Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDATIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDATIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Barchem-Beweging.

V. (Slot.)

Een belangrijk onderdeed van de organisatie van Barchem vormen de z.g. werkverbanden (dit is de reglementaire term). Het woord werkverband is afkomstig van Prof. Dr K. T. de Graaf, die een; van de voorzitters van de Vereeniging Woodbroo^ kers in Holland geweest is.

De leidende persoonlijkheden hebben bij den groei van het Barchemwerk begrepen dat er toch, wilde men iets blijvends tot stand brengen en wilde men doeltreffend arbeiden, een splitsing tot stand moest komen onder de verschillende leden. De groote moeilijkheid immers waarvoor men telkens weer kwam te staan was deze, dat men een aantal mensdien bij elkaar gebracht had bij wie de wil tot eenheid wel aanwezig geacht mocht worden, maar die todi bij de groole verscheidenheid van inzicht niets opbouwends tot stand konden brengen. Zoo is na jaren van zoeken en tasten het instituut van de werkverbanden ontstaan. De tegenwoordige secretaris van de Vereeniging, Ds F. Kleijn, heeft het zelf erkend dat de zwaarste jaren van de Ve'reeniging, die geweest zijn, toen men zociht naar de beste oplossing tot werk in een bepaalden kring. Het reglementsartikel, dat in de organisatie van de werkverbanden voorziet, luidt als volgt: „Gewone leden der Vereeniging kunnen ge^ zamenlijk als een werkverband een taak van werkzaamheid aanvatten op den grondslag der Vereeniging, waarbij zij hunne op het werk betrekking hebbende aangelegenheden zelfstandig regelen. Nadere bepalingen voor zulke werkverbanden worden door de ledenvergadering vastgesteld"

De splitsing van de Vereeniging heeft men nu dus hierin gevonden, dat men menschen, die eenzelfde maatschappelijk positie innamen, bij elkander bracht. Men dacht dat het bevorderlijk kon zijn voor het werk dat men ter hand wensahte te nemen en dat het vooral ook dienen kon tot ver^ sterking van het geestelijk leven indien men samenkwam met sociaal gelijkgezinden.

Het belangrijkste werkverband dat zich binnen het raam van de Barchem-gemeensohap tot dvisver vormde is die van de Arbeiders-Gemeenschap. Dit werkverband kwam tot stand in 1919. Het wonderlijke daarbij is dat het werk van de arbeidersgemeenschap van het begin af aan u.itgesproken socialistisch geweest is — ze is steeds door socialisten geleid geworden — terwijl toch. de Woodbrookersvereeniging als geheel een bovem-partijdig standpunt wenscht in te nenien.

Volgens Dr W. Banning, de bekwame voorzitter van de Arbeiders-gemeenschap, beeft dit eahter nimmer tot interne moeilijkheden in een van beide organisaties aanleiding gegeven. Integendeel, zoo betoogt hij in een enthousiast artikel: De geheele Barchem-beweging kon zich- verheugen toen een deel van haar leden zei: wij voor ons gelooven in de juistlieid en de zedelijke waarde van het socialisme; wij zien de socialistische beweging als één van de groote machten die nieuwe grondslagen zal leggen voor de maatschappij; wij gelooven dat de invloed en de cultuurbeteekenis van de socialistische beweging stijgen zal naarmate de religieuze krachten in haar worden versterkt en wij willen als Woodbrookers, d.w.z. als belijders, van een ondogmatische, persoonlijke, verantwoordelijke religie de arbeidersbeweging dienen.

De geheele Barchem-beweging kon toen tot de arbeidersgemeenschap zeggen: dan doet gij, op uw plaats en in uw verband ons werk. Want ons werk is de versterking van de religieuze Itracht in alle menschelijke verhoudingen, — en daarom zullen we u steunen met ons volledig vertrouwen, i)

Niet alleen de Arbeidersgemeenscihap' is gevormd. De Woodbrookers in Holland dachten ook aan andere groepen van de bevolking en vatten andere werkzaamheden aan: de z.g. Zakencursussen. De Vereeniging gevoelde dat zij evenzeer iets moest doen in het belang van hen die in den handel, het bedrijf, het bankwezen, hun arbeid hadden gevonden. Daarnaast heeft men speciale cursussen gegeven op het gebied van de opvoediag om ook de onderwij s-menschen, de jeugdleiders enz. samen te binden.

Hoewel de Zakencursussen zich behoorlijk ontwikkelden en ook sommige andere cursussen zich in veel belangstelling mocht verheugen, is toch verreweg het belangrijkste werkverband de Ai-beiders-gemeenschap.

Door deze Arbeiders-gemeenschap worden niet alleen cursussen georganiseerd, maar ook heeft, ze Internaten voor werkloozen in het leven getioepien te Bentveld en te Kortehemmen.

Toen de gevolgen van de wereldcrisis zich al sterker deden gevoelen en de werkloosheid gedurig toenam, heeft de leiding van de Arbeiders-gemeenschap zichzelf afgevraagd of er niet iets gedaan moest worden in het belang van degenen, die door de werkloosheid zoo zwaar waren getroffen. Als gevolg van deze overwiegingen kon toen in het najaar van 1931 het gebouw van de Arbeidersgemeenschap van de Woodbrookers te Bentveld bij Haarlem in gebruik worden genomen. Voor dat eerste internaat zijn de gelden uit eigen krüig bijeengebracht, maar toen bleek dat allerwege voor dit werk sympathie bestond, heeft men ook in allerlei andere kringen gelden bijeen gebraciht.

In 1937 is dit werk uitgebreid door den bouw van een nieuw tehuis te Kortehemmen in Friesland. Met steun van de Regeering en andere instellingen heeft men daar een gebouw gekregen, uitgevoerd door jeugdige werkloozem. Een gedenksteen zegt, dat het gebruikt wordt „voor het religieus-sociaUstisch werk ter versterküig van de geestelijke volkskracht".

Het werk te Kortehemmen heeft ^evenwel aan die gestelde verwachtingen nog niet beantwoord. In het eerste jaarverslag van het werk te Kortehiemmen vmden we de volgende opmerkingen: „Friesland, de bakermat van het religieus-socialisme, bleek nogal vreemd te staan tegenover het w^erk van de Arbeiders-gemeenschap. Op het platteland te Groningen hadden we maar ©en enkel aanknoopingspunt, terwijl Drente geheel onontgonnen terrein bleek te zijn en weinig bleek te gevoelen voor cultiveering onder rooden invloed. Vandaar, d; at Onze eerste en niet altijd gemakkelijke taak was en voorloopig blijft, de belangstelling voor ons werk te wekken, dat werk te organiseeren en te plaatsen op een hechte basis." ^)

Thans nog iets over de organisatie van dit werkverband. De Arbeiders-gemeensciiap bestaat uit leden 'die over de vragen der werkzaamheden door middel van hun stemrecht ter ledenvergadering kunnen beslissen. Leden kunnen alleen zijn degenen, die een uitgesciireven cursus bezocht hebben. Wie op één cursus geweest is, heeft daardoor het buitengewone lidmaatschap verworven; wie twee cursussen bezocht heeft, is gewoon lid. Alleen dit gewone lidmaatschap geeft stemrecht. Deze leden kiezen zich uit him midden weer een bestuur, dat de loopende zaken behandelt s)

Hoe moeten we nu over deze werkverbanden denken? Moet de oplossing om de Organisatie van de Woodbrookers aldus te splitsen, een gelukkige geacht worden? We gelooven van niet.

We hebben allereerst te letten opi het ondenscheid dat er bestaat tusschen de Christelijke Vakorganisatie en de Arbeidei-s-gemeensdiap'. Devtaag zou gesteld kunnen worden of de Christelijke Vakorganisatie waarin ook groepen van sodaal gelijkgezinden tezamen gebracht worden (Bouwvakarbeiders, patroons enz.), niet piredes hetzelfde beoogt als het werkverband der Arbeiders-gemeenschap. Dit is evenwel niet het geval. Het Christelijk Nationaal Vakverbond stelde zich dadelijk bi| oprichting op positief christelijken grondslag en stelt zieli volgens artikel 3 van de statuten ten doel om op dien grondslag de sodaal-eoonomische en zedelijke belangen van de leden der aangesloten organisaties te bevorderen. *)

De Arbeiders-gemeenschap doet daarentegen geheel iets anders. Deze gaat uit van de zedelijkie waarde van het socialisme en streeft er dan naalr om de arbeidersklasse te doordrenken met „den geest van het evangelie".

Het is opmerkelijk, dat zelfs een man als Prof. Kohnstamm, die toch geen Calvinist is en die ook de geestesstroomingen van onze dagen grondig onderzoekt, gewaarsdiuwd heeft tegen het stioliten van gemeenschappen van gelijkgezinden, hetzij deze dan bestaan uit arbeiders of uit intellectueelen. Prof. Kohnstamm erkent volmondig, „dat de kerken ook nu ondanks alles gebleven zijli levensmachten van den eersten rang. Het loslaten van de kerk zou beteekenen het afkappen van de wortels, waaruit het leven ook van het christeUjk vereenigingsleven op allerlei gebied is gegroeid. ^)

Heel deze poging om het geestelijk leven te versterken in groepen van menschen die hetzelfde nastreven op een bepaald terrein, komt onmiddellijk in conflict met de bedoeling van het evangelie zelf. Men spreekt er wel van, dat de geest van het evangelie de socialistische maatschappij' moet ber invloeden, maar het evangelie van Jezus Christus wil nooit weten van vakjes en schotjes dïe eerst opgetrokken worden. Het Woord Gods wil niet weten van den klassenstrijd en van een „zedelijk gerechtvaardigd achten van den strijd der arbeidersbeweging", waarvan de retigieus-socialisten uitgaan, maar het roept tot de beleving van de gemeenschap der heUigen in de kerk des Heeren, die bijeenvergaderd wordt door Gods Woord en Geest.

En dan is het uiterlijk wel een bonte verzam& ling, die aanzit aan den disch des Verbonds om gezamenlijk den dood des Heeren te verkondigen, en om versterkt te worden in het geloof; er zijto daar menschen die in het dagelijksdie leven elkander weinig ontmoeten en die dan misschien^ tamelijk ver van elkander staan: een professor en een kruidenier, een werkvrouw en een studente, een ambtenaar en een zakenman en zoo maar verder naar de veelkleurigheid van de verhoudingen in het leven — maar hierin zijn ze dan todh één: ze belijden allen hun schuld en verwachten allen hun zaligheid in Jezus Cbristus; zij willen allen met Hem mede-arbeiden tot den voortgang van

het koninkrijk der hemelen. En ze wülen allen God dienen: de één op den katheder, de ander met de werkschort voor; ieder op zijn plaats. Ze willen allen God dienen; het bankbiljet van den zakenman en van den goed gesalariëerden ambtenaar moet daarvoor evengoed dienst doen als het kleine muntstukje van de arme werkvrouw. Uit beide spreekt de hartelijke begeerte om in gehoorzaamheid aan Gods bevel mee te mogen helpen bouwen aan het Sion Gods. En daarin is ook de beleving van de gemeenschap der heiligen.

En als we zoo de kerk en de gemeenschap der heiligen en de versterking van het geloof bezien, dan hebben we ook meteen een verklaring bij de hand voor velen die naar hun beweren van deze gemeenschap der heiligen niets zien en daarom gezocht hebben naar andere middelen om deze te mogen bevorderen. j, Vaia die onderling© gemeenschap komt in de kerk immers tocli niets terecht", zoo betoogt men. „Daar zien we in het leven niets van. Daarom is het veel beter, gelijk^ gezinden met gelijkgeztaden te doen samenkomen. Wat we wel zien, zoo gaat men verder, dat is de haat en de afgunst die zich ondanks alle künkende toespraken blijft vertoonen; dat zijn de maaLsohapn pelijke tegenstelhngen, die zich in het verdeelde leven blijven openbaren, ondanks enkele momenten van eenheidsdemonstratie.

Daartegenover moeten we echter opmerken, dat men betrekkelijk gemakkelijk zoo kan spreken en zijn critiek kan doen hooren. De gemeenschap der heiligen is allereerst en allermeest een zaak van het geloof. Dat de geloovigen allen bezield zijn van dezelfde begeerte om mee te mogen bouwen aan het koninkrijk Gods en om te mogen strijden voor de eere Gods, dat is vooral een stuk van ons geloof. Want wij gel o oven de gemeenscliap der heiligen. En als ook binnen den kring des Verbonds geklaagd wordt over gemis aan warmte en liefde en barmhartigheid, dan moet een ieder zich steeds weer beproeven met deze vraag: Wat moet, wat kan ik zelf doen ter eere Gods om de gemeensdiap der heiligen te betrachten? Daar begint het mee. Elk moet zich schuldig weten. Ieder moet zich beijveren, zijn gaven ter nutte en ter zaligheid van den ander gewillig en met vreugde aan te wenden.

Dus geen groepsvorming. Geen organisatie van „werkverbanden" ara wat tot stand te mogen brengen. Maar in de breede gemeenschap der keirk die leeft uit de verlossing die in Jezus Christus is, en waar de liefde woont, daar zal de Koning der kerk Zijn volk zegenen, en doen opwassen en toenemen in de genade en bekwaam maken tot het vervullen van zijn hooge roeping.


1) Barchembladen Dec. 1933, pag. 40. 2) a.w. pag. 37.

3) Vgl. Dr W. Banning, Ons Werk, pag. 11. 4) De Christelijke Vakbeweging, pag. 15. 5) Vg. C. Smeenk, Christelijk Sociale Beginselen, deel 1, pag. 241.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDATIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1939

De Reformatie | 8 Pagina's