Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegen de Chr. vakorganisatie.

In „Woord en Geest" schrijft dhr J. J. R. Sohmal een „Open Brief" aan dhr F. P. Fuykschot. Dhr Sohmal is nogal erg gekant tegen wat hiji noemt „de verzekerdheden der neo-calvinisten". Hij brengt dit o. m. aldus onder woorden:

Mijn bedoeling was, wat de vakbeweging betreft, uitsluitend aan te stippen, dat op dit terrein de neo-calvinistische antithese-leer nog geenszins heeft afgedaan.

Den „geest" van dit „neo-oalvinisme" ziet dhr Sohmal daar, waar men mensohelijike opvattingen en mensohelijke „herleidingen" voor goddelijke ordinanties houdt. Volgens dhr Sohmal was die „geest" reeds aan het werk in de dagen van „Seinpost", en ook vindt hij hem in de vaibeweging,

Neo-oalvinistisoh 'heb ik van mijn kant haar niet genoemd. Maar wèl ben ik van gevoelen, dat ook in de Chr. vakbeweging voor •neo-calvinislisohe opvattingen af en toe een hedenkelijke heerschappij wordt opgeëisoht. Ik héb hier bepaaldelijk het oog op de

M o, t i V e e r i n g der a f z o n d e r 1 ij k e Chr. vakorganisatie.

Hoe men daarover van neo-calvinistisohe zijde denkt, hehoef ik aan U, waarde heer Fuykschot, niet in den breede uiteen te zetten. Het is genoeg te dezen te wijzen op het referaat van Prof. Dr H. Dooyeweerd, in druk verschenen onder den titel: „De Strijd om het vraagstuk der Ghristelijike vakorganisatie van werkgevers in het licht van een oude strijdvraag in de Christelijke levens- en wereld!beschouwing" (1936, blz. 29). Ook een Chr. vakorganisatie van werknemers haastte zich, daarvan een aantal exemplaren onder burgers, boeren en buiteniui te distribueeren.

Typisdh neo-calvinistisch acht ik de (ook) daar verkondigde meening, dat het Christelijk beginsel niet slechtsi hier en nu, dooh a 11 ij d en overal oen afzonderlijke Chr. vakorganisatie zou eischen. In die meening bespeur ik hetzelfde verabsoluteeren van mensohelijke opvattingen en redeneeringen tot goddelijke ordinanties', dat ons beiden, wat het kerkelijk leven betreft, reeds eerder in Assen trof en met weerzin vervulde. Dat is niet, om met uw eigen woorden te spreken, „totaal verschillend", dooh veeleer precies hetzelfde.

We 'behoeven hierop niet nader in te gaan, doch kunnen o. m. verwijzen naar de artikelen die dhr A. Borst zn eenigen tijd geleden in ons blad gepubliceerd heeft.

Een stem uit Zuid-Afrika inzake Proi. Hepps citeeren.

•Hoewel er in Nederland bladen zijn, die met geen woord melding hebben gemaakt van de uittreding van Prof. Greijdanus uit de commissie van acht, noch ook van de door hemzelf gepubliceerde reden voor deze uittreding, heeft in Zuid-Afrika deze belangrijke aangelegenheid toch wel de aandacht gehad. Onder het hoofd „Sitate-kwaad" schrijlt „Die Kerkblad":

Prof. Dr V. Hepp van die Vrye Universiteit is een van die agt kommissielede. Hy het egter, na sy benoeming in 1936 tot lid van hierdie kommissie, hrosjures uitgegee waarin hy te velde getrek het teen een en ander lid van hierdie kommissie wat hy beskuldig het van „afwyking van Skrif en helydenis". Na aanleiding van sy brosjures het daar 'n hele polemiek ontstaan in Nederland en een van die beskuldigdes, Prof. Dr Schilder, van Kampen, het homself in 'n reeks artikels in „De Reformatie" kragtig verweer teen die beskuldigings van Prof. Hepp. In 'n reeks artikels: „Hoe Prof. Hepp citeert", het Prof. Schilder aangetoon dat Prof. Hepp, hoewel hy in sy brosjures nie die name van die beskuldigdes of die vindplekke van die sitate uit hul geskrifte genoem het, sitate uit geskrifte van Prof. Schilder uit verband geruk en skeef voorgestel het volgens bewering van Prof. Schilder. Op die onlangse sitting van die verdaagde Sinode het Dr Greydanus wat ook 'n lid was van die benoemde kommissie van agt, nou skriftelik sy bedanking as sulks ingedien.

Vervolgens citeert het blad het heele artikel, dat Prof. Greijdanus in ons nummer van 15 April geplaatst heelt. Het Afrikaansche blad besluit als volgt:

Ook ons, in Suid-Afrika, is maar al te goed bekend met hierdie „sitate-kwaad". Dis 'n euwel wat vernaamlik aan politieke partye hier eie is. In hierdie tyd — eleksietyd — het ons weer baie staaltjies hiervan gesien. As 'n mens hierdie bedryf hier aanskou, sal jy soms wel die indruk kry dat God die Here my gebied om iemand se woorde te verdraai!

Prof. Hepp heeft in „Credo" onlangs een artikeltje van Ds J. Douma overgenomen, waarin gehandeld werd over de „felheid", niet zoozeer van de aanvallen der heeren Kuyper en Hepp, maar van de hun gegeven zakelijke antwoorden. Zoodra hij nota genomen heeft van Prof. Greijdanus' qualificatie van de wijze van citeeren, d.w.z. de wijze van polemiseeren van Prof. Dr V. Hepp zullen wij het de moeite waard vinden, hem van antwoord te dienen.

Een Znid-Afrikaansch oordeel over het gezag der meerdere vergaderingen.

„Die Kerkblad" heeft thans ook zich uitgesproken over e door Prof. Greijdanus opgeworpen kwestie van het nieuwe kerkrecht". Ds J. V. Coetzee geeft een bespreing van de dissertatie van Dr M. Bouwman, waaruit e het volgende citeeren:

Nou wil ons vooraf sê dat dit vir ons vaststaan dat die meerdere vergaderings „gesag" besit. Hieronder val ook die gesag om tugmaatreels te neem. Ons sal hier nie die gevalle bespreek waarin 'n meerdere vergadering geroepe is om tugmaatreels te neem nie. Hierdie saak sal ons wel binnekort bespreek in ons reeks artikels oor Kerklike Mag, wat nou in „Die Kerkblad" 'n aanvang neem. Ons spreekt net hier uit dat ons oortuig is dat 'n meerdere vergadering tugmag besit. 'n Sinode (meerdere vergadering) sonder tugmag is vir ons soos 'n magtelose ou vader wat die heeldag vir sy stout kinders sê: „Pasop as ek hier opstaan", maar wat nooit opstaan nie. Hy is 'n smadelike skouspel.

Prinsipiëel is ons dit daarmee eens dat meerdere vergaderings tugmag besit en om dit te bewys, beteken vir ons feitelik om 'n oop deur in te slaan.

Maar tugmag is ook 'n gevaarlike iets. As dit nie met diskresie, wysheid en die uiterste omsigtigheid gebruik word, kan dit meer verniel as wat dit herstel. Tugmag in die hande van 'n vader wat nie met baie verstand en wysheid geseën is nie, kan verwoes. Mense wat niet kan opvoed nie, ken gewoonlik net een remedie, nml. tydig en ontydig tug. Kinders wat sulke ouers het, is te bejammer.

Daardie gevaar loop kerklike vergaderinge ook omdat hulle tugmag besit. En daarom juis dat meerdere vergaderings in die toepassing van hulle tugmag met die uiterste omsigtigheid en wysheid te werk moet gaan.

Deze opmerking is maar „so terloops in die verbygaan". Wat de kwestie zelf betreft merkt Ds Coetzee op:

Uit sy boek is duidelik dat sommige kringe in Nederland besig is om die Voetius-interpretasie van wyle Dr F. L. Rutgers — daardie groot Voetius-kenner —

prys te gee on sekere punte en dit so voor te stel dat Rutgers, wat in die stryd teen die sinodale hierargie van die Nederl. Herv. Kerk op kerkregtelike gebied die voorvegter was, independentistiese neigings gehad het omdat hy die outonomie van die plaatslike kerk so sterk geaksentueer het.

Maar wat ons nou opval in die dissertatie van Dr Bouwman is dat hy ten opsigte van Voetius presies dieselfde beskuldiging inbring. Hy begin dan ook feitelik daaimee om te probeer bewys dat Voetius sterk onder invloed van die Independente gestaan het wat sy kerkregtelike beskouings betref, pag. 52, 53. Maar hiermee ondermyn Dr Bouwman feitelik die gesag van Voetius as geref. kanonikus. As ons nou moet aanneem dat Voetius bvb. nie prinsipiëel die outonomie van die plaatslike kerk geleer het nie, maar om die gematigde Independente in die gevlei te kom — wel dan kan ons maar die hele Voetius as geref. kanonikus oorboord gooi. Want dis zeker wel nie só dat Voetius sekere kerkregtelike beginsels geleer het om die Independente in die gevlei te kom nie, maar omdat sulke beginsels gereformeerd en skriftuurlik is, al is dit dat die Independente dit eensydig benadruk het.

Dit het ons telkens in die dissertatie van Dr Bouwman opgeval hoe hy, waar Voetius sy kerkregtelike opvattings ondersteun, homself beroep op die gesag van die grootmeester van die geref. Kerkreg. Maar waar Voetius bvb. nie die kerkregtelike opvattings van Dr B. ondersteun nie, en nie sê wat Dr B. meen dat hy wel moes gesê het nie, daar vrywe hy die groot kanonikus van die 17e eeu independentistiese neiginge en simpatieë aan! Dit is o.a. duidelik op bldss. 75—82, waar Dr B. moeite doen om te bewys dat Voetius al die kerke wat met mekaar saam in kerkverband staan, beskou as 'n eenheid in korporatiewe sin. Maar Voetius beskou ni, blykens sy definisie van „kerkverband", die kerkverband as so 'n eenheid in korporatiewe sin as wat Dr B. doen nie. En dan is Dr Bouwman van oordeel dat V. hier onder invloed van Parker te dig nader aan die Independentlsmeü

't Is wel weer eens kalmeerend, zooiets te lezen. Wanneer Prof. Greijdanus aantoont, dat Voetius, al trekt hij zuivere principiëele lijnen, zelf wel eens in de praktijk daaraan ontrouw geworden is, dan zegt de promotor van Dr Bouvsoman zooiets als: wie van Voetius afwijkt, met dien is het moeilijk debatteeren. Aan den anderen kant verschijnt onder zijn leiding een dissertatie, waarin op deze manier wordt gesproken over Voetius, juist waar het gaat over zijn principiëele beschouwingen. Het is toch wel een wonderlijke manier van antwoord-geven op serieuze argumenten.

Ook Ds Coetzee heeft bezwaren tegen de wijze, waarop Dr M. Bouwman in bepaalde punten Voetius „interpreteert":

Dis dan ook 'n ernstige beswaar wat die dissertasie druk. Die geleerde skrywer het op sommige plekke nie Voetius geïnterpreteer nie, maar wel wat hy meen dat Voetius moes gesê het as laasgenoemde dan nie so sterk deur die Independente sou beïnvloed gewees het nie.

'n Baie frappante voorbeeld van hierdie manier waarop Dr B. Voetius interpreteer vind ons op blss. 87—97. Dr B. betoog dat lede van 'n meerdere vergadering in twee kwaliteite daar verskyn, kragtens huUe amp en kragtens hulle afvaardiging. Maar • Voetius leer glad nie so iets nie. Volgens Voetius gee alleen die afvaardiging of delegasie iem.and reg om op 'n meerdere vergadering sitting te neem. En omdat Voetius die karakter van meerdere vergaderinge hierin vind dat hulle vergaderinge is van mense wat daar verskyn nie kragtens hulle amp nie, maar kragtens hulle afvaardiging, sê Dr B. dat Voetius eensydig nadruk lê op die afvaardiging — weer terwille van die Independente wat besonder sterk gekant was teen enige hierargie!! En hoewel Voetius uitdruklik sê dat lede van meerdere vergaderings daar sitting neem nie uit krag van hulle amp nie, maar uit krag van die afvaardiging deur die kerke, kom Dr B. tog tot die konklusie dat die sinodale bevoegdheid van die sinodelede vir Voetius wel deeglik ook op hul amp berus (p. 95).

Daar is nog heelwat meer waarop ons aanmerking sal kan maak, maar ons volstaan hiermee omdat dit genoeg is om te laat sien dat Dr B. 'n werk gelewer het wat, hoe verdienstelik dit ook al mag wees, met kritiek en oordeel des onderskeids moet gelees word.

We gelooven, dat gereformeerden in het buitenland zoo langzamerhand over sommige kwesties rustiger gaan oordeelen dan een gedeelte der penvoerders in Nederland. Het duurt lang, maar de strijd voor de waarheid is toch niet vergeefsch.

De consequentie van den Daitschen kerkstrijd.

Een 'bericht in „De Standaard" meldt het volgende:

De zioh noemende „Dultsche Nationale kerk" publiceerde 14 Juni haar programma. Het document bestaat uit dertig artikelen. Hierin formuleert deze organisatie den wensch, met alle middelen het Christendom te bestrijden, en zij; eischt de leiding op van alle kerken, die binnen de rijksgrenzen zijn gevestigd.

Deze ISTazi-kerk geeft den wensoh te kennen, uitsluitend de doctrine van volk en ras te dienen, en geen enkele kerk, die onder nationale leiding staat of door internationale banden verbonden is, te dulden. Men verlangt de verbeurdverklaring van al het grondbezit van andere kerken of confessies in Duitschland, staking van publicatie van den Bijbel en alle vrerken met een godsdienstig karakter.

Men vefklaart, dat „Mein Kampf" de zuiverste ethiek bevat, waardoor het Duitsche volk zioh steeds zal moeten laten inspireeren. „De Nationale kerk" zal van haar altaren het kruis, den Bijbel en alle heiligenbeelden .verwijderen. In de plaats daarvan zal het boek van Hitler komen, waarnaast het zwaard zal vsrorden gelegd. De religieuze sprekers zullen stukken uit „Mein Kampf" voorlezen en bespreken. De l dooppleohtigheid zal tot de volgende formaliteit worden teruggebracht: bevestiging dat man en vrouw Ariërs zijn en de belofte, dat het kind zal worden opgevoed „in Duitsohen geest voor het Duitsclhe volk".

flDeze zich nóg kerk noemende organisatie kent in het geheel geen godsdienstonderwijs. De eenige plaateen van opvoeding zullen zijn het gezin, de school en de Hitler-jeugdvereenigingen. Het document wil het Christelijke kruis vervangen zien door het hakenikruis.

Het programma eindigt met een credo, waarin o. a. gezegd wordt: „Wij zweren tot in allo eeuwigheid trouw te zullen zijn aan Adolf Hitler".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's