Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom de Kuyper-litteratuur.

VI.

Onder de Gezindheden voor wier recht Groen met zoo groote volharding streed neemt de Hervormde Gezindheid een bizondere plaats in. Met grooten nadruk pleit Groen daarom speciaal voor „het regt der Hervormde Gezindheid".

Ook deze Gezindlieid — Groen wordt niet moede het te betoogen — bezit dat recht niet krachtens beschikking der Regeering of volgens het besluit der Volksvertegenwoordiging, neen, het is verankerd in Gods ordeningen, i)

Dat recht der Hervormde Gezindheid bestaat hierin, dat zij recht liecft „op de handhaving van haar leer; op de eerbiediging der waarheden die zij belijdt; op de prediking van hetgeen zij als het alleen schriftuurlijk en zaligmakend Evangelie beschouwt". De werkelijke leden der Kerk — dat zijn zij die aan de hoofdzaak en het wezen van het geloof der Kerk gehecht zijn — „hebben regt de verwijdering te eischen dergenen die te gelijk leeraars in de Kerk en bestrijders van de kerkleer verlangen te zijn". Zij hebben recht op onderwijs voor hun kinderen overeenkomstig liet geloof der Kerk. Zij hebben recht op een vorming der toekomstige leeraars niet tot vijanden en bestrijders,

maar tot verdedigers en handhavers der kerkleer. 2)

Dit diep gefundeerde, onverwoestbare, onschendbare recht bepaalt nu ook de verhouding van de Kerk tot den Staat. Het bakent vanzelf de grenzen af, die beider sfeer scheidt. Het bepaalt ook het verband, dat tusschen beide moet bestaan.

Daaromtrent zegt Groen nu het volgende. En dat zijn grondgedachten die voor iedere periode van zijn levensstrijd gelden.

„Onafhankelijkheid in al wat geloofsaangelegenheden betreft, volledige onafhankelijkheid der Kerk, om volledige onderwerping aan het eenige Hoofd te kunnen bewijzen, moet in elke verhouding tot het wereldlijk gezag voorop staan." s) „Autonomie der Gemeente, bevoegdheid en verpligling tot verkondiging der leer, tot vorming der leeraars, tot onderwijs en opvoeding der jeugd, overeenkomstig het geloof", dat is naar Groens overtuiging, wat „onontbeerlijk is voor de rigtige verhouding van Staat en Kerk". „De Kerk moet geëerbiedigd worden „in haar geloof, in de zelfstandigheid van haar inrigting, in de onafhankelijkheid, welke voor onderwerping aan den Heer der Gemeente, aan den Heer van allen vereischt wordt." *) „Dit is de theocratie ook van Calvijn. Niet de onderwerping van den Staat aan de Kerk, maar de onderwerping van beide aan God en zijn eeuwige wet." ^) En de Kerk en de Staat, „onafhankelijk beide, reiken elkander, waar onderwerpen van gemeenschappelijk belang zijn, in gemeen overleg de hand." ^) Alzoo „geen staatsalvermogen, ten gevolge waarvan — om mij bij twee punten te bepalen — de Staat op perschoolmeester en opperdiaken zij."') Telkens weer poneert Groen de leus: niet het ultramontaansche beginsel: de Staat onder de Kerk; ook niet het revolutionaire beginsel: de Kerk onderden Staat, maar de leus der Reformatie: zelfstandigheid der Kerk!*)

Hoe de bescherming van de Kerk door den Staat — waarop de Kerk recht heeft ^) — moet geschieden, is uit het bovenstaande gemakkeljjk af te leiden.

Nooit wordt de Staat geroepen om te beslissen over interne kerkelijke aangelegenheden als leer, tucht, kerkinrichting en - regeering. „Laat men bewaard blijven voor een theologiserend Gouvernement!" roept Groen uit. i")

Neen de Staat is alleen maar geroepen „om kracht te verleenen aan hetgeen omtrent den aard en de voorwaarden der Kerkgemeenschap, in de Belijdenis zelve, kerkelijk beslist is. Als ik de hulp der Policie legen overlast in mijne woning verzoek,

behoef ik haar mijn kasboek niet open te leggen, mijn leefregel niet te onderwerpen." i^)

De leer der Kerk, in het Formulier geconstateerd, het eenig juiste criterium der Kerk, , is de grondslag voor het wederzijdsche recht en de wederzijdsche verplichting van de Kerk tegenover den Staat en omgekeerd. Derhalve is zij dat ook bij de verlangde bescherming van de Kerk door den Staat. 12)

Als de Staat bij verdeeldheden als rechter optreedt moet hij zich aan dit kenmerk, dit signalement der Kerk houden. Het formulier is a.h.w. „de acte van eigendom, waaruit de wederregtelijkheid van den roof aan het licht komt... De eenige vraag, door den regter of den Staat te beslissen, , wie is de eigenaar, wie is aan den eisch der Associatie getrouw ? wordt, op kerkelijk terrein, waar is de Kerk? wie zijn de belijders der belijdenis die (Ie Staat erkend heeft? wie gelooven wat de Kerk gelooft? wie zijn met de wettig bestaande Gezindheid eensgezind? " 13)

Zoo handelend moet de Overheid eventueel de Roomsche Kerk tegen de Jansenisten en Rongianen beschermen en in de synagoge den Jood tegen den Christen. Op grond van het al of niet overeenstemmen met de aangenomen, wettige kerkleer, op grond waarvan ook in de Grondwet bescherming is toegezegd, moet de Overheid over het recht van haar belijders uitspraak doen. Dat is, volgens Groen, „een stelregel zoo eenvoudig en natuurlijk, zoo zeer in den aard zelven der wederzijdsche betrekking van Overheid en kerkgenootschap gegrond, dat de toepasselijkheid er van, in de menigvuldigheid der voorbeelden, door iedereen wiens eigenbelang niet in het spel komt, zonder aarzeling erkend wordt." i*)

Graag beroept Groen zich voor deze kwestie op den hoogleeraar Kemper. „Deze resumeert het ge­ drag dat een Regeering, bij inwendige verdeeldheden eener Gemeente, te houden heeft, in twee punten; bescherming dergenen die aan de oude grondslagen getrouw zijn; vrijheid, voor hen die daarvan verschillen, om eene nieuwe Gemeente te vormen." i*)

Natuurlijk zal de practijk dezer rechtspleging moeilijkheden opleveren. „Geene partij die gaarne in de Kerk blijft, erkent dat ze vijandig aan de leer der Kerk is; zij verwringt die leer tot dat ze met haar eigen denkwijs in schijnbare overeenstemming gebragt is. Maar dit is met elke partij het geval; in iedere regtszaak, in lederen politieken strijd." Maar ondanks deze moeilijkheid is het Gouvernement tot handhaving van het recht ook der kerkelijke associatiën verplicht. Ten slotte gaat het bij ieder rechtsgeding over kwesties, waaromtrent de partijen meer deskundig zijn dan de Overheid. Altijd wordt kennisneming vereischt van hetgeen niet tot de kundigheden van den rechter als zoodanig behoort. Vanwege het theologisch karakter der geschillen mag het Gouvernement zich derhalve niet incompetent verklaren. Ze moet steeds, ook daar, recht verschaffen. i«)

Zoo poneert Groen zoo sterk mogelijk de zelfstandigheid der Kerk, de „souvereiniteit der kerk in haar eigen sfeer." i') Deze zelfstandige Kerk moet samenwerken met de Overheid — eveneens gehoorzaam aan Gods wet — in die openbare aangelegenheden, waarbij de Godsdienst in geding is. Deze Kerk heeft ten slotte recht op bescherming door den Staat overeenkomstig haar eigenaardigheid, d.w.z. terwijl men uitgaat van de leer als het criterium der Kerk.

In deze scherp omlijnde beteekenis verlangt Groen scheiding van Kerk en Staat.

„Scheiding van Kerk en Staat beteekent in ons Lexicon Zelfstandigheid van de Kerk."i^)


1) Het Regt enz., p. 122/3.

2) Idem, p. 92; V; XII. Adviesen, II, (1857), p. 270, 272. Narede van vijfjarigen strijd, p. 58.

3) Het Regt enz., p. 98.

4) Idem, p. XII.

5) Ned. Ged., IV, p. 341.

6) Adviesen, II, (1857), p. 272. Narede enz., p. 58.

7) Idem, p. 268.

8) Ned. Ged., IV, p. 18, 143, 150, 173, 277, 340.

9) Over het recht van de Kerk op bescherming door den Staat, schrijft Groen: „Met den Staat vereenigd, heeft de Kerk op onafhankelijkheid in haar eigenaardigen werkkring" evenzeer regt. Van den Staat gescheiden, is zij evenzeer tot het inroepen der algemeene beginsels van regt en billijkheid bevoegd. Zij steunt bij haar aanvraag, niet op eenigen voorrang, op eenig voorregt, dat uit eene te niet gegane betrekking op den Staat zou kunnen vforden afgeleid; maar wel op het algemeen regt van elke corporatie, zoowel als van ieder bijzonder persoon, om, wanneer men onregt lijdt, te ondervinden dat de Overheid het zwaard niet te vergeefs draagt." Het Regt enz., p. 98/9. Vgl. vooral: Aan de Hervormde Gemeente, p. 80/81.

10) Het Regt enz., p. 101. „Geen theologizerend Gouvernement ! dat is de regel, ik zou durven zeggen de gulden regel, welke door mij op den voorgrond gesteld werd." Grondzvetsher: : icning en Eensgezindheid, p. 410.

il) Idem, p. 98.

12) „De grondwettige bescherming eener Gezindheid is met haar leer in onafscheidelijk verband. Het kenmerk der Gezindheid is het Formulier waarbij de leer geconstateerd wordt. Dat is voor Kerk en Staat de grondslag van wederzijdsch regt en verpligting." Het Regt enz., p. 100. Telkens wijst Groen op dit principe. En zijn ernstige grief is, dat de Regeering bij haar bemoeiingen met de Kerk dit criterium niet erkennen wil. „De Regering stelde alzoo, als of de leer van ondergeschikt belang ware, het criterium in den vorm, en dit niet alleen, maar in een door de Regering opgedrongen vorm". Adviesen, II, (1857), p. 255. Vgl. p. 254, 262, 263, 265, 266. Hier lezen we; „de groote vraag, waarbij het Vaderland en deze Kamer belang heeft, betreft den grondslag der wederzijdsche betrekking van Kerk en Staat. Ligt deze in eene kerkelijke organisatie, zonder historische eigenaardigheid eener, in hoofdpunten althans, onveranderlijke leer? " p. 267: „Het Gouvernement, zeide hij (de Minister), kan zich niet inlaten met de zuiverheid van de leer. Dit verlangen wij van het Gouvernement niet; maar erkent de Regering, al dan niet, dat ook de Hervormde Kerk in het bezit eener leer is, voor ontwikkeling en vooruitgang vatbaar, doch die een onveranderlijk fundament heeft? " p. 271: „Ware de gesteldheid normaal, de Regering zou acht geven op het criterium van de kerk, op de leer, op de beïijdems." p. 274: „Zonder buiten de orde te gaan, kan ik bij het Departement van Hervormde Eeredienst verlangen te weten wat de Minister verstaat door Hervormde Kerk. Rust haar eenheid op de leer, of op de reglementenf Daaromtrent bestaan twee stelsels. Volgens ons, berust de Kerk op de leer; volgens de wederpartij, op de reglementen." Dat dilemma; Confessioneel of Reglementair wordt steeds door Groen gesteld. Vgl.; Maatregelen enz., p. 62; Grondwetsherziening en Eensgezindheid, p. 412 v.v.

13) Het Regt enz., p. 100.

14_) Het Regt enz., p. 100/101. Vgl. Adviesen, II, (1857), p. 276. „Uit mijne beschouwing omtrent de bescherming van de Hervormde Kerk, heeft hij (de afgevaardigde van Gouda, de heer Metman) het vermoeden ontleend, dat ik beschermmg enkel voor de Hervormde Kerk verlang. De juistheid der gevolgtrekking is mij niet duidelijk geweest. Sedert jaren heb ik getoond dat dergelijk verwijt onverdiend is. Ik heb mij niet bij algemeene betuigingen bepaald. Bij alle gelegenheid trad ik voor de regten van andersdenkenden in de bres. Niet alleen voor andersdenkenden in de Hervormde Kerk, ook voor mijne Roomsch-katholieke landgenooten. Wie heeft met meer warmte hunne regten tegen vrijzinnige aanmatigingen op meer dan een terrein zonder omwegen erkend? " Vgl.; Grondiaetshers. en Eensgezindh., p. 407 v.

15) Het Regt enz., p. 117. Adviesen, II, Grondwetshers. en Eensgezindh., p. 412 v. (1857), p. 257.

16) Grondwetshers. en Eensgesindheidh., p. 410 V.

17) Ter Nagedachtenis van Stahl, p. 45.

18) Ned. Ged., IV, p. 169.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's