Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom de Kuyper-litteratuur.

IX.

In de vorige artikelen laebben we in hoofdl rekken de beginselen, die Groen huldigde omtrent de Kerk en de verhouding van Kerk en Staat geteekend.

Nu moet nog volgen een korte schets van den s t r ij d, waartoe de aanvaarding van deze beginselen hem drong. Juist in zijn kerkdijken s t r ij d komt zoo duidelijk aan het licht wat hij op kerkelijk terrein beoogde.

Zooals we reeds zagen, verlangde Groen voor de kerk eigenlijk slechts één ding, n.l.: de volledige en onvoorwaardelijke onderwerping van de oude, Gereformeerde Kerk aan het Hoofd der Gemeente, Die haar met Zijn Woord en Geest onderhoudt en regeert.i)

Wanneer we dit heblDen gevonden als de kern van al Groens kerkelijke idealen, komt evenwel aanstonds de vraag naar voren, hoe, naar zijn oordeel, deze onderwerping een feit kon worden. Wat er in de p r a c t ij k moest worden gedaan, om de kerk tot deze volkomen gehoorzaamheid aan den Christus te brengen en te houden.

Op deze vragen geeft Groen telkens weer een klaar en afdoend antwoord. Zal de onderwerping aan den Levenden Christus niet een fictie maar werkelijkheid zijn, dan moet er in de kerk komen;

lo. Handhaving der leer. Het bestaan der kerk is onafscheidelijk van de handhaving der waarheid, waarop de Chr. Kerk ten allen tijde gerust heeft. Een kerkelijke organisatie die de geloofseenheid der Chr. gemeente niet erkent is onaannemelijk. Vrije verkondiging der leer is gelijk aan slooping der Kerk. En dus moet er weer komen kerkelijke tucht in leer en wandel.

2o. Eigen wetgeving (autonomie) der Kerk. Geenerlei gezag van Overheden over de Kerk in haar eigenaardigen werkkring mag worden geduld. De Herv. Kerk moet de onafhankelijkheid, waarop door de organisatie van 1816 en door de verordeningen op hooger en lager onderwijs inbreuk werd gemaakt, terugvorderen. Er moet komen een totale verandering der organisatie van 1816. Vrijheid der kerk t.a.v. vorming en keus der leeraars en de inrichting van onderwijs en opvoeding der kinderen. De Herv. Kerk moet van c^'^verheld eischen de bescherming overeenkomstig haar oorspronkelijk eigenaardig beginsel, waarop elke corporatie onloochenbaar recht heeft.

3o. Een nieuwe presbyteriaansch-synodale kerkelijke organisatie, waarbij de gelijkheid der geloovigen, onder den eenigen Koning der Kerk, en het recht der Gemeente om deel te nemen aan de verkiezing van Leeraars en Opzieners niet mag worden miskend. Derhalve moet de bestaande aristocratische of oUgarchische kerkvorm worden verworpen. En alles wat naar hiërarchie zweemt, moet grondig worden weggedaan. ^)

Verder moet het komen tot:

4o. Zelfstandigheid der afzonderlijke gemeenten ook wat het beheer der goederen betreft, s)

5o. Uitwerping der ongeloovige leden, waarop Groen eerst niet en later zeer sterk aandrong. *)

6o. Hereeniging van alle Gereformeerden binnen één kerkverband. Dit is een van Groens innigste verlangens geweest. 5)

Het zou zeer interessant en de moeite overwaard zijn van stap tot stap de ontwikkeling van Groens kerkelijken strijd te volgen. Duidelijk zou aan den dag komen de strenge consequentie waarmee hij m^nvberde. Terwijl Groen de toepassing van zijn beginselen inzake het onderwijs een paar maal wijzigde, is daarvan in zijn kerkelijken strijd geen sprake. Groen blijft gaan op den weg, dien hij eenmaal heeft ingeslagen, alleen, zijn eischen worden steeds concreter; de kracht waarmee hij strijdt steeds grooter; zijn oproep tot daden steeds dringender.

Wij willen dit gaan zien in het hoofdmoment van zijn strijd n.l. in zijn verzet tegen den bestaanden, anti-kerkelij ken, caesaropapistischen kerkvorm, den „erbarmelijken misgreep van 1816".

Groen begon zeer bescheiden. Hij denkt er in den aanvang niet aan verwerping van de organisatie van 1816 zonder meer te verlangen.

In 1837 schrijft hij, dat hij en zijn vrienden hopen, dal het Kerkgenootschap, „hoe onregelmatig opgerigt", „op eene geleidelijke wijs, met de grondtrekken der Gereformeerde Kerken in overeenstemming zou kunnen worden gebragt". Geleidelijk n.l. „naarmate eene regte Evangeliekennis weder wortelen schoot." ^)

Wel erkent en handhaaft Groen het recht, dat de Kerk, de getrouwe Gezindheid, heeft op die verwerping. „De leden van het Kerkgenootschap zijn", naar Groens oordeel, geschreven in 1842, , „geregtigd te verlangen dat de Synode, öf, indien zij de Hervoi-mde leer verwerpt, afstand doe van haar kerkelijk beheer; öf met getrouwheid en ijver aan haar stellige, belangrijke en heilige verpligtingen voldoe."') Maar ook in 1842 wenscht Groen nog alleen „eene revisie van sommige Kerkelijke reglementen", die „de voorbereiding zou kunnen worden tot de Njeenroeping eener waarlijk Kerkvertegenwoordigende Synode, die het Kerkgenootschap op waarlijk kerkelijke grondslagen vestigen zou". Zoo zou „geleidelijk en zonder botsing" het

herstel der Kerk worden bereikt, s)


1) Zie voorgaande artt. en bizonder de Verklaring van 1848 in: Verspreide Geschriften^ II; p. 97.

2) Voor deze 3 punten dezelfde Verklaring; en Adres, 1842, p. 36 V. Aan de Herv. Gemeente, p. 62 v.

3) Adres, 1842, p. 39. „De Nederlandsche Hervormde Kerk heeft groeten prijs op de zelfstandigheid der Gemeenten.... gesteld". Briefwisseling enz., p. 19: „Twee punten worden door u (d.i. Kuyper — C. V.) op den voorgrond gesteld, waaraan ik steeds het hoogste gewigt gehecht heb. De autonomie der gemeenten waarin ook ons staatregtelijk point d'appui, ter terugverkrijging van de vrijheid der Kerk, welligt moet worden gezocht." Ned. Ged., V, p. 99: „Niet een van Gouvernementswege opgedrongen Kerkbestuur, maar de Gemeenten (uit de Kerkleer geboren) zijn de Kerk." Wat het „beheer" betreft, zie men b.v. Adviezen, II (1857), p. 263; Ned. Ged., I, p. 76.

„Aan het Haagsche Collegie wordt officiële erkenning en financieel hulpbetoon verleend Aldus wordt de autonomie der Gemeenten, door den Koning in Februari 1866 erkend, weder miskend Even als de vrije school, wordt ook de vrije Gemeente, niet met het officiële tnerk voorzien, het stiefkind."

4) Zie beneden.

5) Vgl.: Het Regt enz., p. 21, 136; Narede, p. 57; Kerkgemeentel. Overleg, p .46, 101; Ned. Ged., I, p. 99, 115; II, 247/8; III, 159; V, 108, 375.

Zijn praktische kerkelijke idealen formuleert Groen in zijn Adres (1842) aldus: lo. onafhankelijkheid in leer en kerkvorm; 2o. afkeer van al wat naar hiërarchie zweemt; 3o. zelfstandigheid der Gemeenten, invloed van Kerkeraden, meer nadruk leggen op het ambt der ouderlingen; 4o. handhaving van de Kerkelijke tucht in leer en wandel; 5o. ware vertegenwoordiging der Gemeenten in presbyteriaansch-synodalen"kefkvorm. Zie p. 36 v.v.

6) De Maatregelen enz., 1837, p. 35.

7) Adres (1842), p. 3/4.

8) Idem, p. 52.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's