Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Uit de goede werken verzekerd.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Uit de goede werken verzekerd.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Prof. Hepp lieeft weer een afwijking van de Belijdenis ontdekt. Er zijn onder ons theologen, die niets willen weteo van de goede werken als middel ter ge- 1 o o f s V e r z e k e r 1 n g, of die er althans aan t w ij f e 1 en, of men door het zien op kenmerken ooit tot zekerlieid komt. Wat vanzelf niet wil zeggen, dat de goede werken geen beteekenis voor de geloofszekerlieid liebben. Prof. Hepp spreekt van een tweeerlei zekerheid: de zekerheid des geloofs en de zekerlieid, die verkregen wordt uit de goede werken of de kenmerken. Wie deze laatste zekerheid ontkent, verliest z'n evenwicht, zegt de professor, en valt van den bodem der Geref. belijdenis af. Dat ziet er dus slecht uit voor Ds D. van Dijk, die nog pas in zijn werkje over „Verbond en Belijdenis" (bl. 25) geschreven heeft: „Nooit moet gij uw twijfel zoeken te overwinnen door op uzelf te zien, uzelf te onderzoeken, maar alléén door altijd weer terug te keeren tot Gods belofte, u die belofte te realiseeren, daarin te rusten".

Nu heeft Prof. Hepp gemeend zijn gevoelen gemakkelijk te kunnen staven met uitspraken van mannen, die onder ons een zeer goeden naam hebben als dogmatici.

Allereerst meent de Professor, dat de zaak reeds beslist is, door antwoord 86 van den Heidelbergschen Catechismus. Maar ten overvloede citeert hij nog wat Ursinus, Calvijn, de Synopsis, Voetius en Kuyper over dit antwoord of over de zekerheid uit de goede werken hebben gezegd. Wij zagen, dat zijn eerste kroongetuige (Ursinus) reeds faalde, want toen we hem eens wat scherper aankeken, bleek het, dat het Hommius was.

(Niet alleen het citaat over Zondag 32, maar ook dat over Zondag 7 is uit de tafels van Festus Hommius.) Wehebben Ursinus dus nog niet gehoord! Nu laat de beste breister wel eens een steek vallen, maar deze vergissing van Prof. Hepp komt toch wel UI een wonderlijk daglicht te staan, doordat hij zoo hoog van den toren blaast en ons nog niet lang geleden in „Credo" verteld heeft, dat men over deze dingen geen recht van meespreken heeft, of men moet eerst die oude theologen geheel „doorkropen" hebben. 'Sa nu sprak hij er weer over, dat men door hem eerst eens om deskundige voorlichting te vragen, heel wat leed aan hem en zichzelf zou bespaard hebben! Wat dieper dogmahistorische studie ware hier niet overbodig geweest. „Als men zich daartoe niet zet, wordt het gesprek wel erg moeilijk, zoo niet onmogelijk", staat in hetzelfde nummer te lezen, waarin de professor zelf uit een tafel van Hommius citeert en dit op naam van den hoofdopsteller van den Heidelb. Catech. plaatst!

Mag men zóó te werk gaan en dan onderwijl maar schrijven, dat een ander van de belijdenis afwijkt? Is dat te verantwoorden? Ieder zal het toejuichen als Prof. Hepp ons in de hangende kwesties klaarheid kan geven. Maar dan is het toch wel erg noodig om precies te weten, wat de opstellers van den Catechismus in vr. en antw. 86 bedoeld hebben, en kan men niet volstaan met een aanhaling uit tafels van Hommius. Opmerkelijk is het nu, dat Ursinus in zijn explicatie van den Catechismus heelemaal niet de richting uitgaat, die Prof. Hepp wil inslaan.

Hier volgt de explicatie van Ursinus op vr. en antw. 86 van den Heidelb. Catech.^), te vinden in zijn Opera theologica, torn. I, kol. 307.

„De vraag over de aandrijvende oorzaken van de goede werken is in de eerste plaats en vóór de vraag over de bekeering gesteld, niet omdat de goede werken aan de heiveering voorafgaan, maar omdat door deze (vraag) het volgende met het voorafgaande passend verbonden wordt.

Want uit de leer over de genadige voldoening argumenteert de menschelijke rede aldus: Voor wien een ander voldaan (betaald) heeft, die wordt niet verplicht zelf te voldoen. Christus heeft voor ons voldaan. Ergo het is niet noodig, dat wij goede werken doen.

Ik antwoord: In de slotsom staat meer dan in de praemissen. Dit volgt er slechts uit: ergo wij worden niet verplicht zelf te voldoen; maar dit wordt toegegeven.

1. Wegens de rechtvaardigheid Gods, die niet twee betalingen eischt; 2. v, 'egens onze zaligheid, die anders vernietigd zou zijn.

Wij worden echter tot gehoorzaamheid en tot goede werken verplicht om oorzaken, die door deze vraag verklaard worden.

1. Omdat de goede werken gevolgen zijn van onze vernieuwing door den Heiligen Geest, die met de genadige rechtvaardiging voortdurend samenhangt: Want die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd en verheerlijkt. (Rom. 8 : 30.)

En zoodanigen waart gij, maar gij zijt afgewasschen, maar gij zijt geheiligd. (1 Cor. 6 : 11.)

2. Opdat wij onze dankbaarheid jegens God voor de weldaad der verlossing verklaren: Stelt uwe leden Gode tot wapenen der gerechtigheid. (Rom. 6:13.) Stelt uwe lichamen tot een levende, heilige, en Gode aangename offerande, welke is uw redelijke (gocls)dienst. (Rom. 12:1.)

3. Opdat God door ons geprezen worde. Laat uw licht, enz. (Matth. 5 : 16.) Opdat zij uit de goede werken, enz. (1 Petr. 2 : 12.)

4. Omdat zij vruchten des geloofs zijn, waaruit over ons en anderer geloof geoordeeld wordt. Benaarstigt u uwe roeping en verkiezing, enz. (2 Petr. 1:10.)

Waaraan eenige afschriften toevoegen (Wat de goede werken betreft): Alle goede boom draagt goede vruchten, enz. (Matth. 7:17.) Het geloof is door de liefde werkzaam. (Gal. 5 : 6.) De vrucht des Geestes is, enz. (Gal. 5:22.)

5. Opdat wij den naaste voor Christus Winnen. En gij als gij bekeerd zijt, versterk uwe broederen. (Lu'c. 22:32.). Desgelijks gij vrouwen, enz. (1 Petr. 3:1.) Zoo dan laat ons najagen, enz. (Rom. 14 : 19.)

Deze oorzaken moeten, door vermanende predicaties tot het volk, naarstig verklaard en aangedrongen worden; en hiertoe behoort het geheele zesde hoofdstuk, en een deel van het achtste tot vers 16 van den Romeinenbrief.

Ter verklaring van de eerste oorzaak moet men opmerken, dat de weldaad van de rechtvaardiging niet gegeven wordt zonder de weldaad van de wedergeboorte:

1. Omdat Christus beide verdiend heeft; namelijk de vergeving der zonden en de inwoning Gods in ons door den Heiligen Geest. De Heilige Geest is echter nooit .werkeloos, maar altijd krachtig werkend, en maakt de menschen, in wie Hij woont, Gode gelijkvormig.

2. Omdat de harten door het geloof gereinigd worden. (Hand. 15 : 9.) Want aan wie de verdienste van Cliristus door het geloof toegepast is, in die wordt de liefde tot God ontstoken en de drang om Gode dank te bewijzen.

3. Omdat God aan niemand de weldaad der rechtvaardiging geeft dan aan hem, die ook dankbaarheid bewijst. Niemand echter bewijst dankbaarheid dan die de weldaad der wedergeboorte aanvaardt. Want de eene (weldaad) kan van de andere niet gescheiden worden.

Men moet ook letten op het onderscheid tusschen de eerste en de tweede oorzaak. De eerste wijst aan.

1) De vraag en het antwoord luiden in het Latijn: Cum ab omnibus peccatis & miseris, sine ullo nostro merito, sola Dei misericordia propter Christum liberati simus, quid est cur 'bona opera faciamus?

Quia postquam nos Christus suo sanguine redemit, renovat nos quoque suo Spiritu ad imaginem, & ipse per nos celebretur. Deinde ui nos quoque ex fructibus de sua quisque fidei certi simus. Postremo ut vitae nostrae integritate alios Christo lucrifaciamus.

De officieele Duitsche tekst (vierde uitgave, opgenomen i. d. Kirchenordnung voor de Pfalz, Novr. 1563) luidt: Dieweil wir denn ausz vnserm elend one alle vnsere verdienst, ausz gnaden durch Christus erlöset seind, warumb sollen wir gute werck thun?

Darumb, dasz Christus, naoh dem er vns mit seinem blut erkaufft hat, vns auch durch seinen heiligen geist emewert zu seinem ebenbildt, dasz wir mit vnserm .gantzen leben vns danckbar gegen Gott für seine Wolthat erzeigen, vnd er durch •vns gepriesen werde: Darnach atich, dasz wir. bey vns selbst vnsers glaubens ausz seinen früchten gewisz sein, vnnd mit •vnserm Gottseligen wandel, vnsere neohsten auch Christo gewinnen. wat Christus door de kracht van Zijn dood in ons uitwerkt. De tweede, waartoe wij krachtens de ontvangen weldaden verplicht worden"'') .

2) Quaestio de causis impulsivis bonorum operum est primo loco, & ante quaestionem de conversione posita, non quod bona opera praecedant conversionem, sed quia per eam sequentia cum praecedentibus commode connectuntur.

Nam ex doctrina de gratuita satisfactione, humana ratio sic argumentatur. Pro quo alius satisfecit, is non tenetur ipse satisfacere. Pro nobis satisfecit Christus. Ergo non opus est. Ut nos bona opera faciamus.

Resp. Plus est in conclusione, quam in praemissis. Hoc tantum sequitur: ergo non tenemur ipsi satisfacere: atue id conceditur. 1. propter iustitiam Dei quae non exigit duas solutiones. 2. propter salutem nostram, quae alioqui nulla esset.

Tenemur tamen ad obedientiam, et ad 'bona opera propter causas, quae hac quaestione explicantur.

1. Quia bona opera sunt effectus renovationis nostrae per Spiritum sanctum, quae cum gratuita justificatione perpetuo cohaeret: Quos enim vocavit, hos et justificavit, et glorificavit. Tales fuistis, sed abluti estis, sed sanctificati estis, etc. (in margine: Rom. 8:30, 1 Cor. 6:11).

2. Ut gratidudinem nostram erga Deum pro redemtionis beneficio declaremus: Sistite membra vestra arma justitiae Deo. Sistite corpora vestra 'hostiam vivam, sanctam, acceptam Deo, rationalem illum cultum vestrum etc. (in. margine: Rom. 6: 13, Rom. 12: 1).

3. Ut Deus per nos celebretur: Luceat lux vestra coram hominibus, ut videant bona opera vestra et glorificetur Pater vester, qui in coelis est. Item: Ut ex bonis operibus quae speclarint, glorificent Deum in die visitationis (in margine: Matth. 5:16, 1 Petrus 2: 12).

4. Quia sunt fructus fidei, ex quihus de nostra & aliorum fide judicatur: Studete vocationem & electionem vestram firmam efficere: ubi quaedam exemplaria addunt • (per bona opera): Omnis arbor bona fert fructus bonos: non potest arbor bona fructus malos ferre. Fides est per charitatem efficax. Fructus Spiritus est charitas, gaudium, pax, lenitas, benignitas, fides, mansuetudo, temperantia. (In margine: 2 Petr. 1:10, Matth. 7:17, Gal. 5:6, Ibid. 22.)

5. Ut proximum Ghristo lucrifaciamus: Et tu conversus confirma fratres tuos. Uxores subjectae sint viris suis, ut etiam, si qui non obediunt sermoni, per uxorum conversationem absque sermone lucrifiant. Nempe igitur ea quae ad pacem faciunt sectemur, & quae ad mutuam aedificationem. (In margine: Luc. 22:32, 1 Petr. 3:1, Rom. 14:19.)

Hae causae concionibus paraeneticis ad populum diligenter explicandae & urgendae sunt: & 'hue pertinet totum caput sextum, & pars capitis octavi usque ad vers 16. epist. ad Rom.

Pro declaratione primae causae notandum, non dari beneficium justificationis sine benefici regenerationis: 1. Quia. Christus utrumque est meritus: nempe remissionem peccatorum, & inhabitationem Dei in nobis per Spiritum sanctum. Spiritus autem sanctus nunquam est otiosus, sed semper est efficax, & homines, in quibus habitat, Deo ef f icit conformes: 2. Quia fide purificantur corda. (In margine: Act. 15:9.) Quibus enim fide appHcatum est Christi meritum, in iis accenditur Dei amor, & studium Deo gratia faciendi. 3. Quia Deus nemini dat beneficium justificationis, nisi qui etiam gratitudinem praestet. Gratidudinem vero nemo praestat, nisi qui beneficium regenerationis accipit. Neutrum ergo ab altero potest separari.

Et etiam notandum discrimen primae et secundae causae. Prima ostendit, quid Christus virtute mortis suae in nobis efficiat: secunda, ad quid nos pro benef iciis acceptis obligemur.

Wij geven deze explicatie in extenso, omdat o.i. van tóang is precies te weten, wat Ursinus hier over 't verband van de vraag en de bedoeling van het antwoord zegt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

„Uit de goede werken verzekerd.”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's