Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Dr H. H. Kuyper over het karakter en de bevoegdheid der meerdere vergaderingen.

III.

In het volgende Nummer (dat van 1 Juni 1919) bespreekt Prof. K. deze zaak opnieuw. Hij doet het dan onder het zeer sprekende ppschrift:

de autonomie der plaatselijke Eerk.

Eenigszins bevreemdend vi'as, dat in meer dan één kerkelijk orgaan bij de bespreking van hetgeen op Walcheren zich afspeelde, de voorstelling werd gegeven, alsol een Kerkeraad (behoudens dan het recht van appèl op een meerdere vergadering) verplicht zou wezen, wanneer een meerdere vergadering een censure uitsprak over een zijner ambtsdragers, dit besluit uit te voeren, ook al zou de Kerkeraad dit besluit onjuist en onwettig achten.

Het geldt hier een zoo diep ingrijpend beginsel, dat heel ons Gereformeerd kerkrecht beheerscht, dat we niet ernstig genoeg tegen deze voorstelling kunnen opkomen.

In het meesterlijke werk van Jhr Mr A. F. de Savomin Lohman en Dr F. L. Rutgers: De rechtsbevoegdheid onzer plaatselijke Kerken (tweede druk 1887), wordt met nadruk opgekomen tegen de voorstelling door de voorstanders der Synodale hiërarchie gegeven, alsof een classis bevoegd zou wezen in eenige gemeente het initiatief te nemen tot kerkelijke censuur, eigener beweging besluiten kon een gemeentelid of ambtsdragers te censnreeren en dan den Kerkeraad kan opleggen dat vonnis ten uitvoer te brengen (blz. 31, noot 2).

Tegen deze hiërarchische opvatting van de macht der SDieerdere vergaderingen wordt dan met klem van redenen aan het Gereformeerde kerkrecht, zooals dit èn door de beste canonici is geleerd èn uit de practijk onzer vroegere kerken blijkt, aangetoond:

Ie. dat het recht tot initiatief bij zulk een kerkelijke censuur niet bij de meerdere vergadering behoort, maar bij den Kerkeraad. Het is de Kerkeraad, die de potestas jurisdicüonis, d.w.z. de kerkelijke macht om censuur te oefenen, ontvangen heeft en die dus in de eerste plaats te oordeelen heeft, of er reden is om zulk een censuur te oefenen. Wel bepaalt onze Kerkenorde, dat bij de uitoefening van deze macht de Kerkeraad in bepaalde gevallen gehouden is hèt advies van Classis te vragen (bijv. voor men tot excommunicatie van een lidmaat overgaat) en evenzoo, dat die Kerkeraad niet zonder de goedkeuring van de Classis een predikant mag afzetten. Maar al is de uitoefening van deze censuur macht in genoemde gevallen beperkt geworden door het Kerkverband, daaruit kan en mag toch niet worden afgeleid, dat een meerdere vergadering^ zonder dat de Kerkeraad er in gekend is, zulk een censuur zou mogen uitspreken. Een dergelijke macht komt aan de meerdere vergaderingen niet toe.

2e. dat zelfs dan, wanneer een Classis of Synode, niet ter eerste instantie, maar wettiglijk (d.w.z. nadat de zaak eerst in den Kerkeraad behandeld was) censureerde en de uitvoering aan een Serkeraad opdroeg, deze nog altijd bezwaar kan maken en niet gedwongen kan worden gelijk b.v. gebleken is bij de excommunicatie van Caspar Coolhaes in den aanvang der 17e eeuw, die den Amsterdamschen Kerkeraad, ondanks de opdracht eener Synode, nooit heeft willen effectueeren (blz. 32).

Formeel kan er dus geen het minste bezwaar tegen gemaakt worden, dat de Kerkeraad van Middelburg weigerde het besluit van de classis uit ie voeren. Wel wordt in Art. 31 onzer Kerkenorde bepaald, dat hetgeen door de meeste stemmen goed gevonden is in de meerdere vergaderingen, voor vast en bindend zal gehouden worden, maar er wordt aan toegevoegd: tenzij dan dat het bewezen worde te strijden tegen Gods Woord of tegen de Artikelen in die Generale Synode besloten.

Nu kan er wel geen de minste twijfel over bestaan, dat het besluit van de Classis Walcheren, hoe goed dit ook bedoeld was, toch op niet onbedenkeUjke wijze ingreep in het recht der plaatselijke Kerk, om in eerste instantie over haar Dienaren te oordeelen. En dat de Kerkeraad niet geroepen is blindelings zulk een besluit op te volgen, vooral wanneer hij van oordeel is, dat dit besluit in strijd is met de Artikelen van de onder ons geldende Kerkenorde, spreekt wel vanzelf. Het is ons dan ook niet duidelijk, hoe degenen, die over deze zaak schreven, eenerzij ds het besluit van de classis als in strijd met onze Kerkenorde kunnen wraken en toch tegelijk kunnen oordeelen, dat de Kerkeraad dit besluit wel ten uitvoer had moeten brengen.

Niet om over de quaestie zelf een oordeel uit te spreken, maar wel om de beginselen van ons Gereformeerd kerkrecht te handhaven, meenden we deze opmerking te moeten maken.

Alleen voegen we hieraan toe, om elk misverstand te voorkomen, dat een Kerkeraad, die aldus weigert een besluit der classis uit te voeren, dan ook geroepen is te bewijzen, dat dit besluit niet wettig is. Dat bewijs moet eerst aan de classis zelf geleverd om haar te bewegen van dit besluit terug te komen, en wanneer dat niet helpt, moet geappelleerd worden op de Particuliere en desnoods op de Generale Synode. Dat is de geordende weg, wil men een breuke in het kerkverband voorkomen.

De Commissie van Rapporteurs, die de Synode van Leeuwarden moest voorlichten over deze aangelegenheid was van dezelfde meening. Wc lezen in haar rapport o.m.: „Zonder eenigen twijfel is de plaatselijke kerk krachtens het kerkverband gehouden zich aan de besluiten der meerdere vergadtering te onderwerpen, maar natuurlijk alleen voor zoover deze besluiten met de K.O. zelf niet in strijd zijn. Wanneer een besluit der meerdere vergadering zoo rechtdraads tegen de K.O. ingaat als het bedoelde besluit der Classis .M(iddelburg), kan geen Kerkeraad verplicht worden zich daaraan bij voorbaat te onderwerpen. Alleen is zulk een Kerkeraad gehouden van het besluit der Classis bij de Part. Synode in beroep te gaan, gelijk dan ook de Kerkeraad van M. ten slotte heeft gedaan; maar tot onderwerping aan zulk een besluit is hij zeker niet verpHcht." Acta; p. 113/114.

In liet conflict, dat nu ontstaan was tusschen den Kerkeraad van Middelburg en de c 1 assis Middelburg beriep de eerste zich op de Particuliere Synode van Zeeland. Deze, vergaderend 18 en 19 Juni 1919 te Vlissingen, verklaarde, dat het classicale schorsingsbesluit onwettig was, maar gaf als haar oordeel ook dit, dat Ds Netelenbos en de Kerkeraad zich toch aan dat onwettige besluit hadden behooren te onderwerpen, zij het ook onder protest.

Op dit weemde besluit der Synode reageert Prof. Kuyper in „De Heraut" van 29 Juni 1919 als volgt. Hij neemt eerst den tekst der besluiten letterlijk oyer en schrijft dan:

Zooals men ziet, is ook de Provinciale Synode van oordeel geweest, dat de Classis Middelburg formeel niet juist heeft gehandeld en heeft zijl daarom hij de Classis er op aangedrongen op haar besluit terug te komen. Bevreemdend is het alleen, dat de Provinciale Synode desniettegenstaande van oordeel was, dat Ds Netelenbos en de Kerkeraad van Middelburg toch verplicht waren geweest zich aan dat besluit der Classis te onderwerpen, hoewel-zij' tegen dat besluit zeer ernstige bezwaren had en zelfs nog verder gaat en verklaart, dat het schorsingsbesluit voor den Kerkeraad en Ds Netelenbos geldig blijft, totdat de Classis het zal hebben teruggenomen. Gesteld dus, dat de Classis bij haar besluit Heef volhouden " (bedoeld is ongetwijfeld: volharden —i G. V.), dan zou de Kerkeraad gehouden zijn, dit besluit uit te voeren, niettegenstaande de Prov. Synode dit besluit op formeele gronden onjuist heeft verklaard. Het recht van appèl op een meerdere vergadering zou zoodoende geheel waardeloos worden. De Synode heeft blijkbaar vergeten, dat volgens Art. XXXVI onzer Kerkenorde de particuliere Synode hetzelfde zeggenschap heeft over de Classis als de Classis over den Kerkeraad. Een Classis, die zelf aan de besluiten der Particuliere Synode zich niet onderwerpen zou, kan moeilijk eischen, dat de Kerkeraad zich wel onderwerpen zou aan hare besluiten. Er schuilt hier een hiërarchisch addertje onder het gras, waartegen we, hoe zeer het ons leed doet, moeten protesteeren.

Naderhand is Ds Netelenbos — nadat ©en Commissie, die benoemd was om met Ds N. over de aanhangige kwesties te spreken, geoordeeld had, dat hij gevoelens voorstond; in strijd met Art. 4 len 5 der Ned. Gel. bel. — door den Kerkeraad van Middelburg, geassisteerd door dien van de genabuurde Kerk van St. Laurens, geschorst. Dit von­ nis werd daarna door de 'Classis bevestigd. En eindelijk, toen hij niet wilde herroepen, heeft de Classis met medewerking van Deputaten naar Art. 11 K.O. hem afgezet.

Prof. Kuyper schijnt door zijn kritiek op de kerkrechtelijke feilen in de procedure verdacht te zijn geworden van het voor Ds Netelenbos te hebben willen opnemen, met name voor diens optreden en voor diens eigenaardige oipvattingeai.

In „De Heraut" van 4 Januari 1920 verdedigt Prof. Kuyper .zich tegen dit vennoeden. Na de feiten genoemd te hebben, die van het tegendeel getuigden, schrijft Prof. Kuyper nog dit:

Waarop we alleen critiek hebben geoefend is de w jji z e waarop de procedure gevoerd werd en die ons voorkwam niet juist te zijn.

Gold het hier nu alleen enkele kerkrechtelijke informaliteiten, zoo zouden we het zwijgen er hebben toegedaan. Maar dit was niet zoo. Er waren hier rechts beginselen in het spel, die niet straffeloos mogen geschonden worden.

En het was ons niet om den persoon van Ds Netelenbos, maar om het recht te doen.

Zelfs in de wereld nu geldt de regel, dat men, ook waar het den grootsten misdadiger gold, toch het recht moet handhaven. En de Kerk van Christus heeft wel dubbel toe te zien, dat in haar rechtspraak zelfs de schijn niet ontstaan kan, alsof het recht niet geëerbiedigd zou warden.

Daarbij' komt, dat de rechtsquaestie niet alleen Ds Netelenbos raakt, maar al onze predikanten. Indien in een dergelijke procedure, die met afzetting uit het ambt eindigt, geen zekerheid bestaat, dat het recht stipt is gehandhaafd, dan kan niet meer gezegd worden, dat er rechtszekerheid voor onze predikanten bestaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's