Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de jongste biochuie van. Prof. Hepp.

Verscheidene stemmen lieten zich reeds hoeren. Ds J. D. Wielenga schrijft in „Franeker Kerkbode" (nadat hij heeft geciteerd Prof. Hepps bede om toch met hem te bouwen!): V''^'* ••'*

Men wrijft zijn oogen uit, als men zoo iets leest! Eerst worden mannen als Ds de Graaf van Amsterdam en Prof. Schilder (al worden hun namen niet genoemd) als brekers en vernielers voorgesteld, 90 bl. lang, en dan worden zij opgeroepen met Prof. Hepp mee te bouwen; dat wil dus zeggen, eerst het te erkennen, dat zij droevig gedwaald hebben, en dan zich plaatsen op het standpunt van Prof. Hepp, wien dan natuurlijk de leiding van den bouw is toevertrouwd. Alleen als ge bouwt als Prof. Hepp is het goed, en geen „afbraak".

Inderdaad, men wrijft zijn oogen uit. Over Ds de Graaf wordt, als hij handelt over een „uitlooper" van de genade, die in Christus is, ach en wee geroepen: deformatie. Als Dr Kuyper in de Encyclopaedie het heeft over de palingenesie, die organisch inwerkt op de menschheid (H, 131), of als hij Christus het generale subject der wetenschap noemt, hetwelk organisch in de denkende individuen leeft, dan wordt een poging mijnerzijds om, zonder Kuyper-verkettering of iets dergelijks, in een wetenschappelijken kring over die dingen (die al sedert het begin dezer eeuw aan de orde zijn gesteld in de kerken!), eens te gaan praten, dadelijk door Ds Hagen, en door Dr Steen en door den anoniemen Persschouwer van het „Calv. Wkbl." als „breken" gedoodverfd. En als Ds de Graaf dingen zegt, die heel wat minder verre strekking hebben dan Kuypers uitlatingen, dan wordt er van deformatie geroepen door iemand, die van twee wallen eten wil: een brochurereeks, èn een synodale commissie. In wat voor wereld leven we toch? Ds Wielenga besluit:

Ik heb steeds gemeend in mijn onnoozelheid, dat hetgeen b.v. Prof. Schilder schreef opbouw was; dat hij verschillende misvattingen o.a. van Dr Kuyper wat sterk accentueerde, was allerminst afbrekerij, maar ruimte maken voor verdere ontwikkeling.

En voorts zegt Prof. Hepp terecht, dat hij zijn brochure alleen polemisch heeft laten zijn; de vingerwijzingen, in welke richting verdere ontwikkeling behoort te worden gezocht, zijn al heel weinig. Het spijt ons, dat Prof. Hepp in deze brochure niet veel anders deed dan afbreken, en nog eens weer afbreken; gebouwd heeft hij hier niet.

Ds W. W. Meynen (Dordrecht) schrijft in „Dordtsche Kerkbode":

Daarom doet het pijn als Kuyper oppervlakkigheid wordt verweten, en gezegd, dat zijn „Gemeene Gratie uit een oogpunt van schriftbewijs een zijner minst geslaagde werken is" enz.

Wat die pijn betreft, ze is gemakkelijk te genezen, behalve dan natuurlijk als de pijndrager zichzélf het leven moeilijk maakt, door te generaliseeren, zooals hier. Overigens vreezen wij, dat inzake Kuypers verbondsbeschouwing het pijn-stillende door Ds Meynen nog te weinig opgemerkt is, anders zon hij niet opgemerkt hebben:

Wij hebben wel onze bemerkingen op dit geschrift, maar die betreffen bijkomstige dingen, b.v. lijkt ons de tekst voor Gods Vaderschap uit het O.T. niet passend, want hier gaat het tegen het bondsvolk. Ook ware het goed geweest te zeggen, wat Prof. H. onder genade vóór den val verstaat. En zoo is er meer, waarbij wij een aanteekening maakten. Maar het geheel is uitnemend en leerrijk.

Ook wij spreken den hartgrondigen wensch uit, dat hier klaarheid en overeenstemming kome, waai-mee ons kerkelijk leven bijzonder gebaat is.

Want dat Prof. Hepps verbondsbeschouwing heel anders is dan die van Dr Kuyper, toonden we aan. Maar Ds Meynen vindt volgens eigen woorden dergelijke verschillen tusschen Kuyper en Hepp maar „bijkomstige" zaken. Waarover ik anders denk...

Ook Dr van Es heeft blijkbaar grooten vrede met Prof. Hepps polemiek tegen de meening der gereformeerden inzake het tweezijdige verbond:

Men bemerkt het op iedere bladzijde, hoe hier de „meester" aan het woord is, die de stof waarover hij spreekt, door en door kent, en beheerscht, de Gereformeerde theoloog, in het gereformeerde denken en weten doorkneed. Geheel de sfeer, waarin we in dit geschrift ademen, is zoo door en door gereformeerd, dat reeds daarom de lezing er van een gedurige verkwikking is.

Het citaat is uit „Geref. Kbl. Leeuwarden". De protectie, die Dr van Es aan de brochure v£in Prof. Hepp geeft, zou even zorg kunnen wekken, als men denkt aan het feit, dat Prof. Hepp stellig bestrijdt, wat ik van plan ben, onder toezicht van Dr van Es, als curator niet alleen der V.U., maar ook van de Theol. School, te leeren: dat het verbond tweezijdig is. Maar, al moge dan — helaas — op dit punt Dr van Es van de geref. dogmatiek en van mij verschillen — dat volgt wel uit het eerste citaat — er is toch hoop, dat onder zijn lofprijzing door nog eenige plaats blijft voor wat meer respect voor de opinie der door Prof. Hepp bestredenen, dan bij dezen zelf leeft. Immers, Dr van Es merkt ook nog op:

Er blijven bij dit leerstuk vragen open, welke om nadere bezinning roepen. En een van de voornaamste is wel, zooveel wij het zien, naar de verhouding van de algemeene genade tot het kruis van Christus. Is er geen genade zonder voldoening, dan moet er ook voor de algemeene genade een verdienende oorzaak zijn. Dit behoeft nog niet daartoe te leiden, dat de algemeene en de bijzondere genade worden vereenzelvigd, gelijk in de opvatting welke Prof. Hepp o.i. terecht bestrijdt. Daarbij wordt o.i. te zeer de genade „materieel" gedacht. Genade wijst allereerst op de gezindheid Gods tegenover het schepsel, hoewel we het woord ook wel gebruiken van wat van zulk een goede gezindheid de vinicht is.

Ds S. J. Popma geeft in „Amersf. Kb." een uitvoerige bespreking:

Deze brochure komt in de serie „Dreigende Deformatie", waarin brochure 2 en 3 gaven een reeks felle beschuldigingen aan het adres van sommigen onzer leidslieden. Afwijking werd geconstateerd van de meest fundamenteele punten, zelfs der 12 geloofsartikelen, zoodat geen andere conclusie mogelijk is dan deze: öf Prof. Hepp moet zijn beschuldigingen intrekken öf de kerk moet overgaan tot 't uitbannen van menschen, die in zulke ketterijen volharden. Wel was de reactie op deze brochures in de kerken gelukkig van geruststellenden aard en werd met de stukken aangetoond, dat door Prof. Hepp allerminst 't beweerde bewezen was, maar 't feit blijft, dat deze 4e brochure verschijnt in de schaduw van de vorige. Bovendien komt deze brochure na 't synodebesluit, dat, hoe men er overigens over denken moge, uitging van de gedachte, dat er geen enkele reden tot verdenking van sommigen aanwezig was en daarom ook niemand in staat van beschuldiging stelde, maar menschen van verschillende zienswijze als volkomen gelijkgerechtigd in één commissie vereenigde om een volgende synode van advies te dienen. Onder deze omstandigheden had de aanklacht achterwege moeten blijven. Temeer nu gebleken is, dat 'n enkele leerling reeds verder ging dan de leermeester en niet meer sprak van dreigende, maar van aanwezige deformatie.

Tegen de methode heeft Ds Popma bezwaar: Wel 'duidt Prof. Hepp de gedachten van zijn tegenstanders aan als: het „critisch gevoelen" (terwijl hij vroeger zwaarder accentueerde door te spreken van het „afwijkend gevoelen"), telkens wordt - deze uitdrukking 0p één lijn geisteld met een andere: „tegenstander van de leer der algemeene genade".

Dit is heel jammer. Immers wie critisch staat tegenover sommige punten van het werk .van Kuyper, Bavinck en Hepp, •dus critisch staat tegenover de wijze, waarop sommigen de leer der algemeene genade hebben voorgedragen, gefundeerd en uitgewerkt, is nog niet een tegenstander van deze leer zelf, zooals die in onze confessie wordt beleden.

'Zelfs warmeer aangetoond was, dat sommigen critisch staan tegenover de Gereformeerde dogmatiek op dit punt, dan is dat nog niet gelijk te stellen met een loochenen van deze leer.

Bovendien wekt deze brochure — mogelijk ligt 't aan de noodwendige beknoptheid — den indruk, dat Prof. 'Hepp zijn inzicht gelijk stelt met de Gereformeerde dogmatiek, zooals dat ook het geval was in brochure 3.

Leuk is volgende bizonderheid: Prof. Hepp begint met de gedachten der beide beschuldigden te typeeren als „single-track theology", d.i. een theologie, die zich over één rail beweegt.

Dat wordt nader toegelicht als volgt: Ds de Graaf ziet zóó eenzijdig na^r de leer der particuliere genade, dat hij de algemeene loochent. Prof. Schilder ziet alleen maar 't werkverbond en gaat zoo de gemeene gratie ontkennen.

Afgedacht nu van de vraag of deze beschuldiging juist is — 'k hoop aan te toonen, dat zulks niet 't

geval is — is de beeldspraak van de ééne rail merkwaardig.

Hierin ligt stilzwijgend opgesloten, dat 't onometootelük vast staat, dat bij alle vraagpunten, die zich ten aanzien der gemeene gratie voordoen, onze gedachten zich op twee rails moeten bewegen; hier wordt dus zonder meer aangenomen, dat b.v. ook ten aanzien van de vraag naar den rechtsgrond der gemeene gratie ons denken op twee rails moet blijven en waar de grond der bijzondere genade ligt in het Ki-uis van Christus, die der algemeene genade niet daarin mag liggen.

Dat wordt niet door Prof. Hepp aangetoond, 't Wordt zonder eenig bewijis van te voren als de oeuiig juiste leer aanvaard.

Deze methode breekt van meet af de bewijskracht dezer brochure.

S ï n g 1 e - 1 r a c k - 1 h e o 1 o g y ja, ja, en dat zegt an juist de man, die daar, waar ik op twee rails de erbondsbeschouwing liet loopen, de twee ZIJDEN van et verbond, tegen Dr Kuyper en alle gereformeerden n, staat te betoogen: neen, neen, goede vrienden: one rack, single track, éénzijdig, monopleurisch, van begin ot eind mono, mono, mono-pleurisch... Prof. Hepp fanaseert soms te veel.

„De Wachter" (Ds Rietberg) schrijft:

Naai' ik vermoed, aanvaarden „de critische gevoelens", dat zijn Ds de Graaf en Prof. Schilder, het ook, dat wij moeten „bouwen". Maar zij zullen terecht kunnen zeggen, dat wat sommigen „afbreken" noemen, het meest krachtige „bouwen" kan zijn. Tenslotte wil ik nog vragen: wat beweegt Prof. Hepp toch, om publiek aan te vallen mannen, die met hem zitting namen in de bekende commissie, die door de synode benoemd is, om verschillende punten onder het oog te zien en daarover op de volgende synode te rapporteeren? Eerst viel hij Prof. Vollenhoven aan, nu Prof. Schilder. Is dit een wijze van doen, die aanbeveling verdient? Dit is geen voorbeeld, dat tot navolgen lokt.

Ds Rietberg citeert Dr Kuyper: Kuyper sprak liever van gemeene gratie, dan van algemeene gratie. Het „waarom? " verklaart hij ons zelf. „Dat we desniettemin de uitdrukking: algemeene genade meden, en „gemeene gratie", d.i. „gratia communis" boven deze reeks als titel schreven, is ter afsnijding van misverstand. Zoo licht toch kon het vermoeden insluipen, alsof we nu toch weer bedoelden, dat de genade aller was, en alzoo het vaste fundament, dat de genade particulier is, weer poogden los te wrikken. Er wordt van dat „algemeene" genade zoo licht misbruik gemaakt, alsof er zaligmakende genade mee bedoeld ware, en dat is toch volstrekt niet het geval... Om dit kras en scherp te doen uitkomen, zij hier aanstonds opgemerkt, dat tot op zekere hoogte ook de dieren in de „algemeene genade" deelen. Zie het maar in Gen. 9 : 9 en 10. De algemeene genade is, met verschil van gi-aad, het deel van alle menschen, ook van de verst afgedoolden, in hun conscientie geheel toegeschroeiden, en voor eeuwig verlorenen. Ze draagt op zichzelve geen enkele zaligmakende kiem in zich, en is daarom van «en geheel andere natuur dan de particuliere of Verbondsgenade. En daar dit nu, bij het spreken van „algemeene genade" vaak uit het oog wordt verloren, scheen het, ter voorkoming van misverstand en verwarring veiliger, om in den titel de anders wel verouderde uitdrukkingswijze te doen herleven, en het communis gratia der eens Latijn sprekende godgeleerden over te zetten door: Van de gemeene gratie."

Ds Rietberg merkt naar aanleiding daarvan op: Bijzonder overtuigend is deze redeneering niet. De term „gemeene gratie" wordt door dezelfde bezwaren gedrukt als de term „algemeene genade". Trouwens Kuyper heeft zich ook niet strikt aan dien term gehouden; hij spreekt meermalen van „algemeene genade". In de laatste jaren wordt de uitdrukking „algemeene genade" zeer veel gebruikt.

Kuyper was er zelf goed van overtuigd, dat met zijn werk het laatste woord over de algemeene genade nog niet gesproken was. Daarom zegt hij: „Tot scherpe formuleering van dit leerstuk zal het eerst later kunnen komen".

Tot die scherpe formuleei'ing is het nog niet gekomen.

Wel is er veel over dit leerstuk geschreven en gedisputeerd.

Bezwaren werden ingebracht en tegen werd gewaarschuwd. misbruik

Tot een bepaalde uitspraak over dit leerstuk zijn onze kerken nog niet gekomen.

Ds F. J. B. Schiebaan merkt op in „Geref. Kb. Hoeksche Waard":

De situatie is dus wel eigenaardig. Terwijl Prof. Hepp zich geroepen acht alarm te slaan vanwege dreigende deformatie, die hij meent te zien aansluipen, wordt hij nu zelf publiekelijk geattendeerd niet slechts op een eenigszins onzuivere, maai' op een on-gereformeerde beschouwing. En dat nog wel op het belangrijke stuk van het verbond.

Ds C. Lindeboom in „N. H. Kbl.": Misschien is Prof. Hepp in zijn bestrijding van de eerste „richting" gelukkiger geweest dan in die van de tweede. Allicht een gevolg daarvan, dat die eerste „richting" haar systeem doorgedacht in stellingen formuleerde, terwijl de tweede „richting", indien we ons althans niet vergissen, nog niet uitgesproken was.

Ach neen; Prof. Hepp viel in de rede. En werkte haastig zijn copie nog wat bij, toen hij zag, dat ik aan het „bouwen" was. Waarna hij beweerde, dat onder- ; eteekende brak en hij bouwde. Bescheidenheit ist eine Zier.

Tenslotte schrijft Ds Lindeboom:

We vragen intusschen ons af, wat nuttigheid het heeft, dat deze theologische vraagstukken in populaire voordrachten, bladen en brochures worden behandeld.

In deze 4de brochure constateert Prof. Hepp bij het tweede „critisch gevoelen", d.i. dan Prof. Schilder, misverstand. En nauwelijks had die 4de brochure 't licht gezien, of enkele dagen daarna wordt door Prof. Schilder een artikelenreeks geopend over de... misverstanden van Prof. Hepp.

Indien nu hoogleeraren in deze kwesties elkander nog misverstaan, wat moet er dan terecht komen van een zuiver inzicht bij gewone kerkleden? Daarom ware 't beter geweest, dat aan dezen strijd een deugdelijke behandeling in een wetenschappelijk tijdschrift ware voorafgegaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's