Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oorzaken der geboortevermindering in West-Europa gedurende de 19e en de 20e eeuw.

In het „Archiv für Bevölkerungsgewissenschaft (Volkskunde) und Bevölkerungspolitik" Jahrgang 1938, Heft 1 is opgenomen een referaat van een zekeren heer Roderick von Ungam-Stemberg, voorgedragen op het Internationaal Congres voor Bevolkingswetenschap, dat in JuU 1937 te Parijs werd gehouden. Daar de inhoud daarvan algemeene beleekenis heeft, en de gedachlengang van den referent ook onder ons instemming verdient, geef ik de hoofdpunten van zijn betoog, kort samengevat, hier weer.

De geboortevermindering wordt niet door biologische en pathologische redenen veroorzaakt. Conceptie- en geboorte-teruggang kan het gevolg zijn van degeneratie. Deze degeneratie, vooral in d© hoogere kringen, is ouder dan 50 jaar, de periode sinds wanneer de groote teruggang in de geboorten aanvangt. Het moet echter uitgesloten worden geacht, dat de gevolgen van degeneratie plotseling zoo groote beteekenis zouden hebben verkregen.

Een teruggang der menschelijke vitaliteit zou o.m. tot uitdrukking moeten komen in een toename van het sterftecijfer. De sterftecijfers zijn echter in West-Europa overal beduidend teruggeloopen.

Zoo blijkt de toename van den gemiddelden

levensdimr in Zweden uit de volgende cijfers: Jaren Mannen Vrouwen 1841—1850 41.7 jaren 46.1 jaren 1891—1900 50.9 „ 53.5 „ 1926-1930 61.2 „ 63.3 „ 1933 63.6 „ 65 „

Ook is de sterfte tijdens de vruchtbaai-heidsperiode algemeen gedaald. In Zweden was de sterfte per 10(X) inwoners als volgt:

20-25 jaar 25-30 jaar 30-35 jaar 35-40 jaar 1871—1880: 6.23 7.06 7.65 8.68 1901—1910: 6.03 6.11 6.09 6.69 1926—1930: 4.20 4.26 4.35 4.65 1933: 3.38 3.28 3.51 3.89

Verder wijzen de statistieken uit, dat het aantal eerste kinderen, per 1000 huwelijken gerekend', voorheen en thans niet belangrijk verschilt. Groote verschillen doen zich echter voor in de aantallen 2e, 3e kinderen enz.

Uit een en ander volgt, dat de mogelijkheden tot voortplanting intact zijn gebleven. De belangrijke toename der geboortecijfers, in Duitschland en Italië in de jaren 1933—1936 wijzen in dezelfde richting.

Binnen het zelfde volk is er een groot verschil in kindertal bij de gezinnen die verschillende religies belijden.

Merkwaardig is ook, dat „Ersatzkinder" spoedig het levenslicht zien. Als het eerste eenige kind sterft, dan moet een vervanger worden geboren. Soms na vele jaren van geboortestüstand. Het aantal kinderlooze huwelijken is gestegen van globaal 10 tot 15 pCt. Het is moeilijk na te gaan, of hier meerdere sterüiteit dan wel andere oorzaken werken.

Gedegenereerde families, b.v. die van enkele Vorstenhuizen, hebben soms talrijke kinderen, indien men ze wil. De laatste Russische Czaar, Nicolaas II, had 4 meisjes en 1 jongen. De jongen werd het laatste geboren, daarna kwamen er geen kinderen meer. Toen de gewenschte mannelijke spruit geboren werd, was het doel, voorziening in de troonopvolging, bereikt.

Ziekten, welke de geslachtsdrift of de conceptie zouden verhinderen, nemen niet toe. Het alcoholgebruik is belangrijk minder dan een halve eeuw geleden. Resteert dus alleen de mogelijkheid, dat de steriliteit, vermoedelijk door gebruik van voorbehoedmiddelen, is toegenomen, terwijl abortus altijd verderfelijk werkt.

Op grond van het vorenstaande wordt bewezen geacht, dat noch biologische, noch pathologische oorzaken den geboorte-teruggang beteekenend• beïnvloeden.

Vervolgens moet de leeftijdsopbouw der bevolking worden bezien.

Het percentage der bevolking, dat den leeftijd van 15 tot 45 jaar heeft, verschilt weinig met 20 a 25 jaar geleden. Voor Zweden was dit in 1910 43, in 1930 47 pCt.; voor Frankrijk voor 1911 en 1931 45 pCt; voor Engeland in 1911 48, in 1931 47 pCt; voor Duitschland in 1910 46, in 1934 48 pCt. der bevolking.

Voor deze middengroep zijn de verschillen dus gering. Beneden de 15, en boven de 45 jaren zijn de verschillen echter groot. Tengevolge van den geboorte-achteruitgang en het gedaalde sterftecijfer zijn er relatief veel meer ouderen en minder jongeren dan voorheen. Deze gewijzigde bevolkingsopbouw is niet zonder beteekenis voor de algemeene levens- en wereldbeschouwing. Ouderen laten meer het verstand dan het gevoel spreken, hebben geringer levensfrischheid, missen het vertrouwen in de toekomst. lünderen hebben meer durf, levensblijheid, geestdrift, spankracht, optimisme, hebben toekomstidealen. De invloed der grootouders neemt toe, die der kleinkinderen neemt af. En dit proces werkt nog steeds door.

Aan dit verschijnsel kan eenige beteekenis niet worden ontzegd. Als verklaring voor den geboorteachteruitgang is het evenwel niet voldoende.

De leeftijd waarop men trouwt is eenigszins hooger, dan voorheen. Van groote beteekenis is dit verschijnsel niet. De gemiddelde huwelijksleeftijd vertoont weinig verandering.

Het aantal ongehuwden vertoont toeneming. Of hier uitsluitend de maatschappelijke nood spreekt, dient in twijfel te worden getrokken.

De vermindering van de sterfte der ouderen zou de sociale positie der jongeren ongunstig beïnvloeden. Dit argument moet onjuist worden geacht. Ouderen worden op 65-jarigen leeftijd of vroeger gepensioneerd. Vergeleken met vroeger, is de duur der deelname van den mensch aan het arbeidsproces belan^jk ingekort. Hieruit kan de vermindering van het kindertal evenmin worden verklaard.

De vermindering der zuigelingensterfte wordt mede ter verklaring van den geboorteachteruitgang aangevoerd. Men wenscht, zoo zegt men, een bepaald aantal kinderen, vroeger süerven er veel meer, dus worden er minder geboren. Dit verklaart echter niet, waarom de ouders thans minder ld», deren wenschen dan voorheen. De aangegeve»; reden is onvoldoende te achten.

(Slot voIgt.|

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's