Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grond voor ons weten.

II.

Mijn eerste bezwaar, reeds genoemd!, tegen het betoog vau Dr Hepp over het , jTeslimomum gene- Irale" of het algemeene getuigenis des H, Geestes ia het innerlijk van den mensch als zekerheidsgrond voor zijn weten, is, dat het van begin tot einde gegrond is op het bijzondere inwendige getuigenis inzake de bijzondere openbaring, terwijl 'dit laatste, het testimonium speciale, gelieel onbewezen als „dogma" wordt aangenomen.

Nadat Dr Hepp een aantal schriftuurplaatsen heeft aangehaald, die wel spreken oveir den H. Geest, maar geen betrekking hebben op het „testimonium generale" redeneert hij op pag. 43 aldus:

„Aan de besproken schriftuurplaatsen waren B, UQg toe te voegen die, welke handelen o-ver het „testimonium speciale. Van het speciale getuigenis „kon men dan ook teruggaan op het generale en „beredeneeren, dat het eerste noodzakelijk om „het tweede roept. Toch meenden we die texten „hier achterwege te moeten laten, omdat ze bij „het testimonium speciale vanzelf ter sprake koi- „men (in het tweede deel dus dat nog volgen moet, P.), en goede orde niet gedoogt, dat thans „zoo sterk op het tweede deel dezer studie wordt „ingegrepen.

„Dan — om uit het bestaan van het testimo- „uium speciale tot het bestaan van het tesütaot- „nium generale te concludeeren, is het volstrekt „niet noodig een breed exegetisch ondierzoek naar „dat bijzondere getuigenis in te stellen. Zonder „dat staat het testimonium speciale voor ons vol- „doende vast".

Het e enig e schriftwoord, dat betrekking zou hebben op het testimonium generale acht Dr Hepp 1 Joh. 5:6: „De Geest is het die getuigt dat de Geest de Waarheid is." i)

En wel vooral hierom, omdat Johannes „een speculatieve geest" is, „die er telkens behoefte aan heeft, het speciale te verlaten, om zich een wijle te vermeien in het algem-eene".

Dr Hepp vervolgt dan: „Dierhalve overal waar „de Geest kennis verspreidt, wijsheid uitdeelt, waar- „heid openbaart, doet Hij ter bevestiging een ge- „tuigenis volgen", (blz. 47.)

Dit laatste is dus het testimonium generale internum, waarover heel het boek handelt, en dat staat tegenover het testimonium generale externum, het algemeene getuigenis dat van builen af tot ons komt in de natuur. Het openbaart niet, maar het bevestigt, geeft ons de zekerheid.

Van dit testimonium generale internum woirdt Op andere plaatsen in het boek gezegd (blz. 153 om.): „Tegenover de veelheid der getuigenissen „(n.l. die van buiten tot ons komen) waaronder „ook de bewijzen van Gods bestaan, die dag en „nacht uitroepen: God bestaat! heeft dte' mensch „noodig een laatste getuigenis^ hetwelk hem op „overtuigende wijzfe, zoodat hij zijn toestemming „er niet aan onthouden kan, aanzegt: die getui- „genissen zijn waar".

En ook dit: „De schepping zelf verzekert ons, „behalve het bestaan der noumenale; wereld' ^\ nog „andere oorspronkelijke waarheden: oorzaak en „doel, de prima principia, axiomata, dat het ge- „heel grooler is dan het deel...

„Het testimonium generale gaat rusteloos door „al die waarheden boven verdenking te verheffen. „Zonder het testimonium generale zou die mensch „naar alle kanten door pijnigende raadselen zijn „omgeven. God, mensch en wereld zouden twijfel- „achtige grootheden zijn. Wieten en wetenschap „zouden naar het rijk der onmogelijkheden ver- „wezen moeten worden. Geen enkele tak der men- „schelijke kennis mag aan de vigeur van het tes- „ümonium generale onttrokken worden, "

Wij hebben door deze aanhaUngen terstond duidelijk voor ons, wat Dr Hepp verstaat ondier het testimonium generale.

Om nu terstond ook in 'tUcht te stellen de tegensteUing met de these, die vn] wenscben te bepleiten, n.l. dat de eenige zekerheidsgrond van ons weten gelegen is in het object buiten ons, maken wij, alvorens verder te gaan, een kleine opmerking bij elk van dte twee laatstgenoemde citaten.

Ad 1. Het „testimonium generale" (algemeen inwendig getuigenis) heeft volgens Dr Hepp geen eigen inlioud, het openbaart niet; het brengt geen nieuwe kennis bij, het verzekert alleen; het bevestigt aUeen dat het waar is.

Wat de schrijver hier bedoelt met dit algemeenie inwendige getuigenis, dat alleen verzekert maar niet openbaart en geen kennis bijbrengt, is m.i het best te vergelijken met de knip op de reedis gesloten geldbeurs, die ook alleen verzekert.

Maar nu vraag ik toch: Hoe is het mogelijk, dat men dit een testimonium, een getuigenis, blijft noemen? Een testimonium is altijd getuigenis van iets, en tracht dus altijd kennis bij te brengen. Hier is het dan alleen maar de varzekering „dat het waar is". Maar dit is toch óók kennis en die kennis brengt het dan toch bij. Het openbaart dus wel weer iets, want het zegt- aan: „die getuigenissen (van buiten) zijn waar".

Ad 2. De mensch is ook werkelijk door pijnigende raadselen omgeven; niet wanneer het testimonium generale niet rusteloos doorgaat al die waarheden boven verdenking te verheffen. Maar -wanneer zijn door God hem geschonken logisch onderscheidingsvermogen hem begeeft en wanneer hij de objectieve gegevens niet aanvaardt.

Door het bovenstaande genoegzaam in d!e belangrijke kwestie, die ons beziglioudt ingeleid, vervolgen wij thans geleidelijk onze besahouwing van het boek van Dr Hepp.

Het getuigenis in het subject is voor hem de grond van onze kennis.

„Het bestaat niet in kennis, maar het geeft al- „leen den laatsten grond voor die kennis, even- „als het testimonium speciale niet alle geloofs- „kennis absorbeert, maar de laatste grond van „de fides salvifica moet heeteni". (97). (Spatiëering van mij. P.)

Hoe komt nu Dr Heppi tot zijn testimoiniimi generale internum?

Is het, zooals dat bij wetenischappelijke behaiv deling zeer zeker geoorloofd is, een geniale greep, die hij als hypothese poneert en bewijst?

Neen, hij begint met een „vaag gedachtebeeld", dat hij ontleent aan het „doigma" van het testimonium speciale, en dat hij aldu.s oimschrijft: „een getuigenis des Geestes in en tot den geest van ieder mensch" (blz. 9).

Wij hebben hier dus aUeen te maken met het getuigenis des Geestes i n den geest van ieder mensch, dat „aanzegt: die getuigenissen (van buiten) zijn waar", (pag. 153).

Dr Hepp vervolgt dan op pag. 9: „Voorshands „hebben wij niets anders te weten. Zoo nu en dan „zal een verdere verwijzing naar het testimonium „speciale wel noodzakelijk zijn, maar nooit be- „hoeft hierop al te diep te worden ingegaan".

We zijn het zeker met Dr Hepp wel eens, dat in den regel het generale aan het speciale voorafgaat, maar wanneer het algemeene op zulk een bijzondere wijze uit het bijzondere gezocht moet worden, dan achten we zulk een „wazige idee", zulk een „vaag gedachtebeeld" een, zeer gevaarlijk fondament om op te bouwen.

Maar vooral is dit het geval, wanneer het speciale, waaruit men afleidt, al verklaart men het tot „dogma", nog geheel onhewezen is. Het is dan waarlijk wel geraden er toch wat dieper op in te gaan. "Het is niet voldoende, wanneer men poneert: „Het bestaan van het testimonium speciale eischt onafwijsbaar het bestaan van het testimonium generale" (108).

Goede orde maakte hier werkelijk „een breedl exegetisch onderzoek naar dat bijzondere getuigenis noodig" (cf, pag. 43, wat Dr H. ontkent) en daarom had het eerste deel van dit werk eerst moeten komen. In elk geval was het noodig geweest (wat Dr H. ontkent) „aan de besproken Schriftplaatsen nog toe te voegen, die welke handelen over het testimonium speciale".

Nu annexeert de schrijver dteze Söhriftuurplaatsen zonder ze zelfs te noemen. Hij spreekt van „Schriftuurplaatsen welke handelen over het testimonium speciale". Hij had moeten zeggen: Schriftuurplaatsen waaruit mogelijk de gedachte kan worden afgeleid.

Hoogstens toch kan de term „getuigenis", tesümonium, worden ontleend aan plaatsen als Joh. 15:26, Rom. 8:16, 1 Joh. 5:6 en hieruit dan verder geconcludeerd.

Dr S. P. Dee verklaart, dat hij ©en woord, dat zegt, dat de Heilige Geest in ons hart getuigt, dat de Heilige Schrift Gods Woord is, niet noemen kan. ^) Prof. Dr H, Bavinck heeft gezegd: „Men kan niet zeggen: ik geloof de H. Schrift op grond van het getuigenis des H. Geestes. Wel door middel van dat getuigenis. De grond van het gezag der H. Schrift ligt niet in mij, maar in

de Schrift zelve. Het motief ligt in mij, in liet hart." *)

Dr Hepp had dus de plaatsen, welke eroveir handelen, moeten aangeven. Dit zou volstrekt geen biblicisme zijn geweest.

Het eenige wat hij nu doet is het aanhalen van een citaat van Calvijn tot staving van het „dogma" van het testimonium speciale, (blz. 109).

Ik betwijfel echter zeer sterk, of Calvijn, gezien zijn uilspraken, de verantwoordelijkheid' zou willen dragen voor den hoogen toren, dien Dr Hepp op één of twee door hem gesdhreven woorden opbouwt.

Immers wanneer ik de sterkste uitspraken van Calvijn te dezer zake lees, heb ik niet de bezwaren, die bij mij opkomien, wanneer ik kennis maak met het werk van Dr Hepp.

Ook kan ik mij volkomen vinden in de omschrijving, die Dr H. Bavinck van het testimonium internum geeft:

„Het getuigenis des H. Geestes geeft geen ver- „zekering van de oibjectieve waarheden des beila „buiten verband met den staat van het peligiieuze „subject. Het verzekert die waarheden, omdat ze „in onlosmakelijk verband staan m.et weder- „geboorte en bekeering, vergeving en küidscliap „van den geloovige. Het test. Sp. Sancti is aller- „eeirst een verzekering, dat wij kinderen Gods „zijn. Dat is de centrale waarheid, de kern en „het mci'g van dit getuigenis. Maar in verband! „daai-mede verzegelt het ook de objectieve waar- „heid des heils". *)

Wij zijn het eens over het bestaan van een inwendig getuigenis des H. Geestes. Immers „deze Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn". (Rom. 8:16). Men dwaalt echter zeer, wanneer men hiervan gaat maken: een inwendig getuigenis van den H. Geest, dat de Bij be 1 Gods Woord is.

Wat verder Calvijn betreft, ik vermag niet in te zien, dat hij ooit heeft tegengesproken, hetgeen hij in zijn Institutie zegt:

„Daarom wordt het hoogste bewijs van de waarheid der Schrift vooral ontleend aan de Persoon Gods, die in haar spreekt.""^)

Calvijn moge de totstandkoming van de zekerheid in ons, dat de Schrift Gods Wioord is, een werk des H. Geestes in onze harten noemen, de grond voor die zekerheid blijft voor hem steeds hggen buiten den mensch in de objectieve waarheid der Schrift.')

J. S. POST,


1) Greijdanus (Commentaar) neemt „dat", ow, in de beteekenis van „omdat". „Dan wordt met oxi gemotiveerd het zeggen, dat de Geest de getuigende is, omdat Hij n.l. de Waarheid is in eigen Persoon".

De Heilige Geest is dus: de getuigende Waarheid. Welken steun dit woord biedt aan het „testimonium generale" van Dr Hepp is niet duidelijk.

2) „Noumenaal" is een woord naar de onderscheiding, die Kant maakt tusschen het vovfisvov, het voorwerp zooals het naar zijn wezen is, het ding „an sich" en het ^faivójievm, het voorwerp zooals het verschijnt, zooals wij het zien, het fenomeen.

3) Geref. theol. tijdschrift. Maart 1930.

4) Dictaat dogmatiek, 1912.

5) Geref. dogmatiek, 1^, 739.

6) Institutie, 1, 7. Bij Sizoo deel I, pag. 46.

7) c.f. het doorwrochte artikel van Dr S. Greijdanus, „Karakter van het Testimonium Spiritus Sancti volgens Calvijn". Geref. theol. tijdschrift, 14e jaarg., pag. 519.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's