Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Augustus' registratie: Davids restauratie m Luc 2 : 1, 2.)

III.

De consolidatie van Davids troon.

We zagen dus, dat de beschrijving van Augustus, die nu voor het eerst zich uitstrekte ook tot Israël, feitelijk beteekende de opheffing van Davids troon, en van de afzondering van Abraham. Het scheen nu wel, alsof „Babel" hiermee een beslissenden voorsprong verkreeg op de „stad Gods"; alsof de antichrist een definitieve overwinning behaalde op den Christus Gods, al dadelijk op het moment van Zijn geboorte. Toch is dat niet meer dan schijn. Want God handhaaft hier het werk van Zijn verlossing, zooals Hij dat in de afzondering van Abraham begonnen was, en het een zeker hoogtepunt had doen bereiken in de verheffing van David. En de antichrist moet nu zijn plaats gaan ruimen voor den Christus. Niet maar ondanks de beschrijving, maar juist tengevolge daarvan.

Want de mededeeling van Lucas aangaande die beschrijving houdt nog iets meer in. Langen tijd heeft het aan de exegeten nogal wat moeite gegeven, wat men met dit tweede vers beginnen moest. Want van critische zijde werd betoogd, dat Lucas zich hier heel erg had vergist. Hij plaatst deze beschrijving onder Cyrenius omstreeks het jaar 6 vóór het begin onzer jaartelling. En uit Josephus zou blijken, dat Cyrenius pas als stadhouder optrad in het jaar 6 na den aanvang van onze jaartelling, en toen ook eerst deze beschrijving had plaats gevonden. En waar men meende, dat de mededeelingen van Josephus geloof verdienden, zou Lucas zich dus 10 a 12 jaar hebben vergist; en daarmee kreeg natuurlijk zijn betroirwbaarheid als geschiedschrijver een geweldige deuk. Hel zal wel daaraan zijn toe te schrijven, dat men in, dit verband van schriftgeloovige zijde zich vooral heeft gespitst op de chronologische rechtvaardiging van dit bericht, en de theologische interpretatie ervan min of meer heeft verwaarloosd.

Wat nu die chronologische moeilijkheid betreft: in den laatsten tijd zijn de papieren van Lucas wel weer gerezen. De nieuwere commentaren neigen in vrij sterke mate ertoe, aan de nauwkeurigheid van Josephus te twijfelen. Niemand spreekt zich meer zoo stellig uit ten nadeele van Lucas, als indertijd Schürer dat deed, om nu hem alleen maar te noemen, i) Deze toch nam wel aan, dat Cyrenius (of Publius Sulpicius Quirinius) al eerder stadhouder was geweest over Syrië. Hij noemt als tijd de jaren 3—2 v. C. Maar deze periode kan onmogelijk dezelfde zijn, als die, waarin volgens Josephus de beschrijving viel. ^) En dan betoogt hij in den breede, dat de mededeeling van Lucas onhoudbaar is. Zahn betoogde daarentegen, dat de vergissing lag bij Josephus. ^) Men wees er op, dat het door Lucas gebezigde woord niet persé behoeft te beteekenen, dat Cyrenius toen stadhouder was van Syrië. Het is ook de titel van iemand, die met een bizondere missie werd belast^), de titel van den legaat *), of van den „Finanzprokurator".'^) Bovendien scheen een door Ramsay gevonden inscriptie het aannemelijk te maken, dat die vroegere werkzaamheid van Cyrenius in Syrië, hetzij als stadhouder of anderszins, aanmerkelijk vroeger was te stellen; volgens sommigen 11—8 v. C); en volgens anderen i 5 v. C.^) Al is alles nog niet volkomen opgehelderd, ons geloof, dat Lucas zich niet vergiste, wordt door de feiten eerder bevestigd, dan geschokt. 9)

Maar wat ons nu meer interesseert, dat is de waarde van deze mededeeling in het groote raam der openbaring. Nu is het opmerkelijk, dat Lucas in zijn tweede boek op deze beschrijving terugkomt, en dan in dat verband enkele dingen noemt, die voor het verstaan van ons vers belangrijk zijn. Ik heb het oog nu op Hand. 5:37. Want dat hij daar dezelfde beschrijving bedoelt als hier, stemt ieder wel toe. i°) En nu verhaalt hij daar, dat deze beschrijving den stoot gaf tot den opstand van Judas, den Galileër. Deze bestuursmaatregel, waarvan men tot dusver verschoond was gebleven, bracht een ontzaglijke opwinding teweeg onder het joodsche volk, en leidde tot de stichting van de fanaliek-nationalistische partij der Zeloten; de partij, die zich voortaan heel sterk zou laten gelden, en vooral bekend is uit het felle verzet tegen het romeinsche regiem in den laatsten tijd, onmiddellijk voor den ondergang van Jeruzalem. Maar bij scherp toezien bemerkt men de sporen van het Zelotisme ook gedurig in de evangeliën, i^) Zoo wordt het jaar van Christus' geboorte ook het aanvangsjaar van het revolutionaire Zelotisme.^ Niet, dat er voor dien tijd nog geen praefonnatie daarvan was geweest. Na de verovering van Jeruzalem door Pompejus in 63 v. C. bleef het in Palestina eigenlijk altijd onrustig. De vreemde heerschappij bracht een sterke gisting met zich mee, die voortdurend in relletjes zich openbaarde. Judas' vader Ilizkia had zijn patriottisme al met den dood moeten boeten. Maar de zucht naar vi-ijheid bleef bestaan, en, vanuit bergholen veelal, het den regeerenden vorst lastig genoeg maken. Toch bereikte men op deze manier niet veel. Herodes wist deze

revolutionaire actie vrijwel te vernietigen. Bovendien was het voor de patriotten een nadeel, dat ze teveel locaal werkten, en bijna geen contact met elkaar hadden. En zoo liep de beweging eigenlijk dood, vooral toen de Farizeën, die aanvankelijk het verzet steunden, het hoofd in den schoot legden, na de bittere ervaringen, die men had opgedaan: Ze kwamen tot de overtuiging, dat alle pogingen tot vruchteloosheid waren gedoemd, gezien de overmacht van Rome; althans, zoolang de Messias niet gekomen is. Daarmee was de doodssteek toegebracht aan de revolutie, gelijk men die tot nu toe had gepleegd. En waarschijnlijk zou men van verderen opstand hebben afgezien, als niet de beschrijving was gekomen. Want de verbittering wordt nu zoo groot en zoo algemeen, dat dadelijk de vlam weer uitslaat zonder weer te dooven. Met deze beschrijving verandert heel het politieke aspect van Israël. De adel, de aanzienlijken, allen die voorname belrekkingen bekleeden, blijven trouw aan Rome; ze vreezen bij opstand het verlies van hun positie; en daarom heeft deze groep (de Sadduceën) niets van revolutie willen welen. En de Farizeën, hoezeer ze dogmaüsch ook tegenover de Sadduceën staan, gaan, al is het uit andere motieven (zie boven), in deze kwestie met de Sadduceën mee; en maken met hen front tegen de Zeloten, zooals die zich onder leiding van Judas hebben georganiseerd. Judas bewoog zijn landgenooten tot den afval; ze deden zonde, wanneer ze bereid waren, den Romein belasting te betalen, en wanneer ze naast God sterfelijke heeren wilden erkennen. ^^) Dogmatisch gaan ze volkomen met de Farizeën mee. Maar hun houding tegenover den Romein haten ze. En zoo brengt deze beschrijving onder het volk een totale verschuiving, wat betreft de partijgroepeering; en een hevige onderlinge spanning, die wel de klassieke formuleering vond in de bekende vraag: is het geoorloofd den keizer schatting te geven? Augustus' registralie is zoo geworden een wezenlijk constitutieve factor in den gang van Christus' ambtsdienst.

Op het oogenblik van Zijn geboorte raakt het volk verdeeld in twee kampen, en Christus komt straks daartusschenin te staan. Aan den eenen kant treffen we het volk met zijn aardsche, d.w.z. fel-nationalistische Messias-verwachting; en zij verwachten, dat Jezus hen uit de vernedering en de tyrannic van Rome-zal verlossen. Jezus weet, dat ze zullen komen en Hem met geweld koning maken (Joh. 6:15); en nog op den dag van Zijn hemelvaart vragen de discipelen, of Hij in dezen Ujd aan Israël het koninkrijk zal oprichten, of Hij den troon van Zijn vader David nu weer gaat herstellen. Aan den anderen kant vreest het Sanhedrin gedurig, dat Hij den opstand zal beginnen, en die vrees neemt telkens toe. Tot tenslotte Kajafas het college aan het verstand gaat brengen, dat ze Hem uit den weg moeten ruimen; want indien ze Hem alzoo laten geworden, de Romeinen zullen komen en wegnemen beide onze plaats en ons volk. Dat zegt hij niet, om zijn eigenlijk motief te verbergen; dat is werkelijk in de oogen van alle. leidende figuren het groote gevaar, dat dreigt. En zoo zijn er veel meer gegevens, dat de eene groep Zijn dood zoekt, omdat men vreest, dat Hij den strijd tegen Rome zal beginnen, terwijl de andere groep dat juist van Hem verwacht. Uit vrees voor Zijn zelolische actie hebben de leiders Hem overgeleverd aan Pilalus. En het volk geeft Hem ook over, omdat men in Hem is teleurgesteld. Zoo is het, althans voor een zeer belangrijk deel, de spanning tusschen de beide groepen, die Christus aan het kruis bracht; maar die spanning heeft als achtergrond de beschrij\'ing.

En dat wil dus zeggen, dat God, op het oogenblik van Christus' geboorte, reeds den weg baant voor Golgotha. In de beschrijving van Augustus legt Hij al den grondslag voor Christus' bloedstorting. Maar daarin ook voor de volkomen restauratie van Davids troon. Immers, Christus heeft Zijn troon gegrond op Zijn eigen bloed. Hij is gehoorzaam geworden tot den dood des kruises; daarom heeft God Hem ook uitermate zeer verhoogd.

En dat is nu het wonderlijke van die beschrijving. Augustus moet dat doen, om zijn rijk, het rijk van den antichrist, te bevestigen. Maar als hij het doet, dan graaft hij meteen zijn eigen graf. Als hij het wint, dan juist moet hij verliezen. Hij kan niet anders dan verliezen. Deze beschrijving heeft hij noodig voor zijn triomf, maar die wordt toch ook zijn nederlaag. Babels spraak wordt nu opnieuw, en nog veel majestueuzer, verward. Augustus bouwt Babel door de beschrijving; en God laat hem begaan. Want Hij gaat door diezelfde registralie Babel verstoren. Wie zou ook tegen God strijden, die den vijand, zonder dat hij het vermoeden kan, met zijn eigen wapens verteert? Dus mag daar een dogma uitgaan van den keizer Augustus, dat Babel worde herbouwd; en dus mag die bouw ditmaal ook zeer voorspoedig zijn; want zoo wordt de spraak definitief verward.

Augustus mag wel de zelfstandigheid van Israël opheffen, en het inlijven bij Rome; want God heeft juist een slooper noodig. Het oude rasterwerk kan nu vervallen; want de ure komt, en is nu, dat de zegen van Abraham uitgaat tot alle volken. 'Hij mag nu wel de organisatie van het wereldrijk gaan perfectioneeren; want de heirbaan moet worden gelegd, waarlangs de Christus straks kan rijden op het Woord der waarheid, opdat Hij heersche van zee tot zee.

En daarom is deze beschrijving niet maar het middel, waardoor God in Zijn voorzienigheid zorgde voor de vervulling van Micha 5:1; niet maar het middel, waardoor Hij Christus Zijn geboorteplaats deed bereiken. Want Hij zorgde zoo voor de vervulling van al Zijn woorden, van Zijn eene Woord. Hij baande zoo niet maar den weg tot de plaats der geboorte, maar voor het feit van Golgotha, en voor de verhooging op Paschen, en voor Pinksteren met zijn wereldkerk, en voor den jongsten dag met den finalen val van Babel, en de consolidalie en consummatie van den troon van David. Daarom was deze beschrijving groot voor de komst van het Koninkrijk der hemelen.

B. H,


1) Gesch. d. iüd. Volkes, I, 5. Aufl. SOS—543.

2) Schürer, a.w. 322f.

3) Zahn, Lukas, 129—135; zie ook Exkurs IV (S. 751—755).

4) Zahn, ad loc; Rengstorf, (N. T. Deutsch III) 28.

5) Schlimmer—de Boer, 360.

6) Pickl, Messiaskönig Jesus, 272.

7) Deissmann, L. v. O. 4f; vgl. Bouma, Bijb. Hdb. II, 8v. n Greijdanus, ibid. 190v.

8) Schlimmer—de Boer • 581; vgl. daarbij Schürer, a.w. 323.

9) Bouma en Greijdanus (zie aant. 7); Rengstorf, a.w. 28; Deissmann, 231f. Pickl, a.w. 271—281, meent, dat er geen tegenspraak is tusschen Lc. en Jos.

10) Ook Schürer, 543.

U) BornhSuser, Geb. u. Kindh., 97; Rengstorf, 29; Zahn, 124; en vooral Pickl, passim; en Kittel, Th. Wtb. II, 886, -36ff.

12) Pickl, 13—34; een bewijs, dat men iets besefte van de antichristelijke tendenzen achter de beschrijving.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's