering van menschen, zóó maar. Neen ze is een vergadering van ^equalificeerde personen. En de gualitdt die zulke personen ten deze dragen moeten is die van „geloovigen"."

Of iemand een geloovige is kan de kerk nooit met zekerheid uitmaken. Ze heeft alleen als taak de uitwendige criteria door God in Zijn Woord gegeven als toetssteen te gebruiken. Het criterium bij de volwassenen is dan: zuiverheid in belijdenis en wandel. Voor de kinderen geldt als regel, dat de kinderkens van het geloovige volk in zijn Verbond begrepen zijn. En dan schrijft Dr Kuyper het volgende („De Heraut" 930):

„Is het Idndeke uit geloovige ouders geboren, dan moet het gedoopt Anders niet Dus komt het toch weer neer op het onderzoek, of zekere personen, nu de ouders, tot de geloovigen zijn te rekenen.

Maar bovendien komen hier dan nog allerlei andere vragen bij.

Geldt het vader en moeder beiden, of vader alleen? Alleen den vader of ook den grootvader? Rekent het naardat die vader was toen het kind geboren werd, of gelijk hij nu is? Rekent het bij dien vader naar zijn Doop, of alleen naar zijn belijdenis? Stuit censuur of afsnijding van dien vader den Doop van zijn kind? En zoo kan men de vragen vermeerderen.

Maar ook dan is men er nog niet

Immers de heilige Doop slrekt verre buiten uw eigen kerkverband. Herdoop hebben onze vaderen steeds verfoeid, en dus den Doop ook erkend van de overige kerken, zelfs van de Roomsche kerk en de Grieksche kerk.

En juist hierdoor raakt ge eerst recht in moeilijkheden verwikkeld.

Of wie controleert den Doop dier andere kerken? Of de Doop recht bediend is? Of het doopen was, of alleen „natmaking"? Of de Doop bediend is aan wie er recht op had, of ook aan anderen? Of het waar is, dat wie zegt gedoopt te zijn, het ook is ?

Moeilijkheden bergen hoog, die vooral voor een d'orpskerkeraad niet om op te lossen zijn.

En juist daarom is het zoo broodnoodig, dat we onze belijdenis van den heiligen Doop scherp belijnen.

Anders is er geen maatstaf van beslissing, en treedt niets dan willekeur in de plaats voor wat in be, ginsel had moeten zijn uitgemaakt."

In een volgend artikel betoogt Dr Kuyper, dat wanneer een lid der kerk onder censuur staatj zijn kind niet mag worden gedoopt:

„Een als „geloovige" erkende heeft tweeërlei recht inzake de hdlige Sacramenten, voor z i c h- zelven recht op het Avondmaal, en voor z ij n kind recht op den Doop.

Vervalt nu het ééne recht, dan vervalt daardoor feitelijk ook het andere.

Wie zelf niet ten Avondmaal mag gaan, heeft ook voor zijn kind geen recht op den Doop.

Het ééne recht staat of valt met het andere....

Intusschen is de practijk van onze kerken een veelszins andere geweest, en is er oorzaak na te gaan, wat de kerken bewoog van deze vaste, consequente, en zoo vanzelf zich teekenende lijn af te gaan." ? '^g|g, - 'y^-^^^ff-

Van belang is ook wat Dr Kuyper schrijft in nr 933:

„Bij den eersten oogopslag schijnt de regel, dien wij vaststelden, zoo eenvoudig en waar, dat men zich ternauwernood voorstelt, hoe onze vaderen er zoo veelszins toe kwamen, om, in strijd met dezen vasten i"egel, toch allerlei Idnderkens, die er niet aan voldeden, zelven te doopen, of, als door anderen gedoopt, te erkennen.

De regel zegt: Ie. Te doopen zijn de kinder^ kens der „geloovigen", 2e „geloovigen" zijn naar het oordeel der kerk allen die door belijdenis en wandel hun gemeenschap met het Genadeverbond betoonen; 3e. de beslissing of iemand in dien zin een geloo^'ige is, wordt onzeker, zoodra hj onder censuur of ban komtj en 4e derhalve z.ijn kinderkens van hen, wier qualiteit als ^, geloovigen" onzeker wordt, niet te doopen^ alvorens na berouw en boete hun behooren tot de „geloovigen" naar het oordeel der kerk weer vaststaat.

Evenzoo: Ie Te doopen zijn de kinderkens der geloovigen; 2e ketters worden door de kerk niet als geloovigen erkend: , overmits hun belijdenis valsdi of onvolkomen is; 3e alzoo zijn kindereu van ketters niet te doopen; en 4e zijn ze nochtans gedoopt, zoo had die doop geen recht van i^estaan, en kan dus niet erkend worden.

En ook: Ie Te doopen zijn alleen de kinderkens der geloovigen; 2e een vrouw, die buiten huwelijk een kind baarde, mist het kenteeken van eeia geloovige in den wandel; en 3e derhalve is eeii onecht kind niet te doopen.

Een reeks voorbeelden, die men nog op- allerlei wijs kan uitbrdden, en waarbij men dan uit het beginsel, dat de Doop de doopi „van de kleine kinderkens der geloovigen" is, en dat voor „geloovigen" alleen zij gelden, die blijkens belijdenis en wandel dit naar het oordeel der kerk zijn, telkens tot een condusie omtrent den Doopi komt, die in strijd is met de practijk der vaderen.

Dit feit worde helder onder de oogen gezien. Schuilevinkje spelen baat hier niet. Hoe men het ook wende of keerCj de tallooze moeilijkheden komen vooral in groote steden telkens weer voor.

Hierbij volgt men dan gemeenlijk de gewoonte om na te gaan hoe de practijk der vaderen was, en zich aan die practijk te conformeeren. Maar het gevolg hiervan is dan ook, dat door het volgen van die practijk der vaderen de belijdenis omtrent den heiligen Doop steeds onvaster wordt, en men gedurig pracüsdh doet wat men theoretisch niet kan verdedigen

Gelijk ons vorig artikel reeds aanwees, er Ugt in het stuk van den Doop een onderwerp, dat de kerken vroeg of laat, .4^t.RjjcyLdiffl3gj, , ^^eslis^ oproept. .., i, !T; ^: {^-.v '«••, ....» •-: J ,

Tot nadere beslissing, niet over de verhouding van Doop en Wedergeboorte. Daarover toch hebben ze zich voor wie goed leest jenoegzaam duidelijk uitgesproken. Ook niet over de vraaj, of alleen de kinderkens der geloovigen te doopen zijn. Immers, ook dit staat vast. Maar wel over de vraa^, wie in dit verband als „geloovige" ouders van zulk een kindeke te erkennen zijn

Veilig kan dan ook gezegd worden, dat de erkenning van den ketterdoop de Gereformeerde Kerken in de heilighouding van haar eigen doop uitermate bemoeilijkt heeft. Want wat baat het of ge zelf keur uitoefent, indien ge daarna tocli het doen van anderen erkent, die zoogoed als geen keur erkennen? "

Duidelijk blijkt, dat Dr Kuyper de moeilijkheden van de doopserkenning scherp heeft gevoeld Trouwens reeds in „De Heraut" van 1 Jan. 1888 had hij daarover geschreven. Zie daarvoor de Persschouw van dit blad van 31 Jan. 1936.

De oplossing van deze moeilijkheden geeft Dr Kuyper in de genoemde artikelen niet. We wachten daar nog steeds op. Moge de discussie, door Ds den Houting daaromtrent geopend, het gewenschte licht doen opgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's