Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DG noodzakelijkheid van de Christelijke tehuizen voor militairen.

Ieder lezer van ons blad zal 't met ons eens zijn, als we beweren: Iemand, die z'n beroepsarbeid heeft verricht, heeft 's avonds behoefte aan een „thuis" ('t zij eigen huis of kosthuis of tehuis-voor-de-avonden).

Déze waarheid nu willen we toepassen op het leven onzer dienstplichtigen en we komen dan tot het volgende:

tot het volgende: In de diensturen vervult de militair zijn beroep, precies als in de werkuren de fabrieksarbeider het doet. Na het vervullen zijner militaire werkzaamheden gaat de soldaat naar het Christelijk tehuis, net als de fabrieksarbeider naar z'n eigen thuis of kosthuis.

Deze „toepassing" op de algemeen toegestemde bewering van boven, wordt écliter blijkens de praktijk van sommiger meeleven met onze Chr. tehuizen, niet algemeen toegestemd.

Dat een militair na volbrachte dagtaak, een zekere huiselijkheid behoeft, moge door allen toegegeven worden, verschil , van meening blijkt, als het gaat over de vraag: Waar is dat tehuis voor

den militair en welk karakter draagt het? Op deze vragen antwoorden sommigen dit:

De kazerne moet het tehuis voor de militairen zijn. Daar moeten ze door de overheid, óók na de diensturen, opgevoed, verzorgd, daar moeten hun ontwikkelings- en ontspanningsavonden gegeven.

Die kazerne-huiselijkheid moet het militaire karakter behouden. Want de overheid legt op de dienstplichtigen beslag gedurende hun gajischen diensttijd, en moet ze houden in de militaire sfeer. Op die wijze gaat het burgerlijke wat van hen af, en blijven we bewaard voor een stel half-soldaten-balf-burgers en na den diensttijd gaan ze gesterkt door „den geest van het militaire leven" de burgermaatschappij in.

Wij beantwoorden de twee bovengestelde vragen echter gansch anders. Vooraf zeggen we al, dat het antwoord van hier boven het bestaansrecht onzer Chr. tehuizen eigenlijk ontkent. En zij die, hoewel onze tehuizen nog steunende omdat op dit moment de kazernes nog niet voldoende huiselijkheid bieden, maar in den grond der zaak meenen dat de overheid de militairen door gezellige avonden aan de kazerne moet binden en de dienstplichtigen in een echt militaire sfeer, o o k d e s avonds, dient te houden, ondermijnen door die gedachten alleen al, het bestaan onzer tehuizen, en bemoeilijken den verderen uitbouw van het Christelijk tehuisleven.

Wij willen daarom het verkeerde antwoord bestrijden door het o.i. eenig goede te geven, n.l.: Het huiselijk leven moet de soldaat na z'n dienstwerk in het C h r i s t e 1 ij k tehuis vinden en het karakter van dat tehuis zij precies eender als van ieder ander „tehuis", waarvan de arbeider na z'n dagtaak genieten kan.

Net zoo min als een fabrieksarbeider z'n tehuis 's avonds ^'indt op het fabrieksterrein en zijn huiselijkheid het karakter van het fabrieksleven heeft, mag dit het geval zijn bij den militair.

De eisch tot Chris telij k-huiselijk leven mag niet gedurende den heelen dienstlij'd genegeerd; die eisch blijft.

Alleen maar: De overheid is wél geroepen om te steunen, doch niet bekwaam tot het verschaffen van Christelijk huiselijk leven en wat daarmee saamhangt (ontspanning, ontwikkeling, opvoeding).

Christelijk huiselijk leven is alleen mogelijk bij Christenen. De overheid heeft in haar dienst echter Christenen en niet-Christenen. Ho© zou zij kunnen zorgen voor C h r i s t e 1 ij' k huiselijk leven 1

Er is Christelijke en niet-Christelijke ontspanning. De overheid kan de Christelijke niet geven, temeer daar Christelijke ontspanning verbonden moet zijn met het Cliristelijk huiselijk, leven.

moet zijn met het Cliristelijk huiselijk, leven. Moet de overheid als opvoedster optreden?

Neen. Denk aan onzen schoolstrijd.

Moet ze als ontwikkelaarster fungeeren?

Neen. Er is ontwikkeling uit den Geest, naar het Woord en uit het vleesch, naar 's menschen goeddunken.

Van algemeene, z.g.n. neutrale ontwikkeling willen we niet weten en de legerleiding onthoude zich van het geven van ontwikkelingsavondten.

De overheid beperke zich tot haar taak: het laten verrichten van militairen arbeid in de diensturen.

En verder moeten haar dienaren (leger-autoriteiten) niet meenen dat de dienstplichtige vanaf de reveille tot den anderen dag met de reveille en zoo alle dagen, in de militaire sfeer moet gehouden

en dat het burgerlijke er wat af moet. Op die manier wordt het soldaat-zijn gemaakt tot het één en al.

het één en al. Dat is verabsoluteeren van het militaire leven.

Deze verabsoluteering verderft juist het l'eiven van het leger, zoowel van beroepspeirsoneel als van dienstplichtigen.

Niets is fmiester voor een beroep, dan dat het gemaakt wordt tot het één en 'tal, het alles-beheerschende.

De schoolmeester die altijd schoolmeester is en

schoolmeestert; de boer die alles van uit boerenstandpunt beziet en naar boerenmaatstaf beoordeelt, in alles boer is;

en naar boerenmaatstaf beoordeelt, in alles boer is; de soldaat die altijd soldaatje speelt, alles van uit militair oogpunt bekijkt, naar z'n militaire moraal beoordeelt;

deze allen brengen hun beroep en hun collega's in discrediet bij de andere burgers.

Die mensclien raken vastgeroest in hun beroepsweetjes en verward in het kluwen van hun beroepsmoeilijkhoden en narigheden.

Zij verliezen door hun afgezonderd zijh van het rijke, volle menschenleven hun frischheid.

Wi| moeten geen afgesloten kasten hebben, gevormd naar de beroepen.

Gelukkig de beroepsmilitair, die na zijb diensturen als burger met de burgers meeleeft.

En v^at de dienstplichtigen betreft, het zoo: wij rl& i

Ze moeten in de diensturen in stipte gehoorzaamheid aan Gods dienaresse (de overheid — en haar dienaren) hun van God hen opgelegde taak, als hun Goddelijk beroep vervullen, met „hart en ziel", niet als menschen-(meerde!ren-)behagers, maar den Heere dienende, zoodat om him goede (militaire) werken degenen die den Heere niet kennen, hun Vader in de hemelen gaan verheerlijken, die zulke kinderen heeft in Zijn dienst, welke niet al „kankerende" en „de lijh-lirekkende" en er „tusschen-uit-knijpende" hun arbeid rerrienten, maar dezen even goed en trouw doen als hun werk in de burger-maatsdhappijl, ja ©ren trouw als de engelen in den hemel.

En dan, als de diensturen om zijn, zijn ze weel' met „hart en ziel" burger, mensdi, die het huiselijk leven-na-volbrachte-dagtaak noodig heeft;

en verlaten ze de „militaire sfee'r" ©n komea 'ze los uit „den militairen geest", precies eender als de arbeider uit de sfeer van de fabriek stapt en loskomt „uit den geest van de fabriek", als hiji zijn werk gedaan heeft.

Dat zich-burger-voelen zal heusch den militairen arbeid niet schaden.

Integendeel, voelden onze jongens zich in de diensturen maar wat méér „burger", mensch.

Dezelfde jongeman, die als burger „dagdieveriji" en „lijntrekkerij" en „'t werk afschuiven op een ander" en „'ter uitknijpen" veracht, dóét het als soldaat;

dezelfde, die zijn werkplaats als burger netjes houdt, bevuilt zijn werkplaats-in-militairen-dienst (de kazerne).

Waarom ? Hij' voelt zich-1© v©el soldaat, en fe weinig burger. Als soldaat mag je immers wat je als burger niet mag? Als soldaat heb je immers een soldaten-mor aal? Heusch wat meer burger-zij'n, wat meer besef: ik moet mijn militaire beroep evengoed doen als mijn werk thuis, zou den militairen dienst ten goede komen.

En na de diensturen is het niet meer dan gepast zich burger te voelen.

Zeker, dan kan je nog wel eens boomen over den dienst van vandaag, maar dan doe je d'at zoo als die fabrieksarbeider over zijn werk van overdag, je doet het in rust en zonder dat de „militaire geest" over je heerscht, zij het ook dat die beslag op je legt op een aangename wijze, tijdens den film- of ontwikkehngsavond in de kazerne.

De legerleiding geve zulke avonden niet, herhalen we nogeens.

Ideaal is: De Christen-dienstplichtige gaat na z^n diensturen direct naar het Christelijk tehuis.

Dat is niet ten kwade van de kazerne bedoeld, evenmin als het ten kwade is van de werkplaats wanneer de werkman dié verlaat.

Het Christelijk huiselijk leven moet hij hebben.

Paai" moet gevondien: de Christelijke omgang aiet de tehuis-ouders; (jie Christelijke vriendsdiap met de kameraden; de Christelijke ontspanning: ; de Christelijke ontwikkeUng op de J. V.-in-hetitehuis of in andere clubs of door ciu-sussen daar ffegeven; ° de Christelijke belangstelling voor het gansche leven door het lezen van de Christelijke pers; vooral ook het mee-leven met de kerk, waarvan liij hd is, door het lezen der kerkelijke bladen, die in het tehuis komen.

Vanuit het tehuis moet gemeenschap gezocht met andere burgers in de garnizoensplaats, met de J. V. daar, met de kerk vooral.

Daar moeten de kerkdiensten bekend zijn.

D^^r moet de dominee ze voor j, huisbezoek"

kunnen vinden. Van daaruit gaan ze op de gewone catechisatie.

En 's avonds komen allen daar gelijkelijk om het xWoord van God te hooren, te bidden — als gelooyigen — die niet allereerst als „militairen", maar als broeders-in-Christus, hun werk straks weer gaan doen, om den anderen avond hier weer terug te keeren;

om te genieten wat het is dat wonderlijke: één plaats te hebben in heel zoo'n garnizoen of gemeente, waar men thuis is. Waar men genieten kan het goede dat God Zijn kinderen geeft, of, zoo men zich daartoe niet rekenen durft, toch jaloersch wordt op de vrijgekochten door Christus' bloed.

Waar men vroolijk kan zijn — zóó dat het: „Maar weet, dat God u om al deze dingen zal doen komen voor het gericht", niet versdirikt.

We vragen: Kan een kazerne dat ooit bieden?

Kunnen de leger-autoriteiten dat met de meeste inspanning, en beste bedoelingen ooit geven?

We behoeven niet al het kwaad van de kazerne op te gaan sommen, om aldus negatief redeneerende, de noodzakelijkheid der Christelijke tehuizen voor militairen te betoogen.

Wij hebben aan de redeneering uit het positieve zooals we die boven gaven, al meer dan genoeg, en ons pleit voor de Christelijk e tehuizen voor militairen, zooals boven gegeven, laat tevens de richting zien, waarin de vraag: „Wie heeft de tehuizen te onderhouden? " dient beantwoord.

Het beginsel der A.R. Partij', in de leuze: „De bijzondere scliool regel, de openbare aanvulling, móét ook beleefd t.o.z. der Chr. tehuizen en leidt ons tot deze gedachte:

Het tehuis door particulier initiatief gesticht regel, en de kazeme-huiselijkheid aanvulling voor hen die geen tehuizen bezoeken willen.

'Het onderhoud der Christelijke tehuizen dient ons Christenvolk op één lijn te zien met het onderhoud der Christelijke school, der Vrije Universiteit, der andere Christelijke instellingen.

Eeu ruime overheidssubsidie is daarbij' op z'n plaats, daar de Overheid onze jongens wegroept uit hun eigen huis en ze dwingt uit te zien naar een tehuis.

En vooral moeten de overheidsdienaren (de legerautoriteiten) den gang naar de Chr. Tehuizen als reg e 1, als n o r m a a 1 bescliouwen en zich van alles onthouden wat aan de kazerne bindt ten koste van den band aan het Tehuis.

Is het dan vanwege de velen die niet naar hel tehuis gaan, toch noodzakelijk in de kazerne, noodgedwongen en aanvullenderwij ze, eenige huiselijkheid aan de militairen te verschaffen, dan moet toch steeds het uitzondert ij k e, het vanden-regel-afwijkende dezer maatregelen den militairen duidelijk zijn.

Zóó wordt het bestaan onzer tehuizen en de uitbouw van het tehuisleven (zoo noodig in dezen üjdi, met de vele nieuwe garnizoensplaatsen) vergenjakkelijkt van Overheidswege en de steun van ons Christenvolk aan de tehuizen vruchtbaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's