Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iets over bet JooiisGiie proMeom.

VI.

De onultroeibaarheid der Joden.

Hoe is het toch te verklarön, dat de Joden door de hardste en wreedste vervolgingen niet totaal zijp uitgeroeid. Wat van alle menschen geldt, dal zij onderworpen zijn aan de wet van komen en gaan, geldt immers ook van de natiën. Zelfs de machtigste volken der oudheid, zooals de Assyiiërs, dte Babyloniërs, de Grieken en de Romeinen, zijn in den loop der eeuwen alle ondergegaan. Maar het Joodsche volk heeft zich als natie nu reeds ruim 3C eeuwen weten te handhaven.

Daarbij komt, dat zij na de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr., van de saambindende iffacht van hun staatsverband berooid en over de aarde verstrooid, zelfs de volken, in wier midden zij als ballingen verkeerden, in levensltracht verre overtroffen. En dat zij bovendien in deze 20 eeuwen van nauweUjks 4 millioen in aantal zich hebben vermenigvuldigd tot ongeveer 15 millioen zielen. Van die 15 millioen woonden er in het begin onzer eeuw ongeveer 8V2 millioen in ons werelddeel. De meesten in het Oosten van Europa, in Rusland, Polen, Hongarije, Oostenrijk, Turldje en Roemenië, samen ongeveer 71/2 millioen. Voor West-Europa blijven er zoo nog ruim 1 millioen over. Daarvan hebben Duitschland' er ongeveer 600.000, Engeland 200.000 en Nederland, volgens de laatste volkstelling in 1930 ongeveer 112.000, plus de 9500 vluchtelingen van den laatsten tijd, samen plm. 120.000.

De Joden zijn een onsterfelijk volk. Dat probleem IS moeilijk op te lossen. Ik stel hier twee vragen. D© eerste is, waarom de Heere hen zoo opvallend en uitzonderlijk beschermt en voor den ondergang bewaart. En de tweede, uit welke gegevens die ongeëvenaarde levensltracht der Joden bij benadenng te verklaren is. Wij bezien de onultroeibaarheid! der Joden dus van de zijde Gods en van de zijde der Joden.

Van Goddelijke zijde bezien is de verstrooiing dter Joden onmiskenbaar een vloek des Heeren. Reeds voordat het Kanaan binnentrad had de Heere door Mozes Israels toekomst duidelijk voorspeld. Het wist wat zijn lot zou zijn. Wij lezen het in de zegen- en v 1 o ek spreuken van Lev. 26 en JJeut. 28. Wanneer Israël in de inzetüngen des neeren zou wandelen en Zijn geboden zou houden en doen. Lev. 26:3; Deut. 28:1, zon Hij het „hoogzetten > oven alle volken der aarde" en zou het zijn ^janden verslaan, Deut. 28:1, 7.

Maar wanneer het Zijn inzettingen verwieirp, ^an Zijne rechten walgde en Zijn verbond vemie- «gde. Lev. 26:15, Deut. 28:15, zouden omgekeerd ae vijanden het volk Israël verslaan, en zou de *ieere het onder de Heidenen verstrooien. Lev. 26-17, 33; Peut. 28:25.

Hel; aas heeft Israël naar dè' bedreiging niet ge-luisterd. Het heeft zijn roeping van Godswege niet verstaan, maar zich op zijn vleeschelijke afkomst van Abraham en zijn verkiezing verhoovaardigd. Het wilde van genade niet leven en heeft het verbond des Heeren verbroken. In plaats van de volken tot zegen te zijn en te dienen, werd het ©en vloek der volken en wederkeerig door de volken gehaat en vervloekt.

Toch liet de Heere het niet zoover komen, dat Israël totaal werd uitgeroeid. De vloek hield wel in, dat het ophield een eigen staat, met een eigen regeering te zijn, maar, onder de volken verstrooid, bleef het toch als Joodsche natie bestaan. En dit nu is alleen te verklaren uit de geheel eenige relatie, waarin het krachtens de bijzondere voorzienigheid Gods tot den Messias staat.

Nu moeten wij hierbij wel onderscheiden tusschen de bedoeling Gods met de Joden vóór en na de komst van Christus.

Vóór Christus heeft Hij de Joden voor den ondergang bewaard, omdat de Messias nog moest geboren worden. Dit blijkt duidelijk tijdens de ballingschap. Van Godswege was deze een vloek vanwege Israels afgoderij. Maar toen het door Ham an in Perzië heimelijk met den onder^ gang bedreigd werd, kwam de Heere door de Joodsche koningin Esther tusschenbeide. Haman werd aan de galg gehangen, die hij' zelf voor Mordechai gebouwd had. De Heere waakte voor Zijn oude Bondsvolk. Daar lag een oude belofte te wachten op de vervulling. De belofte, herhaaldelijk aan Abraham gedaan: „In uw zaaJd zullen gezegend worden alle volken der aarde." Gen. 12:3; 18:18; 22:18; 26:4; Gal. 3:8. Tijdens Esther stond Israël nog vóór die vervulling. De Messias moest nog geboren worden. Daarom mocht het volk in de ballingschap niet ondergaan. Uit Israël moest de Messias voortkomen. Die de volken zegenen zou.

Maar na Christus' komst in het vleesch en na hun Messiasverwerping komt er ©en wijziging in de bedoeling des Heeren met de Joden. Tot straf kwam het onder den bedreigden en nu verzwaarden vloek van Lev. 26:14—45 en Deut. 28:15—68, nu geen zeventig jaren, maar eeuwenlang. En toch, hoezeer zij zich de totale uitroeiing hadden waardig gemaakt, spaarde de Heere hen al die eeuwen door. Ook nu nog wel met het oog op den Messias, maar toch met een gewijzigde bedoeling, niet om den Messias voort te brengen, maar nu om zich tot den Messias, Dien zij' door den kruisdood smadelijk uitwierpen, te be keer en.

De Schrift leert dit duidelijk. Reeds toen de Heere het tevoren in Deut. 28:64 met de verstrooiing onder de volken der aarde bedreigde, wanneer het van Hem zou aflioereeren, voegde Hij aan de bedreiging toch reeds de belofte toe: „als zij in bet land hunner vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen, noch van hen walgen, om een einde van hen te maken, vernietigende Mijn verbond riiet hen, want Ik ben de Heere, hun God" Lev. 26:44. Hij verzekerde het te voren reeds, dat Hij het zou sparen, opdat het zich onder de kastijdende hand Gods zou buigen.

En duidelijker nog verzekert Paulus het in Romeinen 11. In VS 1 verklaart hij, dat God Zijn volk niet verslooten heeft. Israël had den Heere wel verworpen, maar Hij had niet alle genade-relatie verbroken. Hij bleef het als Zijn volk erkennen. En yit de verzen 25—26 volgt het nog klaarder; daar verzekert hij, „dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid", d.i. het volle getal der uitverkoren heidenen, „zal ingegaan zijn". En in vs 26 volgt dan nader: „En alzoo" (niet alsdan of daarna, maar „alzoo", d.i. op die wijze, dat Israël door de toehrenging der uitverkoren Heidenen tot jaloerschheid verwekt is geworden, Rom. 11:11, 14) „zal geheel Israël" (niet alle Israëlieten hoofd voor laoofd, maar het uitverkoren Israël als volksgeheel) „zalig worden". Hieruit blijkt duidelijk, dat de Heere de uitroeiing van Israël niet zal toelaten. Wel zijn de Joden evengoed als de niet-Joden aan den dood onderworpen en gaat het sterven ook onder hen regelmatig door, maar de Joodsche natie blijft bestaan.

Van menschelijke zijde bezien valt de onuitroeibare levenskracht der Joden een ieder op. Vocw ons, die in de Schrift gelooven, is dat verschijnsel tiit Gods plan met de Joden te verklaren. Maai' voor hen, die niet in de Schrift gelooven moet het schier een onoplosbaar raadsel blijven, dat de Joden door al die vervolgingen niet zijn ondergegaan.

De Heere heeft de Joden wel met een buiben'gewone levenskracht begiftigd. Ook waar de uiterlijke levensomstandigheden als bodem, klimaat, dampkring, drinkwater enz. gelijk waren, bleek dit verschil. De Jood bleek telkens van taaier levensikracht te zijn dan de niet-Jood. Vooral in het Oosten van Europa kwam dat uit. Daar toch werden zij' zwaarder verdrukt en hadden zij toch een hoog geboorte- en laag sterftecijfer. En zelfs, in het Westen van Europa, waar onder invloed van het Neomallhusianisme de vruchtbaarheid weer afnam, is het aantal kinderen bij de Joden vaak grooter dan bij de niet-Joden. Nog steeds vindt men onder hen aartsvaderlijke gezinnen met 10 a 12 kinderen, terwijl bij niet-Joodsche gezinnen het twee-kinderen-stelsel in sterker mate toenam.

Opmerkelijk is ook, dat er onder hen betrekkfelijk zoo weinig kinderen sterven. Dr Fels, die ia een der Londensche ziekenhuizen vele Joodsche vrouwen behandelde, schreef dit mede toe aan het feit, dat de Joodsche moeders in den regel de kleinen een jaar lang zoogden. Zij waren er trotsch op, een groot aantal kinderen te hebben en ze met de moedermelk te voeden. Ook kwamen levenloos g& boren kinderen veel minder bij hen voor dan bij niet-Joden. Iii andere landen heeft men hetzelfde waargenomen.

Ook de langere levensduur bij de Joden was een opmerkelijk verschijnsel. In den Amerikaanschen staat Massachusetts nam men een proef: van 100 Joodsche en 100 niet-Joodsche kinderen, op denzelfden dag geboren, bereikte de helft der Joodsche kinderen den leeftijd van 70 jaren, en de helft der niet-Joodsche kinderen slechts den leeftijd van 47 jaren, terwijl de levensomstandigheden der Joden veel ongunstiger waren dan der niet-Joden. Zelfs zou in de onzindelijke, dichtbewoonde Jodenwijken te New-York het sterftecijfer bij de Joden veeJ lager zijn dan in de hygiënisch veel beter verzorgde buurten der niet-Joden. Nu moet men zich' wachten om dergelijke voorbeelden te generaliseeren, alsof het overal zoo zou zijn. Maar ook al rekent men daarmee, dan zijn het nog sterk sprekende feiten.

Verder schijnen de Joden een groot weerstandsvermogen vooral tegen besmettelijke ziekten te h& zitten. Toen in 1348 de „Zwarte dood" (builenpest) honderd-duizenden ten grave bracht, bleven de Joden voor het grootste deel van de pest vrij'. Dit trok zeer sterk de aandacht. In plaats nu dal

men er de hand Gods in zag en dit aan hun meerdeire levenskracht toe te sdirijVen, beschuldigde men de Joden, dat zij de bronnen vergiftigd hadden. De haat was zóó vreeselijfc, dat er ook hoii^ derdduizenden Joden als slachtoffers vielen. Eerst later zag men in, dat de Joden veel minder vatbaar waren voor allerlei besmettelijke ziekten als p©st, cholera, pokken enz. In Amerika schijnt de tuberculose zelfs veel mindei- slachtoffers onder de Joden te maken, dan bij anderen.

De vi-aag is nu, waaruit die sterke vooirtplanting, dien langeren levensduur en die meerdere onvatbaarheid voor ziekte te verklai'en is. Men wees op de taaiheid van het ras. M, aar dat zegt niets. De vraag is juist, waarom het Joodsche ras zoO' sterk is. Ook de betere levenspositie der Joden biedt" geen oplossing, want de meeste Joden behooren tot den geringen stand en leven in slechter levensr Cionditie. De reden Ugt zeker in vitale krachten en deugden, waardoor de Jood zich van de niet-Joden onderscheidt.

^Eien van die zedelijke deugden was bet kuische hmweUjksleven. Het wooïd des Heeren in Psalm 127:3: „Ziet de kinderen zijn een erfdeel des Hee^ ren" stond bij' de Joden in hooge eere. Eien talrijk kroost was langen tijd de trots van Joodsche ouders. En als tweede kwam daarbij! de matigheid. Het voorbeeld der Nazireêrs als Johannes de Dooper, die geen „wijn noch sterken drank" mochten drinken, heeft ook tal van Joodsche gesladiten en families tot matigheid geleid. Van de heerschende drinkgewoonten hebben de Joden zich van ouds onthouden. Dat was ook van groote beteekenis voor de gezonde ontwikkeling van het nageslacht. Drankmisbrmk van de ouders heeft op de ge& ondiheid en den levensduur der kinderen een verwoestenden invloed. De statistiek bewijist het duidelijk, dat uit zulke gezinnen vaalc idioten, doofstommen, blinden en tuberculoselijders voortkomen.

Jammer, dat ook onder de Joden, vooral in het Westen van Europa, die voorvaderlijlfce deugden afnemen. De veerkracht van het Joodsche ras wordt er minder. De vruchtbaarheid der Jodenfamilies neemt af. De Westersche beschaving heeft aan den Jood niet slechts winst, maar ook verlies gebracht. Vooral de rijkere Joden zijn er toe overgegaan als dagelijksche genotmiddelen wijn en bier te gebruiken. Zoo verdwijht de eenvoud al meer.

: I • " i ! iü Hieruit volgt ook nog, dat wij' al die martelingen en al die pogingen om de Joden uit te roeien met beslistheid moeten veroordeelen als in strijd met dei bedoeling Gods. Uit het feit, dat God hen tot straf voor hun Messiasverwerping onder de volken verstrooide, volgt niet dat de volken, in wier midden zij' als ballingen leven, een vrijbrief ontvingen om nu maar naar willekeur met hen te handelen.

Dit leert de Schrift ons diüdelijk. Eén voorbeeld ten bewijze. De Babyloniërs (Chaldeën) waren eenerzijds een roede, waarmede de Heere het god^ delooze Juda tuchtigde, Hab. 1:6. Maar anderzijds vergold de Heere al de boosheid, die de Babyloniërs aan Sion deden, streng. Jer 51:24. De reden hiervan is dnidelijk. Babel was 's Heeren tuchtroede over de Joden. Maar het erkende dit zielf niet. Het bedoelde niet Gods werk te doen, maar joeg eigen heerschzuchtige bedoelingen na, 'en trachtte Juda te vernietigen. Die booze bedoehng heeft de Heere kennelijk vergolden. Babel is ondergegaan en de Joden bestaan nog.

Zoo zien wij ook de verhouding tusschen de Joden en de volken, in wier midden zij' thans als ballingen verkeeren. Het feit, dat God de Joden onder de volken verstrooide, geeft aan de volken geen vrijbrief hen uit hun land te bannen.

Met die verstrooiing onder de volken bedoelde de Heere niet de uitroeüag der Joden. Als ballingen blijven zij menseben en moeten ziji menschwaardig behandeld worden. Wanneer een Duitscher een Jood neerslaat is dat moord of dood^ slag, en in strijd met het 6e gebod. Vernieling van Joodische zaken en in brand steken van Joodsche huizen en sj^nagogen is in strijd met het Sste gebod. Als burgers onder de volken hebben zijl moreel en politiek recht op bescherming van lijlf ©n goed. Alleen binnen de perken van wet en redit mogen hun verkeerde en zondige praktijken gestraft en aan banden gelegd worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's