Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Kuyper's lijn.

I.

Dezer dagen is verschenen het lang-verwachte boek van Ds J. M. Spier: „Inleiding in de Wijsbegeerte der Wetsidee".

In dit boek heeft Ds Spier op bewonderenswaardige wijze de wijsbegeerte, waaraan de namen van Prof. Dooyeweerd en Prof Vollenhoven onlosmakelijk verbonden zijn, gepopulariseerd. Zoo kristalhelder is wat hij zegt, dat ieder meelevende dit boek restloos kan verstaan.

Dit boek komt uit op een zeer geschikt moment. HeL wijsgeerige worstelen van de Vrije Universiteit in haar beide philosophen is een voorwerp geweest van felle, en — naar duidelijk gebleken is — dikwijls door en door onbillijke kritiek. Maar daardoor — en dat is een zegen — is het ook gekomen in het brandpunt van veler belangstelling. Tol gi-ondige kennisname kwam het bij de meereenvoudigen evenwel nog niet. De lectuur van de werken der beide professoren bleek wel wat zwaar te zijn.

Deze belemmering om tot het verstaan van dit wijsgeerige streven te komen is door Ds Spier grondig weggenomen. Hij brengt de wijsbegeerte der wetsidee bij ieder belangstellende.

'k Geloof, dat Ds Spier een werk heeft verricht van zeer hooge geestelijke waarde. Het was steeds de bedoeling van Dr Kuyper en de glorie van hel Gereformeerde volk, dat dat volk genieten kon van de resultaten van den arbeid der Vrije Universiteit. Dat gaf het mooie, levende, vruchtbare contact lusschen Volk en Universiteit, zonder hetwelk de Universiteit niet bloeien kan. Bovendien werd zoo het volk gewapend om den strijd des geloofs in eigen omgeving met groote energie Ie kunnen voeren.

Het was mijn bedoeling naar aanleiding van hel boek van Ds Spier dit wijsgeerige streven der Vrije Universiteit in een „Boek van de Week" te bespreken. In die rubriek wordt n.l. een boek niet maar „op zich zelf" bekeken, maar wordt het gezel in verband met bewegingen, stroomin^en, verschijnselen, waarmee hel in verband slaat. Ik wilde er op wijzen, dat de philosophie, door Ds Spier thans tot ons volk gebracht, van top tot teen gevormd werd en beheerscht wordt door Dr Kuyper's geestelijke en wetenschappelijke worsteling.

Dat die nieuwe philosophie zoo snellen ingang vond onder ons Gereformeerde volk, moet srootendeels uil dat kenmerk worden verklaard. Men hoorde er in „His masters voice", de stem van den ouden meester. Hel is toch een wonderlijk verschijnsel, dat de vereeniging, die de genoemde philosophie wil bestudeeren en vruchtbaar maken voor het Gereformeerde leven, in haar amper driejarig bestaan reeds bijna zeshonderd Calvinisten vond, die zich als lid, donateur of begunstiger aan haar verbonden.

Intusschen — voor een boek van de week werd dit artikel te lang. En daarom wordt het in deze rubriek geplaatst, waar het misschien ook wel thuis hoort.

Het is altijd weer een groot genot zich te verdiepen in de historie van de opleving van het Gereformeerde, of, anders gezegd, het Calvinistische leven, zooals die sedert het midden der vorige eeuw is te aanschouwen.

Wat is in die opleving een geloofskracht openbaar geworden! Wal heeft God een rijken zegen geschonken! Een geheel nieuwe geest is in het Verachlerde, getrapte, gehate gereformeerde volksdeel gevaren. Door duizenden is toen gezien en gegrepen de taak, die een Christen in deze wereld, in de culluurworsleling onzer dagen, heeft te vervullen. Onder de geniale leiding van Dr A. Kuyper is er toen iets gegroeid dat zeker een wonder mag worden genoemd.

Vooral op wetenschappelijk gebied zijn groote dingen geschied. Een geheel nieuw bestek voor den opbouw eener vernieuwde, aan hel moderne bewustzijn zich aansluitende theologie, werd ontworpen. De fundamenten voor een van den Gereformeerden, Schriftuurlijken geest doortrokken wetenschap werden gelegd. Dr A. Kuyper ondernam hel toen in bijna ieders oog belachelijke waagstuk te proclameeren, dal hel chrislehjk geloof moet komen lol hel scheppen van een geheel eigensoortige wetenschap, gebaseerd op Gods openbaring omtrent Zichzelf, zijn schepsel en de relalie lusschen die beiden. En Kuyper liet hel niel hij een proclamatie: hij pakte met kracht aan en heeft voor alles de Gereformeerde theologie uit hiiar praalgraf, waarin zij sedert de dagen van Bernhaxdus de Moor rustte, te voorscliijin gehaald en tot nieuw leven verwekt.

Hij heeft bovendien met vaste hand het plan ontworpen voor den bouw van een imposant huis aller wetenschappen, op te trekken in Calvinistischen, Schriftuurlijken stijl.

"Wat altijd weer moet treffen is dit, dat juist Dr Kuyper steeds een levendig besef heeft gehad, dat er nog o, zooveel ontbrak aan de doorwerldng van de Gereformeerde grondgedachten op ied'er terrein, speciaal in de verschillende vakken van wetenschap.

Zeker: hij gaf zelf een door niets of niemand overtroffen teekening van de geheele Gereformeerde theologie, tot in de kleinste onderdeelen uitgewerkt en afgemaakt. Hij leverde bovendien in zijn groote werken en in zijn collegedictaten de stof voor een volledige dogmatiek. Hij trok grondlijnen voor de wetenschappen van recht, taal, historie, natuur. Maar ondanks dat ~ of Uever — juist daardoor zag hij zoo scherp, dat in zijn dagen alleen maar de fundamenten konden worden gelegd, dat na hem nog een reuzentaak voor zijn leerlingen overbleef.

Met de groote openhartigheid, hem in de ontwikkeling zijner plannen eigen, brengt Kuyper de broederen telkens weer onder den indruk van het feit, dal de Calvinistische volksgroep en de Calvinislische Universiteit nog maar pas aan het begin van hun enorme taak staan.

„De Calvinislische beweging begint pas, " zoo schrijft hij in 1895. „Er is nog geen steen boven den grond te zien. We zijn nog aan het uitgraven van de groeve der fundamenten, en met het leggen van die fundamenten wordt pas een begin gemaakt." ')

Pijnlijk langzaam vorderen we op wetenschappelijk gebied, zoo klinkt het in 1896. De voorarbeid uit \Toeger eeuwen is zoo vaak onbeduidend en Icleurstellend. „De gedachte, alsof men met een looverslag hel gebouw, waarvoor het bestek is uilgeleekend, uit den grond kon doen verrijzen, moei dan ook als gevaarlijk en misleidend worden prijsgegeven. Minstens twee, drie geslachten zullen him kracht hebben in te spannen, om de beleekonis dezer beginselen voor de onderscheiden vakken van weienschap in het hcht te stellen. En indien hel aan het thans levend geslacht gelukken

mag, om de fundamenten af Ie werken, en om enkele der muren boven den grond op te trekken, zal er voor ooimoedigen dank reeds stof te over zijn." 2)

Toen de „Encyclopaedia" van Dr A. Kuyper reeds geheel compleet en van de „Dogmatiek" van Dr Bavinck reeds drie deelen verschenen waren, schreef Dr Kuyper nóg het volgende:

„Gelijk tot ons genoegen onlangs ook door Dr Bavinck in „De Bazuin" werd opgemerkt, verkeert onze Gereformeerde theologie nog in hopie> looze achterlijkheid We hebben dan nu een „Encyclopaedie" en Dr Bavinck's „Dogmatiek" nadert haar voltooiing, maar voor het overige ligt heel het veld nog braak ^)

Als het naar het oordeel van Dr Kuyper zoo stond met de theologie aan het begin dezer eeuw, dan behoeft men niet te vragen hoe de toestand was ten aanzien van de vele andere wetenschappen. Pionierswerk moet nog overal worden verricht. Men hoore hoe hij de taak, die de Gereformeerde beoefenaren der wetenschappen hebben, teekent: „Ook de studie der rechten, ook de sociale •wetenschappen, ook de philosophie, de letterkunde, de linguistiek, de psychologie, de aestheliek, ja ook de medische en natuurkundige studiën gaan, zullen ze diep worden opgevat, alle zonder onderscheid op beginselen terug, en met meer wnst dan tot dusver dient in onze kringen de vraag gesteld, of de logische, de ontologische, de kosmologische en anthropologische beginselen, die in deze wetenschappen heerschappij voeren, met de teginselen van het Calvinisme overeenstemmen, dan wel tegen zijn grondslag ingaan." *)

Zooals uit dit laatste citaat reeds bleek, voelt Dr Kuyper voor alles de noodzaak van een diepgaande, principieele, wijsgeerlge bezinning op de ërondslagen der onderscheidene wetenschappen. Want als hij betoogt, dat er moet komen een kritische bezinning op de logische, ontologische, kosmologische en anthropologische beginselen, die alle wetenschappen beheerschen, dan is dat niets anders dan een roep om positief-christelijke, wijsgeerige studie.

Een paar jaar later — om nog een enkel voor- "*eld Ie noemen — schrijft hij over die noodzaak aldus: Ten aanzien van de diepere vraagstukken, die den weg der kennis (de „Erkenntnissthcorie") raken, blijft het zooveel hoofden zooveel zinnen van toepassing. „Zelfs in Gereformeerde kringen zijn we het over de vraagstukken, die j hierbij in aanmerking komen, nog lang niet eens." Op wijsgeerig — ook op formeel-wijsgeerig — gebied heerscht thans „een hopelooze spraakverwarring, die op haar beurt weer met de diepste beginselen saamhangt, en die maakt, dat in psychologie, in paedagogiek enz. tal van scholen, elk met een eigen program, aan het woord zijn, en dat het onzerzijds nog volstrekt niet uitgemaakt is, welke beslissing, krachtens onze beginselen, bij elk dier geschilpunten is te nemen.

Wel mag met dank geconstateerd, dat hetgeen Dr Kuyper in het tweede deel van zijn „'Encyclopaedic", Dr Bavinck in het eerste deel zijner „Dogmatiek" en Dr Woltjer in oratie en gymnasiaal program hierover ten beste gaven, alle uitzicht op eenstemmigheid opent, maar toch, verschil op meer dan één punt van aanbelang ontbreekt hier niet." 6)

Verlangend zag Dr Kuyper dus uit naar een eigen principieel-zuivere philosophie.

Van een zich aansluiten aan of het geheel of gedeeltelijk overnemen van een of ander philosophisch systeem wilde hij niets weten. Noch in de oude, noch in de nieuwere philosophie was iets te vinden, dat bruikbaar was. Beide immers zijh on-christelijk, ja, zelfs anti-christelijk. Zij geven „in hoofdzaak van hetzelfde laken een pak. Op de eene noch op de andere kunnen we teren. Om tot een philosophie, die bij onze belijdenis past, te komen, moeten we met Calvijn op een P h i- losophia Christiana blijven aandringen, d.i. op een philosophie die met Gods Woord rekent." ^) Zoozeer was Dr Kuyper doordrongen van den ernst van den toestand, veroorzaakt door het gemis van een calvinistische philosophie, dat hij op de Jaarvergadering van de Vereeniging voor Hooger Ondervi'ijs op Geref. Grondslag, gehouden in 1900, verklaren kon, dat het zijn bede was of God de Heere mannen wilde zenden, die een wijsgeerig stelsel, opgebouwd uit de eigen, gereformeerde beginselen, zouden kunnen schenken.

Het is zonder eenigen twijfel vooral aan den invloed van Dr Kuyper te danken, dat ook de Senaat der Vrije Universiteit zijn aandacht heeft geschonken aan de noodzakelijkheid van een wijsgeerige fundeering van den CEdvinistischen, wetenschappelijken arbeid.

In het jaar 1895 heeft die Senaat namelijk een serie stellingen gepubliceerd, handelend over de beteekenis van de uitdrukking „Gereformeerde begins e Ie n", zooals die voorkomt in de statuten van de Vereeniging, die de Vrije Universiteit in stand houdt.

De bewuste stellingen willen geven een „metliodologie der beginselen", d.w.z. ze wijzen den weg aan, welke moet worden ingeslagen om de gereformeerde beginselen op te sporen, die aan het wij'd-vertakte weLenschappelijke bedrijf ten grondslag moeten worden gelegd.

En — merkwaardig genoeg — onder die stellingen is er één, die met grooten nadruk op de noodzakelijkheid van een Calvinistische wijsbegeerte wijst.

We lezen in de zestiende stelling het volgende: „Overmits Art. 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag bedoelt een beoefening der onderscheidene wetenschappen op den grondslag der Gereformeerde beginselen voor onzen tijd in het leven te roepen, is het vóór alle dingen noodig, dat aan die beginselen ook de beantwoording worde ontlokt van de vragen, die eerst sinds Kant's onderzoek van het kennende subject meer op den voorgrond zijn getreden, en die in de 16e eeuw zich nog aan niemand, en dus ook niet aan Calvijn, in die volle strekking voordeden. Over den aard en het wezen onzer kennis, over de wijze waarop het kennend vermogen werkt, op het verband tusschen dit kennend vermogen en het te kennen voorwerp, over de grenzen onzer kennis, over de methode om kennis te erlangen, onderscheidenlijk bij de natuurlijke en de geestelijke wetenschappen, is bij onze vroegere Calvinisten geen genoegzaam bevredigend bescheid te vinden." '')

De Senaat van de Vrije Universiteit sprak daarmee dus officieel uit, dat een beantwoording in Calvinislischen geest van de wijsgeerige grondvragen nog'toefde en dat werd gezegd toen Kuyper's Encyclopaedie reeds verschenen was!


1) „De Heraut"; No. 940; 29 Dec. 1895.

2) „De Heraut"; No. 942; 12 Jan. 1896.

Il „De Heraut"; No. 1158; 4 Maart 1900.

'') Het Calvinisme 2, Kampen, Kok; p. 177/8.

5) „De Heraut"; No. 1157; 25 Febr. 1900.

6) „De Heraut"; No. 950; 8 Maart 1896,

7) „De Heraut"; No. 941; 5 Jan. 1896. De stellingen zijn gedateerd 15 Nov. 1895 en werden opgesteld in verband met het bekende conflict Lohman.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's