Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Melchizedek, de Koning van Salem.

XI. (Slot.)

Voorzooveel aangaat zijii w e z e n 1 ij k ©n blijvead priesterschap moet hij juist gezien worden lïuiten geslachtsverband! en buiten de omlijsting der menschelijke lotgevallen van geboren worden en sterven. En door hem dan ook zoo te teekenen in Gen. 14, gelijk de auteur van Hebr. dat opmerkt, 'doet de Schrift hem zien als een persoon, die gelijkgemaakt*) is aan den Zoon van God, die tot Diens type is gemaakt.*) In de genoemde dingen gelijkt hij op den Zoon van God. De auteur bedoelt hier den Zoon van God niet wat betreft Zijn goddelijk wezen, maar wat betreft Zijn priester worden., dat bovenal in z_yii menschwording uitkomt. Menschgeworden is de Zoon van God een priester zonder genealogie, zonder begin of einde. Om dat af te beelden wordt Melchizedek zóó ge^ teekend laJs Gen. 14 hem teekent, een teekening, die ons bij' de lezing van Gen. 14 ontgaan kan maar door den auteur van Hebir. 7 in vers 3 met scherpe contouren wordt overgetrokken. Maar wanneer we hem zoo zien, dan verstaan we dat rte Zoon van God naar zijii ordening priester wordt.

Het normatieve, dat Melchizedek dan voor den Zoon van God ten aanzien van Diens priesterschap bevat, is dus niet zoodanig, dat de Zoon van God zulk een priester werd, omdat Melchizedek zoo was. Melchizedek werd tot zulk een priester gemaakt, omdat de Zoon van God zulk een priester zou worden. Voor de menschen echter, tot wie over het priesterschap van Qhristus gesproken wordt, (bijv. in Ps. 110) is Melchizedek het voorbeeld van dat priesterschap'. Om zich voor te stellen wat voor een priester Christus, de Zoon van God, zal zijta, moeten we uitgaan van Melchizedek. Deze is dus norm in betrekkelijken zin. Hij is geen archetype. De Zoon van God is juislj zij'n archetype. Maar als ectype is hij voor menschen de norm, die aangeeft hoe de Zoon van God priester is.

Ten slotte zegt Hebr. 7:3 dat Melchizedek priester blijft in eeuwigheid of, volgens de „Korte Verklaring der H. S." juister vertaald: onafgebroken. Aangezien de mensch Melchizedek natuurlijk gestorven is, kan dit niet beteekenen dat HU, of tenminste tij'dens de te boek stelUng van den brief aan de Hebreen de priester Melchizedek iiog leefde. Letterlijk genomen zou het kunnen 'beteekenen dat Melchizedek bij zijn dood zijn priesterschap niet verloor. In eschatologlschen zin IS dat ook zoo. Deze woorden in dezen letterlijken zin op te vatten komt ons echter te simpel voor. Ze moeten in verband met de vooraf gaande uitdrukkingen genomen worden: de Melchizedek-gestalte, die de auteur in die uitdrukkingen geteekend heeft, is geen priesterfiguur, die weer veridwijnt, maar onafgebroken blijft, niet zoozeer wat betreft den tijdsduur. Dat zou op den voorgrond gesteld zijn door de woorden „in eeuwigheid". 'Maar wat betreft zijn type zijn van den Zoon van God.

Wat de auteur van den brief aan de Hebreen in hoofdstuk 7:3 van Melcliizedek heeft beschreven is een blijvend beeld: de priester, die dat is buiten de ouders en geslachtsverband om en zonder de begrenzing van ambtsaanvaarding of ambtsneerlegging.

Na deze Melchizedekteekening geeft Hebr. 7 aan hoe uitnemend deze priester is. Dit geschiedt door uit te gaan van het Aaronietisch priesterschap. Abraham, de vader van Levi, die tienden ontvangt, geeft hem tienden en laat zich, als mindere van den meerdere, door hem zegenen. Van deze orde is Jezus priester geweest om daarin ook de taak der verzoening, die Aaron niet kon volbrengen, volkomenlijk te volbrengen. Als priester naar de ordening van Melchizedek brengt Hij 'een eeuwige verlossing aan.

§ 31. We hebben dus opgemerkt, dat het priesterschap van Melchizedek, in tegenstelling met dat van Aaron, wezenlijk en blijvend is (§ 29) en dat de individueele verschijning van Melchizedek in dat priesterschap, door de accentueering van bepaalde trekken (zonder vader, zonder moeder enz.) tot type is gemaakt van Christus' priesterschap. (§ 30.) Een priester naar de ordening van Aaron kon niet door zulk een accentueering van bepaalde trekken tot type van Christus gemaakt worden, omdat hij de in dezen te accentueeren trekken juist niet hadc, maar het tegengestelde ervan.

Waarom viel deze eer den Christus te kunnen typeeren nu juist Melchizedek te beurt? Dat lag in den aard van zijn priesterschap. De priester is de mensch in zijn verhouding tot God, in zijn gemeenschap met God. En dat vertoonde Melchizedek te midden van het toenemend heidendom op treffende wijze. En hoe verheven het ook is en uitnemend boven het priesterschap van Aaron, we kunnen die bijzonderheid toch niet beter aanduiden dan met het woord gewoon. Want het gewone is in de Schepping Gods het uitnemendst. Buitengewoon is hier het priesterschap van Aaron. Het is een buitengewone instelling tengevolge van de zonde. Vergelijken we de verzondigde schepping bij een groot bedrijf, dat door het wanbestuur van zijn leider in wanorde is geraakt, dan is het eerste werk van den nieuwen leider weer orde te scheppen. Is dat geschied, dan pas komt hij toe aan het gewone werk van liet leiderschap. En dat gewone werk is dan het schoonst, hoe belangrijk ook de buitengewone taak van ordeherstel was. Zoo heeft ook Christus het buitengewone werk der verzoening verricht. Dan neemt Hij het gewone werk der priesterlijke toewijding Gode waar, in de verhouding der gemeenschap met God, Van dat buitengewone werk was Aaron type. Maar Melchizedeks priesterschap was gewoon in dezen zin, dat hij God den Allerhoogste diende als zijn God. Dat is het wezenlijke priesterschap. Dat is de normale verhouding tusschen God en mensch. Die normale verhouding heeft tengevolge van de zonde plaats moeten maken voor de abnormale van vijandschap des menschen jegens God en van toom Gods jegens den mensch. De genade beoogt de normale verhouding te herstellen en tot haar einddoel te leiden. Ze maakt den mensch weer tot vriend Gods, zooals Abraham dan ook wordt genoemd (Jak. 2:23, II Kron. 20:7, Jes. 41:8). Er komt dan, volgens de bewoording van het protevangelium, vijandschap tusschen de verkeerde vrienden: Satan en den mensch. Heeft de genade dit doel bereikt, dan functionneert het priesterschap des menschen jegens God — want het priesterschap is geen uitvinding van het heidendom — weer gewoon. Om dit doel te bereiken, was het noodig dat eerst verzoening gebracht werd voor de begane zonde. Die verzoening brengt Christus. Dat is Zijn buitengewone priester- Ujke taak. (Lijdelijke gehoorzaamheid.) Hoewel Aaron daarvan type is, kan dit buitengewone werk slechts waarlijk (d.w.z. niet-symbolisch) worden gedaan door een priester, die het wezenlijk priesterschap heeft.

Resultaat van dit werk van Christus is dat de verhouding tusschen God en mensdh weer hersteld wordt. Tusschen God en mensch. Want Christus trad in dezen op, gelijk weleer Adam, als vertegenwoordiger der menschen. Hij is voor de geloovigen priester bij God en de geloovigen in Hem. Wij hebben dus als priesters geenerlei verzoening bij God te doen. Het buitengewone werk is volbracht. Het gewone duurt eeuwig voort. De geloovigen wijden zich Gode. Dat is het gewone priesterlijke werk. Ook daarin gaat Christus ons voor (dadelijke gehoorzaamheid). Daarvan nu was Melchizedek type. De genade Gods, die aanvaard werd door de ons in het eerste deel van het boek Genesis vermelde linie van geslacliten, is niet tot die geslachten beperkt geweest: in Melchizedek werkte ze zóó overvloedig, dat hiji zelfs typeerde het resultaat, dat Christus bereiken zou. Daarin is Melchizedek het normatieve voorbeeld van het wedergeboren leven der kindeiren Gods. Bij deze opvatting blijft Melcliizedek een mensch van gelijke bewegingen als wij. Wel is er een wezenlijk verschil tusschen hem en Christus, wiens type hij is. Maar niet tusschen hem en alle geloovigen, hoever deze ook bij hem achterstaan in de vervulling van hun priesterschap der toewijding aan God. Melchizedek is dus in denzelfden zin priester als het de geloovigen zijn.'')

Bij de boven (§ 25) gegeven weerlegging van de opvatting van luttel en Gunkel over de spanning tusschen koningschap en priesterschap, is ons gebleken dat de koning, immers allerlei menschen en dus ook de koning, iets priesterlijks hebben. Door de werking van Gods genade en geest hebben en beoefenen de geloovigen dat priesterschap. Personen vóór Melchizedek betoonen dat (Abel, Henoch, Noach). Het nieuwe bij Melchizedek is, dat liij deswege pi-iester wordt genoemd en dus dezen dienst aan God bewust als ambtelijken dienst bewees. Daarin is hij de eerste.

Dat priesterlijke, dat in allerlei menschen is op te merken, zouden wij kunnen noemen het •Melchizedeksche in hen, dat ze hebben en beoefenen als vrucht van Gods genade en dat in Melchizedek tot hooge voortreffelijkheid kwam. Om die voortreffelijkheid kan hij tot type gemaakt worden van den Messias en van het priesterschap dat Deze voor al de Zijnen bekleedt en dat deze in hun geloofsgemeenschap met Christus deelachitg zijn.

Wanneer Abraham de waardigheid van Melchizedek erkent door hem de üeiiden te geven en zich door hem te laten „zegenen", dan erkent hij daarmede het genadewerk Gods, van welk genadewerk we gezien hebben, dat het in Melchizedek een ongekende hoogte bereikte. Abraham echter staat, volgens den auteur van den brief aan de Hebreen, tegenover Melchizedek als de vader van Levi, als vertegenwoordiger van den buitengewonen Aaronietischen priesterdienst. Dit

neemt niet weg, diat ook Abraham zich wijdt aan zijn God. Hij doet dat als met God verzoende. Intusschen is hij hier de vertegenwoordiger van het buitengewone priesterschap, dat met het oog op die verzoening, n.l. tot de voorafbeelding daarvan door God, is ingesteld. Daarom is hij hier de mindere tegenover Melchizedek.

In Melchizedek eert Abraham het resultaat van het werk Gods, waartoe hij als vader van Levi, zelf middel is.

Men brenge hiertegen niet in, dat wij met zulk een theologische redeneering ideeën van latere christelijke dogmatiek indragen in de hoofden en harten van oud^oostersche vrome menschen. Want we beweren niet, dat Melcliizedek en Abra: ham hun ontmoeting in het Koningsdal besproken hebben, alsof ze, gelijk wij, den brief aan de Hebreeën gelezen hadden. Maar dat is geen achterstand van hen bij ons. Integendeel! Zij behoefden zulke beschouwingen niet te houden. Zij leefden in hetgeen ze deden. Zij beleefden, hetgeen wij slechts bij benadering kunnen verstaan uit den brief aan de Hebreeën. Voor ons zijn dus beschouwingen noo'dig. Maar daarmede bereiken we nog niet de volle levensintensiteit, waai-mede Abraham deze dingen deed. Hij zag Melchizedek voor zidi staan en eerde ia hem zijn God.


4) Cremer-Kögel, Bibl. Theol. Wörterb., pag. 797: gleichgestaltet.

5) Groslieide, a.w., pag. 192.- - -

6) Auberlen. Melchisedeks ewiges Leben. Theol. Stud. u. ritiken, 1857, pag. 453 etc.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's