Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloof en Verbeelding.

IV.

Tot dusver vonden wij dit onderscheid tusschen geloof en phantasie, dat het geloof een functie of werldng is omtrent Gods openbaring, terwijl vea> beeldingen alleen inhouden zijn van ons denken. Deze onderscheiding is van het hoogste gewicht voor het bevindelijk leven van d'e geloovigen. Verbeeldingen toch nemen hcht het karakter aan van goddelijke openbaringen, die geloof vereischen. •Maar dat zijn ze niet, want zij missen de onfeilbare leiding van den Heiligen Geest, die de profeten, apostelen en evangelisten heeft geleid bij de samenstelling van de Heilige Schrift. Ook zijn ze geen valsche openbaringen, zooials bij de Heidenen voorkomen en die door Satan worden opgewekt. Toch zijn verbeeldingen niet waardeloos voor het geloofsleven, want daardoor kunnen godidelijke waarheden onder een bepaald gezichtspunt (aspect) tot ons komen.

De vraag dringt zich hierbij aan ons op: Hoe moet de Christ-geloovige de verbeeldingsinhouden recht gebruiken?

Het oordeel over goed en kwaad komt alleen aan God toe, krachtens zijn souvereiaiteit. Het door de zonde verduisterd verstand kan daarover geen licht verspreiden. Wel het in den wedergeborene geheiligd verstand, dat door Christus met Zijn Woord en Geest geleid wordt, doch in deze bedee- Itng is dit oordeel nog afhankelijk van den strijd tusschen vleesch en geest. Wanneer dus onze phantasie een inhoud ontvangt, die waarheidskarakter bezit en ons gevoel streelt, moet toch altijd biddend het oordeel Gods daarover geraadpleegd worden. Dit vergeten zij die na. zulk een beleving of gezicht of op het gemoed gebonden belofte terstond' daarmee de breede veertien opgaan, zeggende: ik heb iets van den Heere ontvangen, len dat zal ik nu eens vertellen. Ze meenen dat Psalm 66:8 berijmd hun daartoe het recht geeft, doch de leespsalm geeft aan, dat het daar gaat over gebedsverhooring na uitredding uit lijden van den dichter en zijn volk.

Verstandige christenen hebben hieraan nooit meegedaan, maar hebben gewacht totdat hun bevinding door God' nader bevestigd werd. Als wijlen president S. J. P. Kruger iets had, was hij gewoon te zeggen: „Ik heb iets gezien of gehoord of ervaren, maar ik weet nog niet of het van den Heere is of van den duivel, die als een engel des lichts mij dingen voorspiegelt." Een god'vreezend leeraar lu-eeg iets bij den Doop van zijn derden zoon, doch zweeg daarover tot op den da: g, dat hij hem bevestigde in het ambt. Deze voorzidh'tigbeid sproot bij hen voort uit de kennis van hun zondig hart, dat niet te vertrouwen is.

Maar spreekt de wetenschap dan niet van een scheppende verbeelding en zou God zich daarvan soms niet bedienen bij de leiding van de geloot \4gen? De veronderstelling waarvan deze vraag uitgaat is onjuist. De inhoud van ide phantasie is evenals die van de herinnering een reproductie van wat reeds aanwezig was in het bewustzijn. Hierin verschilt de verbeelding van het geheugen, dat haar inhouden ons geheel nieuw toeschijnen, terwijl de herinnering ons zegt: Ja, dat ken ik nog van vroeger.

Do geleerde onderzoeker stelt zich vele moge^ lijkheden klaar voor den geest waarbij de phantasie hem de gevolgen daarvan zooi duidelijk laat zien, dat hij ze kan vergelijken met de werkelijkheid. De meesters in een schaaktoumooi zijn gewoonhjk zij die over een sterke phantasie beschikken. De kimstenaar ziet door zijn verbeelding een mogelijkheid om de technische moeihjkheden, waarmee hij heeft te kampen, opi te lossen en komt daardoor soms tot een bepaalde uitvinding. Daarbij is hij onderhevig aan stemmingen van het gevoel. Soms ontbreekt de jidste stemming en dan wil niets hem gelukken. Soms ook verkeert hij in de rechte stemming en krijgt hij de ééne inspiratie na de andere, d.w.z. zijn gedachten zijn zoo nieuw, dat het hem is alsof ze van buiten hem zijn toegezonden. De verbeeldingsinhouden zijn dus geen eigen scheppingen, met of zonder de leiding Gods, maar combinaties, nieuwe verbindingen van in onze ziel aanwezige elementen. Het nieuwe daarvan is oorzaak, dat wij kunnen spreken van een stoute, weelderige en grillige phantasie.

Dat nieuwe geeft aan onze voorstelhngsinhouden kleur, frischheid en gloed. Maar de grond van dat nieuwe zijn de ervaring, waarneming en reeds aanwezige voorstellingen.

Op dezelfde wijze komen de vertroostingen tot stand', die God bij tusschenpoozen de Christ-geloo^ vigen doet genieten.

In zijn „Redelijke Godsdienst", II, p. 623 onderscheidt W. a Brakel drieërlei gelegenheid, waarbij de vertroosting tot ons komt.

a. Bij een kerkgang, wanneer het gepredikte woord ons raakt.

b. In den slaap, waarin God ons voorkomt met Zijn Woord.

c. In de eenzaamheid thuis of in 't veld', wanneer het hart zoet bewogen wordt door Gods Geest tot Iranen-vloeden, tot roepen, tot aankleven, tot verzekeringen en tot blijdschap.

In al deze vertroostingen is de Schriftopenbaring Gods het eenigc middel, dat het gevoel van verlatenheid opheft. Gewoonlijk gaat daaraan vooraf het worstelen met problemen waarbij allerlei mogelijkheden ons in de gedachten komen. De inhoud van de verbeelding stelt één van de oplossingen, die we bewust of onderbewust reeds ontdekten bij het Ucht van Gods Woord, in een nieuw daglicht. Dat licht is soms zooi nieuw, dat het ons voorkomt alsof wij het door inspiratie van buitenaf ontvangen hebben. Maar feitelijk was het onze kennis van Gods Woord, idie naar aanleiding van het gehoorde in de prediking of de onderbewuste of de bewuste overdenking in nieuw licht verscheen. Deze zielkundige ontleding sluit de werking van den Heiligen Geest niet uit, doch doet juist het tegenovergestelde daarvan, ze is een bevestiging van Zijn werk. Zij die meenen nieuwe openbaiingen van God te ontvangen, komen vaak tot geringschatting van de Woordopenbaring in de Heilige Schrift. En zou nu de Heilige Geest, die de Auteur is van de Schrift, zelf Zijü eigen werk overbodig maken door zich daarbuiten te openbaren? Integendeel, de Heiüge Geest leidt ons tot het Woord, en als wij door onze phantasie nieuwe gezichtspunten daarvan verkrijgen, en in dien weg vertroost worden tijdens de verlatingen; is het Gods Woord, dat het doet.

Deze leiding tot Gods Woord door middel van de phantasie is echter niet onfeilbaar. Er is maar ééne schrede tusschen phantaseeren en liegen. De verbeeldingsinhouden zijn soms booze begeerten, die als met een vernis overgeschilderd in ©en nieuw licht van schoonheid en waarheid komen te staan'. In't paradijs werd het eten van de verboden vrucht, d.i. de ongehoorzaamheid aan Gods gebod, door de verbeelding met ©en schoon waas overtogen, want de vrucht was een lust voor de oogen ©n begeerlijk om verstandig te maken. Maar toen die zonde eenmaal begaan was, week de bekoring!; die schijnwereld van de verbeeldingsinhouden verdween en de mensch stond voor de naakte werkelijkheid van de straf op de zonde bedreigd'.

Verboden dingen wekken nog altijd onze nieuwsrgierigheid op. Dit komt mede doordat wij ons ongelukkig gevoelen als we ze niet krijgen. Dan gaan we daarover nadenken totdat de verbeelding ze in een nieuw licht stelt en wij de begeerte nieÊ langer kunnen wederstaan en verkeerde wegen inslaan. Kinderen zijn meest nieuwsgierig om alles te weten wat met het ontstaan en de geboorte van den mensch samenhangt. Daarbij komt * prikkeling van de verbeeldingsinhouden, waardoor zij de werkelijkheid overschrijden in him gedachten. Dan volgen onkuische gebaren, vvooirden en bewegingen. Het is daarom een eisch van een goedb opvoeding om de kinderen zacht aan terug te brengen van den schijn naar de nuchtere werkeüjklheijd van het leven, zonder hun gezond idieahsme te schaden. Wat bij kinderen in 't klein voorkomt, geschiedt bij volwassenen in 't groot. Iemand kan met een gerust geweten verklaren, dat hij altoos kuisch geleefd heeft, en toch schuldig staan aan grove onkuischheid in de verbeeldingsinhouden; waarvoor hij de vergeving van zonden door Jezus' bloed moet inroepen in zijn stil gebed.

Ook in de wetenschap speelt de phantasie tegenwoordig een groote rol. Bij velen hangt hun levensen wereldbeschouwing samen met de aanvaarding van een souvereine persoonlijkheid'. Deze komt volgens hen op uit de verbinding van instructieve ervaringen en gevoelens met denkinhouden. Een hoogtepunt is de schoonheidsontroering, waartoe gevoel en verbeelding medewerken bij de beleving van natuurschoon. Het personalisme onderzoekt alle dingen volgens de methode van invoeling, d.i. het verzinken in het doorleefde van anderen, en de aanschouwing, d.i. het zien van de ziel van binnen uit door de phantasie. De beteekenis van het geloof ligt dan bij d'e subjectieve geloofserva^ ringen, en niet bij de openbaring van Go'd'; die wordt gekend' en aanvaard. Zulk een absolute persoonlijkheid bestaat niet, want wij leven door God en door Hem bewegen wij ons en zijn wij. De kern van de persoonlijkheid is een schepping Gods^ die gedragen wordt door Gods voorzienig bestel. Haar ontwikkeling is door de zonde in strijd met haar idee, d.i. het doel haar gesteld in Gods raad. Zoo komt het, dat de persoonlijkheid souverein wordt verklaard, heerschende op een troon alg een godheid, met gevoel en verbeelding als haar eerste ministers.

Tegenover deze richting staat men machteloos, tenzij men zich onderwerpt aan de woordopen-

baring Gods door Christus. Godi is voor ons, die daaraan vasthouden, de eenige Souverein, die oordeelt tusschen goed en kwaad. Het kindschap Gods is het hoogste persoonlijkheidsideaal. Het geloof de band aan God in Christus, die door Zijn Woord en Geest zich aan ons openbaart. Deze band aan God is door niets anders te vervangen en laat zich ook niet brengen onder het juk van de phantasie.

De verbeelding behoort te staan onder de tucht van het verstand' en de overige normatieve functies. Ze is geen vermogen, maar reproductie van voorstellingen. Zoo komt ze bij ons tot haar rechte waardeering. Zoo opgevat kunnen wij van haar zeggen met Prof. H. Bavinck: „Ze is de moeder der kunst, heeft aan de grootsche ontdekkingen der wetenschap haar aandeel, is bron van sprook en sage, van mythe en symbool, wekt gevoel en sympathie, spoort tot groote daden ; aan, en is een bewijs dat de mensch een hoogere natuur heeft dan het dier en aan het onvolmaakte dezer aarde niet genoeg heeft." (Beg. der Psychologie, p. 108). Een andere uitspraak van dezen geleerde is, dat de phantasie een vorm is van geloof. (De opv. d. rijpere jeugd, pag. 143). Kunnen wij ook deze onderschrijven? Niet wanneer wij daardoor genoopt worden de phantasie als een functie van onze ziel op te vatten. Maar wel als wij door phantasie hier verstaan het idealisme van jeugdigen, waardoor zij gelooven aan een goede toekomst in hun leven, een geloof, dat hen vaak aflioudt van het kwade en moed geeft om in zwaren larbeid te volharden. Maar d'an moet dit idealism© londerworpen worden aan de normen, die God daarvoor in Zijn Woord heeft gesteld. Dit wordt vaak vergeten door hen, die in z.g.n. stille uren de verbeelding zelf opwekken. Een vroegere voorstelling, die onderbewust nog voortleefde in hun ziel, verschijnt dan in een nieuw licht en doet hen uitroepen: Ziedaai- een stem Gods, die mij zegt wat ik moet doen. En dan nemen zij oogenblikkelijk actie daarop. Voorzichtigheid' is echter geboden, want menigeen is, door zulke stemmen misleid, tot teleurstelling< en wanhoop gekomen. Nauwkeurig onderzoek van Gods Woord, liefst met vertrouwbare commentaren, en daarbij een biddend hart, is de veiligste weg om te weten wat wij in gevallen van nood hebben te d'oen. Prikkeling van de verbeelding tot invallen is daartoe niet noodig. Immers wij zeggen met den gewijdten dichter: In Uw licht zien wij het licht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's