Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

nCIBOEKWiDeVBEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

nCIBOEKWiDeVBEK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom de Kuyper-lltteratuur.

VIII.

Niet minder revolutionair, despotiek en rechtskrenkend was de Overheid tegen de oude Hervormde of Gereformeerde Kerk opgetreden. Zij had nota bene bij Koninklijk Besluit die Kerk een nieuwe organisatie opgedrongen. Dit was een rechtstreeks ingrijpen in de leer der kerk. Want „tot de leer van eene kerk behoort ook haar organisatie." ^)

Deze daad werd een bron van funeste kerkverwoesting. Door een sluwe wijziging van het onderteekeningsformulier voor predikanten werd leervrijheid zoo kras mogelijk toegelaten. ^)

Het Gouvernement verlegde, na de misdaad van 1816 te hebben gepleegd, het criterium der kerk van de leer in de organisatie, in den „V o r m" der kerk. In den nota bene door hem zelf opgedrongen vorm.3) Wie naar dien vorm zich schikte, wie binnen de organisatie gehoorzaam bleef aan de reglementen, ook al vervloekte hij de leer, was een trouw, voorbeeldig, braaf kerklid, en werd als zoodanig ook door de Overheid beschermd. Wie aan de belijdenis trouw bleef, maar de reglementen overtrad en tegen de organisatie zondigde, was rebel, revolutionair, twistzieke sectariër. Desnoods werd hij met behulp der Overheid uit de „Kerk" geworpen.

De Afgescheidenen hebben dat bitter ondefvonden. ^a)

Wel maakte de Regeering langzamerhand een eind aan haar directen invloed op de Kerk. Maar heel de organisatie, waarmee zij de Kerk gezegend had, liet zij bestaan. *) Toen er gevraagd werd om haar onwettige, wederrechtelijke daad ongedaan te maken, herinnerde ze zich opeens, dat ze geen enkel jus in sacra bezat! Groen teekende die houding der Overheid eenmaal zoo keurig als volgt: De Overheid sprekend invoerend, laat hij haar tegen de Kerk zeggen: „Ik heb u aangevallen, ik mogt dit niet doen; ik heb u, aan handen en voeten gebonden, overgeleverd aan uwe tegenpartij; het was onregt. En nu zou ik u bijstaan ter losmaking van den knellenden band? ik zou mij andermaal vergrijpen aan uw persoon? neen voorwaar, ik mag u niet aanraken; gij moet zelf zien, hoe gij u redt." ^)

Revolutionair als de regeering dacht, aanvaardde ze de feitelijke machtsbezilter als de wettige regee^ ring in de Kerk. En dus resideerde voor haar de macht over de Kerk bij de Synode, dat anti-kerkelijke, anlipresbyteriale monstrum. Overheid en Synode vereenigden zich in wederzijdsch hulpbetoon. De Minister was uitvoerende Macht der Synode; vice versa de Synode de uitvoerende Macht, het werktuig in de Kerk, ter bevordering van onderworpenheid aan het politiek gezag.«)

De funeste, kerkverwoestende invloed der Regeering in de Kerk, blijkt vooral bij de benoeming van de professoren in de Theologie. De Staat had dit benoemingsrecht aan zich gehouden, ook toen de verhouding van Kerk en Staat in 1795 en volgende jaren (óók in 1813 en 1815) grondig was gewijzigd.') Volgens het Kon. Besluit van 2 Aug. 1815 dienden de theol. faculteiten aan de Universiteiten „tot vorming der kweekelingen voor de Hervormde gods dien s t". s) Om dit besluit te kunnen naleven moest de Overheid uitmaken wat „de Hervormde godsdienst" was. De Overheid verlegde ook nu weer het c terium van de Kerk van de leer naar den vorm. Wie lid van het Herv. Kerkgenootschap was, kon professor worden! En in overeenstemming met haar eigen „godsdienst" (de school-godsdienst, het Christendom boven geloofsverdeeldheid) werden „verlichte" mannen benoemd: Modernen, Groningers enz. Maar een wezenlijk gereformeerde nooit. En zoo onderhield de Overheid een vergiftigingsproces in de Kerk door de opleiding der predikanten te doen plaats vinden in haar geest. ^)

Lang, zwaar, afmattend heeft Groen tegen dit onrecht gestreden. Groen vroeg niet veel van de Overheid: hij verlangde dat de Overheid niet altijd zou interveniëeren ten gunste van eene, van dé moderne partij, i") Hij verlangde, dat de scholen zouden gesplitst worden naar de Gezindheden, opdat ze bruikbaar zouden worden voor de Gezindheden. Hij verlangde, dat met den godsdienst der natie zou worden gerekend. Hij verlangde erkenning van het eigent ij ke kenmerk der Kerk, n.l. de leer, het geloof. Hij wilde overleg van Staat en Kerk in alle aangelegenheden, waar de Godsdienst bij ter sprake komen moet. ii)

* Al zijn vragen en pleiten is tevergeefs. Het onrecht neemt toe. De staatsinstellingen worden al meer verwrongen naar revolutionair fatsoen. De school wordt al minder christelijk. De interventie van den Staat in de Kerk sloopt de Kerk in versneld tempo.

En dan, in het najaar van 1862, als Groen voor de derde maal Kamerlid wordt, wendt hij het roer. Neen, van beginsel verandert hij niet. Hij propageert alleen een gewijzigde toepassing ervan. Hij eischt van dien tijd af aan scheiding van Kerk en Staat „als gewijzigde toepassing van het onveranderlijk beginsel: Zelfstandigheid der Kerk.

Zelfstandigheid eener Kerk, die vereeniging met den christelijken Staat waardeert, maar zich van den niet-christelijken losmaakt." 12)

Van dat tijdstip aanvaardt Groen den Nederland'schen Staat als een godsdienstloozen Staat. „Neen, we zijn thans niet meer eene protestantsche Natie op staatsregtelijk gebied. Nederland was in vroeger eeuw feitelijk en staatsregtelijk een protestantsch volk. In hoever wij het feitelijk nog zijn, laat ik daar; staatsregtelijk zijn wij noch protestantsch, noch christelijk meer... Wij leven nu, gelijk ik bij mijn wederkomst alhier terstond erkend heb, in een godsdienstloozen Staat". ^3)

In overeenstemming met deze beschouwing vraagt Groen strikte neutraliteit van het openbaar onderwijs. „De Staatsschool moet neutraal zijn. De meest volkomen neutraliteit is het vereischte, de eigenschap, het kenmerk eener school die algemeen, dat is, die, met grondwettige gelijkheid van regten, aan alle gezindten gemeen is. NeutraUteit is voor allen wenschelijk; want zij alleen geeft aan allen tegen elk proselytisme een cnderlingen waarborg." i*) „De godsdienstelooze Staat laat al wat de godsdienst betreft, de opvoeding vooral ook, over aan de vrije ontwikkeling der Natie in kerkelijke vereenigingen belichaamd. Deze godsdiensteloosheid hebben wij in 1862 aanvaard. Als een noodzakelijk kwaad. Uit vrees voor erger." i^) „De meest volkomen godsdiensteloosheid der Staatsschool moet als een weldaad worden begeerd." i*)

Evenzoo moet nu gestreefd naar algeheele scheiding van Kerk en Staat. „Vereeniging hebben ook wij gewenscht toen er nog kon gedacht worden aan een Christel ij ken Staat; nu wij... in een revolutionairen Staat geraakt zijn, is er ook nu van verstandhouding met dien Staat eenig heil denkbaar? De scheiding is nu onze wensch, niet omdat we thans zelven met het liberalisme bezield zijn, maar omdat wij, op kerkelijk terrein, eiken band willen verbreken met een politieken toestand die in staatsalvermogen, voor iedere Kerk verderfelijk, zijne hoogste ontwikkeling bereikt." i')

Wat de liberalen willen met hun „scheiding van Kerk en Staat" is naar Thorbecke's eigen woord alleen maar een „zoogenaamde scheiding". Een scheiding waardoor de Kerk moet beteugeld worden. 1*) Een scheiding, waardoor Kerk en Staat en School met de religie van het ongeloof moeten worden bezield, i^) Een scheiding, die wel de g e- 1 ij k h e i d der Gezindheden geeft, maar dan een gelijkheid van slavernij. „Ik heb reeds meer dan genoeg ervaring van al dat zoogenaamde gehad; reeds zoo dikwerf dacht ik iets te ontvangen, waarvan ik later vernam, dat men het zoogenaamde, niet de zaak, maar den naam, bedoeld had." 20) Scheiding van Kerk en Staat „in christelijken, niet in anti-christelijken zin. Scheiding, omdat vereeniging slavernij wordt. Scheiding, tot behoud of herstel van de onafhankelijkheid der kerk, als een naar den eisch der omstandigheden gewijzigde toepassing van hetzelfde beginsel." 21)

Groen verlangt nu ook opheffing van de Theol. faculteiten, onderhouden door den Staat. Het gaat hierbij om het recht van iedere Gezindheid ter vrije vorming van haar eigen leeraars. „Eigendunkelijk heeft de Staat zich meester gemaakt van de benoeming der hoogleeraren in de godgeleerdheid en uitgeoefend een jus in sacra, tot onberekenbaar nadeel voor de Kerk; zoodat nu hel theologische onderwijs grootendeels overgeleverd is aan hen wier wetenschap regtstreeks tegen het kenmerkend, niet enkel gereformeerde of protestantsche, maar Christelijke dezer Kerk gerigt is." 22)

Dat moet ophouden. Wanneer b.v. de geheele theologische faculteit te Leiden voortaan door bijdragen van particulieren of vereenigingen ondersteund „zich als faculteit van wetenschappelijke godgeleerdheid voor eene Kerk der toekomst organiseert; of als zij die meenen dat het Evangelielicht heeft uitgeschenen, eene faculteit bekostigen van de D a g e r a a d s-t h e o 1 o g i e, wij hebben er niets tegen. Dit slechts verlangen wij niet, dat de schatkist aan het verbreiden van dergelijke theologieén dienstbaar worde gemaakt en dat dergelijke wetenschap, ook na de scheiding van Kerk en Staat, ter vorming van onze kerkleer aars, de officie 1 e wetenschap zij." 23)

In de zestiger jaren werd de strijd voor Kerkherstel al levendiger. Met name werd ingezien dat kerkelijk samenleven met de modernen onmogelijk was. Groen hief de leus aan: kerkregtelijk moeten de Modernen uitgedreven worden. Welnu ook met het oog op die komende crisis in de Kerk stippelt Groen de gedragslijn der Overheid uit. In Nov. 1863 sprak hij in de Tweede Kamer: „Het Gouvernement wil de Kerk vrijmaken. Maar welke Kerk? De Kerk in haar nieuwerwetschen synodalen kerkvorm? of de Kerk op geschiedenis en belijdenis gegrond? Wat zal het Gouvernement, als vrijgemaakte Kerk, in bescherming nemen? Zijn eigen creatuur? Men weet, dat in 1816 aan de Kerk een met hare beginselen lijnregt strijdige kerkvorm werd opgedrongen, en dat daarin, ten gevolge eener dubbelzinnigheid, eene leervrijheid ingevoerd is, die tot veel onregt en verwarring geleid heeft. De regering stelle zich, van lieverlede, zooveel mogelijk, tegenover di© tot dusver gouvemementale Kerk in onzijdigen toestand, ten einde in den heftigen strijd, die bijkans onvermijdelijk schijnt en waaruit scheuring zou kimnen ontstaan, niet door een voortdurend legitimeren van een onregtmatigen toestand genoodzaakt te worden om partij te kiezen voor eene rigting, naar veler oordeel, vijandig aan de Kerk." 2< t)

Zoo kreeg dus het eene zelfde beginsel, door de harde werkelijkheid der feiten een gewijzigde toe^ passing. Met nadruk betoogt Groen dat dit geen veranderlijkheid is. Neen, zulk een verandering in de wij ze van de toepassing der beginselen (niet van de beginselen zelf!) , 4s het kenmerk van den echten staatsman"! 25)


1) Deze uitspraak op p. 70 van Vrijheid enz. Over de organisatie van 1816 zie men: Handboek enz. p. 780: „Zonder noodzaak, en in strijd met de geschiedenis, het regt, en het wezen der kerk; in o. oorsprong; daar zij door het Gouvernement, zonder toestemming en ondanks tegenspraak, ontworpen en opgedrongen werd; b. inhoud, als zijnde ingerigt, naar de analogie van het nieuwe Staatsregt, met voorbijzage der eigenaardigheden van den Presbyteriaansch-Synodalen Kerlcvorm: ware vertegenwoordiging der Gemeenten, gelijkheid der Evangeliedienaars, en onvoorwaardelijk zelfbeheer in al wat tot de pligtsvervuUing jegen den eenigen Koning der Kerlt behoort. Beperktheid van het kiesregt en klein getal leden der Synode, verbod van lastbrief of ruggespraak; dus vernietiginê van den invloed der Gemeenten, ten gevalle eener soort van aristocratische hiërarchie, uitloopende op de willekeur van een centraliserend en reglementerend hoofdbestuur, uit den aard der zaak even oppermagtig tegenover de Kerk als dienstvaardig en buigzaam jegens het Gouvernement. Oppergezag van den Staat ook in de magt des Konings op de keuzen voor het Bestuur en op de maatregelen zelven van Kerkbeheer. - - Uitoefening van een jus in sacra, door omkeering der grondslagen van het Kerkregt: een predikant bijkans ambtenaar, een lidmaat bijkans onderdaan, de Koning bijkans regent. — D^ behartiging van Opvoeding en Armwezen aan de Kerk onthouden, of naar een met de voorschriften en het wezen van w Kerk onvereenigbaar Staatsbeheer vergund." Vgl. p. 792, 801- Verder: Adviezen, II, (18S7), p. 254. Vrijheid enz., p. 99- Zie verder het artikel: „Groen van Prinsterer en de vrV' making der Kerk" in: De Reformatie, 16e Jaarg., No. 1", Doleantienummer, Noot 23-27.

2) Zelfde artikel, Noot 38—SI.

3) Adres enz., p. 44; Handboek enz., p. 873; Adviezen, I' (18S7), 25S, 263, 265, 274/5.

3a) Aan de Herv. Gem. enz., p. 28.

4) In 1842 trok de Regeering zich uit de zaken der Kerk terug. Maar de organisatie, de besturen, liet zij bestaan en zij verplichtte de Kerken tot gehoorzaamheid aan die besturen. Feitelijk werden de besturen nog machtiger dan vroeger. Het StaatscrraiMMj- werd SiSiZtserfgenaafn. Ned. Ged., I, p. 135; lï, p. 96. In 1852 kwam een nieuw reglement, maar „de vrijheid van 1852 is voortzetting der slavernij in gewijzigden vorm." Ned. Ged., I, p. 99.

5) Adviezen, II (1857), p. 257. Vgl.: Aan de Herv. Gem., p. 81.

6) Idem, p. 256.

7) Aan de Hervormde Gemeente, p. 103.

8) Zie over dit K. B.: Adviezen, II (1857), p. 63, 277.

9) Over de Theol. Faculteit o.a.: Adres aan de Algemeene Synode, p. 19 v. Aan de Herv. Gemeente, p. 53 v.; 99 v. Het Regt enz., p. 11, 176 v. Adviezen, II (1857), p. 260, 264, 269, 270, 272. Vrijheid enz., p. 111 v., 119, 122, 167.

10) Adviezen, II (1857), p. 259, 262, 268: „De houding van het Gouvernement in de zaken der Hervormde Kerk blijf ik karakteriseren, als voortdurende interventie ten voordeele der ééne, tegen de eigenaardigheid van de Kerk gerigte, partij." P. 274, 287. Vrijheid enz., p. V, 97, 100, 101.

11) Zie: Vrijheid enz., p. XXXVIII, 29, 30 en de vorige artt. van deze serie.

12) Ned. Ged., IV, p. 33, 257, 340; V, 365. De wijziging in gedragslijn maakte Groen voor 't eerst bekend in zijn kamerrede van 22 Sept. 1862. Zie Vrijheid enz., p. 2. Ned. Ged., I, p. 43; II, p. 1, 2. - • -

13) Vrijheid enz., p. 66/67; vgl. p. IV, 2.

14) Idem, p. 136/7; p. V, 4, 171.

15) Ned. Ged., I, p. 23.

16) Ned. Ged., III, p. 395; II, p. 1, 2.

17) Vrijheid enz, , p. 86. Partem. Stud, en Sch., XXXIII, p. 347.

18) Vrijheid enz., p. 88; vgl. p. 99. „Zal nu, wat de Hervormde Kerk aangaat, de scheiding uitloopen op bestendiging van dezen wederregtelijken toestand? Zal de Kerk, los van den Staat, bij voortduring worden gekneld in de boeijen, door het staatsgezag gesmeed? ' Parlem. Stud, en Sch., V, p, 26; XVII, p. 20/21. Nai. of Onger. ? p. 27.

19) Ter nagedachtenis van Stahl, p. IV/V: „Onder de leus van scheiding van Kerk en Staat, die, welbegrepen, ook door ons begeerd wordt, is het, in den grond der zaak, om bezieling van Staat en Kerk en School met de religie van het ongeloof te doen". Sinsdien telkens door Groen herhaald.

20) Vrijheid enz., p. 52. Vgl. p. XXXVI, 30, 50, 71, 82, 87, 110 V.

21) Idem, p. IV. Vgl. verder over deze scheiding van Kerk en Staat, p. XL, 30, 50, 80, 86, 143, Ned. Ged., I, p. 8; II, p. 1, 2; III, p. 296, 321; IV, 33, 41, 257, 340; V, p. 365 V.V., 371.

22) Vrijheid enz., p. 113. Vgl. p. V, 111, 119, 143, 167.

23) Idem, p. 113/114.

24) Natuurlijk of Ongerijmde p. 27. Vgl. Vrijheid enz., p. 99, 101. Ned. Ged., I, p. 76. Dit citaat overnemend, voeg* Groen er bij: „Sedert ik in Nov. 1863 dezen wenk gaf, zijn we (ofschoon de moderne rigting zich van den kerkvorm schier meesteres maakt) weder zes jaren lang, onder het Caesaropapistische juk van 1816 en 1852, even blind of gedwee."

25) Ned. Ged., IV, p. 41.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

nCIBOEKWiDeVBEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's