Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kuyperiana.

V.

Met groote belangstelling volgde Dr Kuyper steeds de gebeurtenissen in en met de Theologische School te Kampen.

Zeer waardeerend stond hij tegenover haar arbeid, 't Volgende schreef hij bij het zilveren jubileum in December 1879:

In de weelk, die achter ons ügt, vierde de Gereformeerde Theologische School te Kampen 'haar vijfde kroonjaar, den vierdag van haar vyf-en-twintigjarig bestaan.

OoOc in een blad, als het onze, dat dem strijd voert voor de Gereformeerde 'beginselen, dient zulk een heuglijke gebeurtenis met danlizegging herdacht.

En dat om tweeërlei oorzaak.

Vooreerst wijl het metterdaad en in der waarheid aan die School te danken is, dat Nederland op dit oogenblik reeds bij 'honderden zijn kloeke predikers telt, die zonder verbloeming of bedekiking de leer der Itortsche vaderen weer durven aanprijzen aan de kinderen onzes volks, tot betering huns levens, tot vertroosting van het bekommerd gemoed en tot grootmaking van Godes heilige eere.

De vraag, of de Gereformeerde ontwikkeling, die tot dusver van Kampen uitging, reeds in elk opzicht voldoet aan den te stellen eisch, Mijft daarbiji buiten beschouwing.

Voor het gebrekkige ook in hun arbeid zullen de Kampensche broeders wel allereerst zelven een geopend oog 'hebben.

Maar wat doet dit af of toe aan het groote feit, dat de hechte en rotsvaste grondstukken van de Gereformeerde Belijdenis, die nog in den aanvang dezer eeuw geheel vergeten waren, thans door honderden van predikers weer geloofd en geroemd worden als het fundament waarop der zielen zaligheid staat.

Wat af tegenover het feit, dat door deze geordende propaganda van Gereformeerde beginselen tal van ver- •keerde inkruipsels en kankerende uitwassen in het gemeenteleven werden uitgedreven of afgesneden.

Ja, wat vooral tegenover het feit, waarop veel te weinig wordt gelet, dat niet 'het minst de Kampensche School zijdelings ook op de Nederlandsohe Hervormde ïkerk in heeft gewerkt, om ook in haar midden de oude liefde voor het Gereformeerde leven weer te doen opwaken.

Van ons ga daarom bij' deze gewichtige gebeurtenis niet slechts gelijk van andere orthodoxe organen, een algemeene betuiging van symipathie uit, gelijk men sympathie koestert voor elke „Christelijke werkzaamheid"; maar veeleer öem toon van dank en verheuging des harten, om het bepaald karakter waarin deze school is opgetreden en de vrucht die zij voor den bloei 'der Gereformeerde beginselen afwierp.

Maar nog van een tweede oorzaaJk tot verblijden spraken we.

We zijn, gelijk men weet, consequente voorstanders van het staan 'der 'burgerij, ook in haar organisatie van kerk en school, op eigen voet, leven uit eigen middelen, handelen door eigen initiatief.

Vrije kerk en vrije school in den vrijen staat, is onze leuze.

Toch 'heeft de voorstander ivan dit beginsel in het kleinsteedsohe Nederland soms harde dingen te verduren en aan veel smaad bloot te staan.

„D'at beginsel mag, 'dat beginsel kan, dat beginsel zal niet triomfeeren!" roept al wat macht heeft in staat en kerk.

Van 'den staat zal ons heil 'komen.

En zelfs de heilige godgeleerdheid moet, naar mannen als Van Toorenenbergen 'en Bronsveld het willen, onderwezen voor staatsgeld, naar een staatswet, door Staatsamhtenaren, in een ongeloovig door den staat afgeteekend kader.

Dat maakt den strijd soms zoo pijnlijk. Niet dat de tegenstanders aldus met 'de wetenschap van den 'Heere onzen God en zijn goddelijke dingen handelen, maar dat broeders daaraan meedoen, die toCh immers iets van de liefde Ghristi in hun hart hebben gevoeld.

En zoo zou men als Elia bij Horeb, of als Jonas voor Ninivé's muren den strijd in moedeloosheid soms op willen geven.

Maar zie, tegen zulk een neiging geeft nu de Kampensche School weer moed, weer hope, weer opleving van het vertrouwen in de hulpe en sterkte van onzen God.

Want wat waren voor 25 jaar 'de Gesoheidenen, hoe klein 'hun kracht, hoe schier niets hun geldelij'k .vermogen?

Set eerste jaar had 'de School een ƒ300 a ƒ-400 in kas.

En als men dan toch ziet, hoe dit zaadje ontkiemd en de kiem is opgeschoten, 'en tot een boom gewor- 'den, die reeds verkwikken kan door zijn schaduw, dan steekt' er tooh, niet waar, broeders? ook in 'de feestvreugde die te Kampen genoten is, een levensles, die tot moedig voortgaan bezielt; óó'k voor de stichting eener Vrije Universiteit, wier even blijde toekomst we afbidden van onzen God !

Ook de groote gebeurtenissen van 1882 — de komst van de drie nieuwe docenten Lindeboom, Wielenga en Bavinck — brengen Kuypers pen in beweging. Het volgende is uit het Nummer van 21 Januari 1883:

De Theologische School te Kampen beleefde heugelijke dagen, doordien drie nieuwe docenten in dienst traden.

In deze gebeurtenis verblijden we ons van harte. De weinig verheven, wel eenigszins kleingeestige rivaliteit, die zich in sommige gescheiden kringen tegen de Vrije Universiteit openbaarde, kon ons nooit verleiden en verleidt ons ook nu niet, om aan de Theologische School te Kampen een min goed hart toe te dragen.

Overtuigd, dat nu reeds uit haar gehoorzalen een machtige drang voortkwam, die in de school onzes volks weer in niet geringe mate den geest der vaderen opwelite, koesteren we veeleer hoop, dat ook in de toekomst nog menige goede gave door deze School aan ons geestelijk verarmd volk zal worden toebediend.

Zelfs durven we, na deze nieuwe ontwikkeling der Kampensche School nog hoogere dingen van haar verwachten, en ook een wetenschappelijke vrucht tegemoet zien voor onze gereformeerde theologie. En vooral die laatste winste slaan we zeer hoog aan.

Eerst daardoor toch zal het debat over de hooge belangen, die tusschen vele gereformeerden in den lande thans nog in geschil liggen, eenigszins opgeheven worden uit het lage peil, waartoe het zonk.

Theologische ontwikkeling toch moet vanzelf uitloopen op kerkrechtelijke studie, en het kan niet anders of deze wetenschappelijke bestudeering van het kerkrecht zal en moet er toe leiden, dat men ten leste over en weer het eens worde over de gedragslijn, die door Gods Woord voor reformatie der kerken geboden is.

Ook over het promotierecht publiceerde Kuyper de gedachten, die hij daaromtrent omstreeks de oprichting der Vrije Universiteit koesterde.

Dit oordeel heeft groote waarde.

Het werd immers geschreven in den tijd (Febr. 1879), toen Dr Kuyper bezig was met een zeer grondige studie over de verhouding van de Theol. faculteit der Leidsche Universiteit tot Kerk en Staat gedurende den tijd na de Dordtsche Synode. Bovendien was Kuyper toen bezig met de studie van gansch het Universiteitsprobleem.

De profetie aan het eind van het volgende stukje is ook uitgekomen — maar mee door het verzet van een man, van wien Dr Kuyper zulks toen zeker allerminst verwachtte.

Van den kant der Christelijke Gereformeerde Kerk wordt het denkbeeld besproken, om te Kampen graden te doen toekennen, met inbegrip van den Doctorstitel.

Gaarne zagen we deze proef nemen. O.i. kan het.

Maar toch zal het denkelijk.wel worden belet.

Uiterst belangrijk is het, vooral in onzen tijd, te vernemen hoe Kuyper dacht over de positie der Theologische School na de vereeniging van 1892. Met name is belangrijk te vernemen hoe hij oordeelde over het bestaansrecht dier School.

De Vereeniging van Chr. Geref. Kerk en Doleerende Kerken was n.l. tot stand gekomen o.a. op dit „beding", dat de vereenigde kerken het „1)69111561" handhaafden, „dat de kerk geroepen is een eigene inrichting te hebben tot opleiding harer Leeraars, tenminste wat de Godgeleerde vorming van dezen betreft". Hierbij werd nader bepaald: lo. dat niet zou vernietigd worden het aloude beginsel van vrije studie; 2a dat geen verandering gebracht zou worden in de Gereformeerde wijze van kerkelijke examinatie der dienaren des Woords; 3o. dat men niets zou laten vallen van den eisch der wetensch appel ij ke ontwikkeling, die steeds door de Gereformeerde kerken gesteld is, en 4o. dat men niet tegen zou spreken, dat de vereenigde kerken over de regeling dezei zaak later, indien noodig, te oordeelen zouden hebben. (Ooi'spronkelijk stond in plaats van de vet gedrukte woorden „over deze zaak". Opzettelijk werden deze vervangen door de bovenstaande „over de regeling dezer zaak". De zaak zelf, waaromtrent men overeen was gekomen, moest vaststaan. Later zou men alleen over een nadere regeling der eenmaal vaststaande zaak mogen spreken.)

Op de Synode van Dordrecht van 1893 werd hevig gevochten over de opleidingskwestie. Groote beroering kwam er in de kerken. Scheuring dreigde. Ten slotte werd een voorstel van Ds A. Littooy, mede-onderteekend o.a. door Dr Kuyper en Dr Bavinck, aangenomen, waarin werd uitgesproken, dat de Gereformeerde Kerken ook thans, evenals bij de vereeniging als hun oordeel uitspraken, dat de kerken geroepen zijn, „het beginsel" te handhaven, om een eigen inrichting ter opleiding van Dienaren des Woords te hebben, tenminste wat de godgeleerde vorming betreft; en werd verklaard: lo. dat de Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland onder „eigen inrichting" verstaat: eene kweekschool van dienaren des Woords, geheel en alleen van de kerken uitgaande en door haar verzorgd en bestuurd, die de geheele opleiding kan geven, of, indien te eeniger tijd scheiding van de voorbereidende en de Theologische studiën geheel of ten deele noodig mocht worden geoordeeld, tenminste voor de geheele Theologische vorming, dat is, de vorming door de wetenschappelijke studie der Theologie en de praktische toebereiding voor de heilige bediening heeft te zorgen, en 2o. dat de Theologische School, thans gevestigd te Kampen, die als de eigen inrichting der Christelijke Gereformeerde Kerk met hare fondsen aan de vereenigde kerken was overgedragen en door deze was overgenomen de eigen inrichting der kerken was en dat het in geerien deele de bedoeling was die op te heffen. Dit voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen. (Vgl.: Dr H. Bouwman, „Onder Veilige Hoede", p. 73 V.V.; „Heraut" No. 940.) Na deze Synode bespreekt Dr Kuyper herhaaldelijk de zaak der opleiding, de verhouding van Kerk en theologie. En zoo geeft hij in „De Heraut", No. 828 (5 Nov. 1893) ook de volgende teekening van de positie der Theol. School in de Geref. Kerken:

Het ligt in den aard der zaak, dat het verschil van inzicht over de Theologische opleiding thans van alle zijden dient bekeken te worden; en ook ons blad onttrekt zich niet aan de taak, om hiervoor licht aan te dragen.

Teneinde nu het zich ontspinnend debat wel te doen loopen, zijn we begonnen met duidelijk uiteen te zetten wat in concessis is, d.w.z. wat door een ieder, aan wiens oordeel waarde is te hechten, wordt toegestemd.

Denk slechts aan twee punten: lo. algemeen wordt toegestemd, dat de Theologie niet in dien zin aan de geïnstitueerde kerk gebonden is, dat ze niet ook buiten die geïnstitueerde kerk anders dan bij wijze van zaakwaameemster Theologie doceeren kan. Op dit laatste antwoordt de één nog j a, de ander neen. Op dit punt moet dus nog licht ontstoken, maar daarover dat de Theologie geen monopolie van de geïnstitueerde kerk is, zijn allen het eens. Ook v r ij e studie. Ook studie van de Theologie aan de universiteit. En 2o. wordt algemeen toegestemd, dat het voorbereidend onderwijs^), gelijk dit thans aan onze Theologische School wordt gegeven, ganschelijk niet voldoet aan de wetenschappelijke eischen, die uit paedagogisch oogpunt daaraan moeten gesteld worden.

Ook zijn er nog andere punten, waarover allen het eens zijn. Zoo b.v. dat geen beginsel onze Theologische School belet te verhuizen; dat geen beginsel de saamkoppeling van Theologische School met gymnasiaal onderwijs eischt; alsook dat het praeparatoir examen eigenlijk bij de classis hoort. Maar reeds die eerste twee punten zijn ons voorshands genoeg.

Er moet geen angst, geen vrees in het bloed jagen; men moet kalm en ernstig de zaak bezien; en beginnen met zich af te vragen, waarover onder ons allengs een gevestigde overtuiging geboren werd, en, van die vaste punten uitgaande, moet men ook die andere punten bezien, waarover men het nog niet eens is.

In dien zin nu wenschen we thans aan die twee nog een derde punt toe te voegen, t.w. het feit, dat er onder ons geen verschil van opinie meer bestaat over de vraag, of de Gereformeerde Kerken een eigen inrichting voor de opleiding tot den Dienst des Woords hebben zullen.

Dit is niet te sterk gezegd.

Het is zoo, om correct te zijn, moet erkend, dat er op de Synode één enkele stem is opgegaan, die een anderen klank gaf, maar één zwaluw maakt geen zomer, en één enkele stem geen concurreerende strooming.

We meenen daarom recht te hebben tot de verklaring, dat de opinie gevestigd is, dat de kerken haar eigen inrichting hebben en behouden moeten.

Dit zeggen we niet, omdat het ten vorigen jare onder de bedingen voor de vereeniging is opgenomen; want bijna elk deskundige stemt thans toe, dat bedingen vóór de vereeniging na de vereeniging het karakter van bedingen niet meer dragen^).

Ook de Synode heeft dit ingezien, en er zich toe bepaald, om te verklaren, dat zij ten deze nog evenzoo oordeelde als de Synode van Amsterdam.

De eigen inrichting steunt en rust dus niet op een beding, maar op de overtuiging van de goede trouw der toenmalige contractanten; een fundament, dat z e d e 1 ij k van aard is, en daarom veel vaster ligt dan een beding.

De kerken, saamvloeiende, hebben over en weder verklaard, dat zij een beginsel waren toegedaan en dat dit beginsel inhield het hebben en handhaven van een eigen inrichting voor de Theologische opleiding.

Als kerken zoo spreken, doen ze dit voor Gods aangezicht, en in Jezus' naam, en dan weten ze hiermee van elkander, dat aldus en niet anders over en weer de overtuiging bestaat. Ze weten dan ook, dat ze een volgend jaar, en over drie jaar diezelfde overtuiging bij elkander zullen terugvinden. En hierin, veel meer dan in een contract, dat in rechten de zaak kon handhaven, ligt haar geestelijke Vcistigheid.

Het is zoo, kwamen later de kerken tot de gemeenschappelijke overtuiging, dat ze zich hierin vergist hadden, en dat Gods Woord het anders eischte, zoo zouden ze schuldig staan, indien ze aan die stemme Gods geen gehoor gaven. Maar dit durven we wel zeggen, dat een vast gewortelde overtuiging zich volstrekt niet zoo spoedig wijzigt; dat wij voor ons niet inzien, hoe in deze overtuiging merkelijke wijziging zou kunnen komen, tenzij de toestanden geheel veranderden; en dat het ons geheel ondenkbaar voorkomt, dat het thans levende geslacht op dit gewichtig punt ooit tot een andere conclusie zou komen, dan de Synoden van Amsterdam en van Dordrecht; we voegen er in gedachten reeds die van Middelburg bij Immers de zaak staat thans zoo, dat, gesteld eens het ondenkbare, dat namelijk de Curatoren en Docenten van Kampen saam het voorstel deden om onze Theologische School op te ruimen, „De Heraut" hier met alle kracht tegen in zou gaan, en zou roepen: Neen, de Theologische School moet blijven.

Ware dit niet zoo, dan zou de naam van schrijver dezes onder het voorstel-Littooy niet hebben mogen staan. Dan zou die naam daar een v a 1 s c h e naam zijn geweest. En voor beginsel zou dan zijn uitgevent, wat hoogstens een inschikkelijk toegeven was.

De kerken mogen ook naar onze overtuiging de opleiding tot den Dienst des Woords niet uitsluitend in handen laten van de wetenschap. Kon dit, het zou het meest gewenschte zijn, want de kerk zal altoos op moeilijkheden stuiten, als ze zelve de hand aan den ploeg slaat. Maar het k a n n i e t. De aan zichzelf overgelaten wetenschap is daartoe niet genoeg betrouwbaar. Er werken in de wetenschap, en ook in de wetenschap der Theologie, te verleidelijke factoren, die zoo licht tot kwade resultaten leiden.

Daaraan nu mogen de kerken niet gewaagd worden. En uit dien hoofde zijn ze niet verantwoord, zoolang ze zonder veiligheidsklep, zonder eenigen waarborg, zonder middel van verweer, zich geheel en uitsluitend van de vrije wetenschap voor den Dienst des Woords afhankelijk stellen.

In deze overweging, en hierin alleen, wortelt vooï de kerken de noodzakelijkheid, om een eigen inrichting in stand te houden, en dan natuurlijk een eigen inrichting in dien zin, dat ze architectonisch volkomen zelfstandig zij en stoele op eigen wortel.

Anders toch leunt ze tegen buurman, en valt als het huis van buurman valt, ongemerkt meê Alleen een Theologische School, zonder Universiteit, ware voor de Christelijke Gereformeerde Kerk een uiterst gevaarlijke positie. Alleen het gebruik van een Universiteit, zonder concurreerend en controleerend Seminarie was voor de Nederduitsch Gereformeerde Kerken hoogst bedenkelijk, we zeggen niet nu, maar bij wisseling van personeel. En dat uit de vereeniging dezer beide groepen een toestand ontstaan is, die ons èn het gebruik van de Universiteit èn een Theologische School geeft, is metterdaad al wat we wenschen konden.

De vraag in hoever het al dan niet wenscheüjk en geoorloofd is, beide inrichtingen contractueel te verbinden, laten we voor ditmaal onbesproken. In beginsel zal wel niemand de mogelijkheid hiervan tegenspreken. Alleen nu genoegzaam bleek, dat de wijze waarop de Concept-acte dit voorstelde, niet in den smaak viel en c.q. zal er dus een andere voorslag te maken zijn.

Doch dit punt nu daargelaten, is het na Amsterdam en Dordt onder ons, voor alle kerken, een uitgemaakte zaak, dat we onze Theologische School als „eigen inrichting" onder het geheel zelfstandig bestuur der geïnstitueerde kerken behouden moeten en behouden zullen, en we het dus allen eens zijn in de overtuiging, dat onze kerken, het gebruik der Universiteit naar oud Gei-eformeerd beginsel aanvaardende, zich niet zouden verantwoord achten, indien ze dit gebruik aanvaardden, zonder tevens den waarborg te bezitten, dien alleen een Theologische School als eigen en zelfstandige inrichting, bieden kan.

Als we dan ook voortaan critiek op deze Theologische School leveren, dan zie niemand hierin een poging om die school in de schaduw te stellen of haar terzij te dringen.

Integendeel, wie dat poogde zou door ons bestreden worden.

Maar wel oefenen we critiek, omdat we er op staan, dat onze Theologische School goed, dat ze beter dan nu, dat ze best zij.

Juist, omdat ze op ons standpunt dienst moet doen als brandspuit, zoo de Universiteit ooit brand in de kerken deed ontstaan, moeten wij er wel den hoogsten prijs op stellen, dat deze brandspuit c.q. bluschkracht bezitte, en om dit doel te bereiken, flink in orde zij.

Het moet een school zijn, die klinkt als een klok, en daarom, gelijk we het te 's-Gravenhage en te Amsterdam, en te Dordt uitspraken, voldoen aan den eisch door het wetenschappelijk karakter aan steld.


1) Destijds was er een afdeeling, die zich voornamelijk bezig hield met de vakken, die thans op een gymnasium gedoceerd worden. In 1896 is alles veranderd en een gymnasium gevormd. Red. Reformatie.

2) Een stelling, die voor rekening van Dr K. blijve. Red.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's