Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Kuyper’s lijn.

X. (Slot)

Met liet noemen van nog enkele kuyperiaansche beschouwingen, door de calvinistische wijsbegeerte dankbaar overgenomen, willen we deze schets beëindigen.

Over elk van die zou weer heel veel t© zeggen zijn, maar we moeten ons beperken.'")

Voor alles wijzen we dan op Kuyper's opvatting omtrent het geloof. Terloops werd er reeds iets van gezegd.

Tegenover de Roomsche opvatting, die bet geloof teekent als een toevoegsel aan de menschelijke natuur, betoogt Dr Kuyper met sterke overtuiging dat het geloof tot de menschelijke natuur zelf behoort. „Het moet weer ingezien en begrepen, dat „geloof" een onmisbaar bestanddeel is, dat van onze menschelijke natuur niet is weg te denken, zonder dat die natuur verminkt en geschonden is."

Daar nu de gansche menschelijke natuur door de zond© verdorven is geworden, is dat verderf ook tot het oorspronkelijk geloof doorgedrongen. Dat is wat anders en iets veel ernstigers dan dat de mensoh het geloof als „hoogere functie der mensdhelijke natuur" zou hebben verloren. Neen, de g e 1 o o f s- functie als zoodanig is gebleven, maar ze is verdorven, ze werkt in een andere richting, dan ze naar Gods wil moest doen. Ze hecht zich aan afgoden in plaats van aan den eenigen, waren G o d. Door de zonde is er gekomen „een omslaan van die functie in haar tegendeel".

Het geloof is ongeloof geworden. En „o n geloof is nog heel iets anders en iets veel ergers dan niet te gelooven. Eenvoudig niet gelooven kunt ge niet. Ge moet öf geloof hebben, óf in u woedt en heerscht het ongeloof".

Door den Heiligen Geest, Die bij de wedergeboorte het hart des menschen, en daarmee zijn natuur principieel vernieuwt, wordt het ongeloof van den zondigen mensch in geloof omgezet. Dit „zondaarsgeloof" richt zich evenwel niet rechtstreeks op God, doch op den Middelaar. Alleen door dien Middelaar immers is gemeenschap met God in deze bedeeling mogelijk. „En zoo moet dan het geloof in God wel den vorm aannemen van het g e 1 o o f i n d e n H e e r e J e z u s Christ u s." En „in Christus' eigen wezen dringt het geloof des zondaars tot het geloof in God door".

Zoo is dus de gave van het zaligmakend geloof een herstel van het oorspronkelijk geloof, gewijzigd „overeenkomstig de behoefte van den dood en nood, die in den zondaar heerschen". En dat geloof komt nu uit „aan den wortel van onze natuur in oorspronkelijke gaafheid", 'i)

De be teekenis van deze visie op het geloof is nauwelijks te overzien. Ze beduidt een scherpe, principiëele afwijzing zoowel van de Roomsche als de Barthiaansche conceptie. Ze beheerscht bet karakter, de plaats en de taak der kerk op beslissende wijze. Ze maakt principieel een waarlijk Christelijk leven — sociaal, politiek, wetenschapipelijk, aesthetisch enz. — mogelijk. Alleen door bet geloof zóó te zien, kan gehandhaafd worden, dat gansch het leven verlicht en geleid kan worden, door het in het geloof aanvaarde en gekende Woord van God.

Van groot belang is voorts Kuyper's opvatting omtrent de eenheid, het aan elkaar verbonden en op elkaar aangelegd zijn van de praktische, zakelijke kennis van het eenvoudige volk en de wetenschap der geleerden. De kennis omtrent de Heilige Schrift en de geschapen wereld zooals die bij n i e t-wetenschappelijk gevormden wordt gevonden èn de wetenschappelijke kennis omtrent die beide strijden niet en mógen niet met elkaar strijden. De laatste is een opklaring, een ordening en systematiseering van wat in de nuchtere, grondige levenskennis der „gewone" menschen reeds was gegrepen.

Door dit te poneeren kwam Kuyper vierkant te staan tegenover de gangbare, ongeloovige wetenscliap. Die immers beschouwde zich mijlenver verheven boven de kennis van den grooten hoop. De massa leeft immers naar haar overtuiging ia een schijnwereld en „weet" eigenlijk niets. Hoogstens laten de inwoners van het hoogland dei' ware wijsheid enkele kruimkens van den rijken maaltijd der goddelijke „Wetenschap" neervallen in de gebieden, waarin de onwetenschappelijke stumpers stuurloos in dikke duisternis ronddwalen.

Geheel anders Dr Kuyper!

Zeker, hij onderscheidt scherp vóór-wetenschappelijke en wetenschappelijke kennis. Zoo spreekt hij van „tweeërlei theologie". De eene „theologie" is de kennis Gods, die ieder kind dies Heerea bezit en die het eeuwige leven is. De andere is de wetenschappelijke theologie, die beoefend wordt in de hoogere scholen.

„Zoo stond men voor twee onderscheidene zaken. Van den eenen kant voor de Kennisse Gods, gelijk die in de HeUige Schrift door God zelf aan al Zijn geroepenen werd aangeboden. Maar ook van den anderen kant voor een breed veld van allerlei diepzinnige, uitgewerkte, en moeilijke studiën, die wetenschappelijk van aard waren." '^l

Maar geen oogenblik denkt Kuyper er aan die twee tegenover elkaar te zetten, b.v. als „lagere" tegenover „hoogere" kennis. Integendeel die eerste „theologie" is verreweg de voornaamste. Immers „zal het een theoloog op zijn sterfbed niets baten, of hij al duizelingwekkend veel van de Godgeleerdheid weet, en het (zal) bij zijn jongsten snik alleen de vraag zijn, of hij die kennisse Gods bezit, waarvan Johannes zei: „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenig waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt"."'')

Daarom zocht Dr Kuyper zeer bewust éérst het verdiepen van het geestelijk leven der gemeente; dan, maar dan ook alleen, zal een waarlijk „geestelijke theologie" te voorschijn kunnen komen.'*)

En precies dezelfde visie vinden we ook ten aanzien van heel de verdere wetensdhap.

Eerst het gezonde, ge-re-formeerde leven! Eerst de binding van gansch het mensdhenleven aan het Woord Gods en dan kan een ge-re-formeerde wetenschap ontstaan.

Daarom stuurt Kuyper voor alles aan op K e r k- roformatie en levens-ref o'rm atie; daaruit, maar daaruit ook alléén, kan een reformatie der wetenschap geboren worden.

„Ik bedoel met het oog op ónzen strijd, dat zij die nog geloof hebben en het gevaar van de verflauwing der grenzen inzien, beginnen moeten met een grens om hun eigen kring te trekken; binnen in dien eigen kring een eigen leven moeten ontwikkelen; van dit aldus gevormde leven zich rekenschap hebben te geven; en alzoo eerst opwassen kunnen voor den strijd, die eenmaal aanvaard moet." Kuyper pleit voor „een eigen levens kring op den grondslag der Patin gen es ie (wedergeboorte), en een eigen levensbeschouwing, dank zij het licht, dat do Heilige Geest op den kandelaar der Schriftuur ontsteekt." En deze levenskring moet mannen kweeken „die in de hoogere sferen van het menschelijk bewustzijn zijn ingedrongen en zich met mannenmoed in het debat over de hoogere belangen der menschheid kunnen mengen." Daarom moest ook de eigen universiteit verrijzen: „want immers nooit ten volle ontloken is uw menschelijk leven, zoolang ge dat leven ook niet voor uw denkend bewustzijn, d.i. wetenschappelijk hebt verklaard." '6)

Uit het bovenstaande vloeit vanzelf voort, dat, naar Kuyper's inzicht, de wetenschap wel een belangrijke, maar toch zéér beperkte en bescheiden taak heeft. Van den hoogmoedigen wetenschapswaan is Dr Kuyper — zeker óók ten gevolge van zijn enorme wetenschappelijke capaciteiten — verre gebleven.

Hij wijst er ergens op, dat de wedergeboorte niet in de eerste plaats tot wetenschappelijken arbeid uitdrijft. „Ze staat daarvoor te hoog, ze is daarvoor te edel van oorsprong. Men zij toch nuchteren, en ontwake toch uit den roes, waarin 200 menigeen verzonk, die zich aan den wijn der wetenschap dronken dronk Noem nu slechts den éénen naam van Jezus Christus en ge gevoelt aanstonds, hoe geheel deze wetenschappelijke bemoeiing haar eisch, van in onze levenswaardeering de eerste plaats in te nemen, moet laten varen tr is dus iets anders, waardoor men groot kan ^jn, en dat buiten de wetenschap in concreten en teohnischen zin ligt. Er is een menschelijke ontwikijeijjjg en levensuiting, die zich niet op wetenschappelijk gebied beweegt, en toch veel hooger staat. Er is oen aanbidding en zelfverloochening voor den naaste, er is een opbloeien, in wat rein en heldenmoedig en karaktervoirmend is, dat zeer verre boven alle schoon der wetenschap uitgaat." ")

Zoo de wetenschap ziende in het geheel van het raenschenleven, wil Kuyper binnen het terrein van de wetenschap van geen hegemonie van de eene over de andere wetenschap weten. Alle verschillende wetenschappen staan naast elkaar. De theologie mag zich niet de koningin der wetenschappen wanen. Zij heeft niets te gebieden over de andere, evenmin als de andere over haar. Alleen moeten de wetenschappen in gehoorzaamheid aan Gods openbaring, over en weer contact houdend met eikaar, samen arbeiden aan het ééne, groote doel: n.l. kennen het kenbare.

„Nog altoos vertelt de een den ander na, dat de Theologie de Koningin is der wetenschappen Er zijn in de wetenschap geen onderdanen, en er is geen wetenschap, die de wet stelt alsof ze koningin ware. Die ook in de wetenschap alleen regeert en de wet stelt, is de God der waarheid', die den mensch ook voor zijn denken, en voor het leven van zijn bewustzijn, zijn ordinantiën gaf." ")

Ten slotte moet er op gewezen worden, dat de wijsbegeerte der wetsidee van baareerste optreden af aan, dit Kuyperiaajische geestesmerk heeft getoond en geleden.

Zoo heeft b.v. Prof. Vollenhoven in zijn inaugureele oratie uit het jaar 1926 de aansluiting aan Kuyper's geloofsworsteling geteekend, door met groote dankbaarheid o.a. de volgende feiten te noemen — rijke vruchten van Kuyper's werkleven .— waaraan hij in zijn philosopihischen arbeid zou aansluiten.

lo. Kuyper verwierp de suprematie van den staat over het individueele religieuse leven en de gedachte dat de staat de oefenschool moest zijn van zedelijkheid en religie. Door deze verwerping brak Kuyper met den ouden Aristo teles en den gechristianiseerden der Middeleeuwen.

2o. Kuyper aanvaardt de souvereiniteit in eigen kring als beheerschend maxiem. Kring noemde Kuyper wel is waar nog zoowel de kosmische eenheid als de wetssferen, maar de weigering om de Kerk tot de laatsten te rekenen, toont onmiskenbaar aan, dat deze onderscheiding geheel ligt in de lijn van zijn denken. 3o. Tegenover het classieke ideaal worstelt Kuyper voor de bevrijding van het individueele reUgieuse en geestelijke leven en tegen de romantieki verzet hij zich door den eisch te erkennen van de onderwerping van alle kreatuur aan het gezag op verschillend terrein en door de erkenning van de hooge maar beperkte taak der wetenschap.

4o. Kuyper aanvaardde op grond van de verkiezing door God de tweeheid, natuurlijk niet der waarheid, maar wèl der wetenschap. De verbinding van de leer der souvereiniteit in edgen kringi met de aanvaarding van de tweeheid in het menschelijk geslacht deed het plan rijpen om te komen tot een eigen universiteit.

5o. Kuyper postuleerde in het geloof de mogeliikheid eener kentheorie die niet het geloof bij den dorpel zou afwijzen, maar ten volle aan de kennis ook der Schriftopenbaring recht diende te doen. '*)

Zoo mogen we met innige dankbaarheid constateeren, dat Kuyper's levenswerk aan Kuyper's universiteit óók op het veld der wij'sgeerige studie met groote kracht en in zijn stijl wordt voortgezet.

Wie dit heeft gezien zal met verwondering Gods leiding ontdekken in de ontwikkeling van den arbeid der Vrije Universiteit. Lag in haar beginjaren vóór alles bet accent op de studie der dogmatiek; kwam daarna een periode — waarin we nu nog volop verkeeren — die de exegetische studiën meer op den voorgrond schoof; tlians geeft onze God, in aansluiting aan den arbeid der voorgaande perioden, dat de gehoorzaamheid des geloofs ook in de philosophische worsteling de „wereld" mag overwinnen. En dat wordt ons geschonken juist in dézen tijd van verbijsterende, geestelijke verwarring!

E Voto Kuj'periano!

Dit was —- de lezer heeft het alhcht vergeteia! — een recensie van het boek van Ds J. M. Spier. Ongemerkt is die wel wat erg lang geworden.

Maar ik beleef nu het wel zeer unieke verschijnsel, dat een recensie, begonnen direct na de verschijning van een boek, beëindigd wordt, nadat de gansche oplaag is uitverkocht.

Maar een tweede druk zal zeker komen. Het boek en de zaak zijn het waard.


70) Zoo bespraken we niet speciaal de door Kuyper met zoo groote beslistheid beleden antithese óók in de wetenschap, wijl in het leven der menschheid en der nienschen gelegd. Deze leer is zoo overbekend en werd door de calvin. wijsbegeerte zoo radicaal overgenomen, dat nadere bespreking hier overbodig leek. De antithese kwam bovendien op ieder punt vanzelf voor den dag. Men zie hierover het mooie artikel van Dr K. J. Popma: „Het uitgangspunt van de wijsbegeerte der wetsidee en het Calvinisme" in het verzamelwerk van Ds C. P. Boodt: „De reformatie van het Calvinistisch denken", 's-Gravenhage, Uitgeverij Guido..de-Bres, 1939.

71) E Veto, II, p. 292—315. Uit dit gedeelte zijn de citaten genomen. Zie o.a.ook: Encyclopaédie der Heilige'Godgeleerdheid, II, p. 217 v.v.

72) De Heraut; No. 939; 22 Dec. 1895.

73) De Heraut; ' No. 950; 8 Maart 1896.

74) De Heraut; No. 198; 9 Oct. 1881.

75) De Verflauwing der grenzen, p. 45, 49, 50.

76) Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid, II, p. 113'.

77) De Heraut, No. 808, 18 Juni 1893.

78) Logos en Ratio, beider verhouding in de geschiedenis der Westersche kentheorie, Kampen, J. H. Kok, z. j., p. 65/66, Vgl. ook: Dr H. Dooyeweerd, De laeteekenis der Wetsidee voor rechtswetenschap en rechtsphilosophie (inaugureele oratie). Kampen, J, H. Kok, z. j., p, 63 v.v.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's