Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al gaande en weenende....

Van den zaaier zegt Psalm 126 daL hij gaat, al gaande en weenende.... De landman is over hel algemeen iemand van een zeer gereserveerde en beheersclite levenshouding, ja, van een gesloten karaliter. De sclraairsche tranen, die dit stoer geslaclit vergiet, worden in de eenzaamheid gesclireid, niet op den aklter. Er moet dus wel een zeer bijzondere oorzaak voor bestaan, als de landman zicli door zijn aangeboren en aarigekwoekte levenshouding ziet verlaten en zijn zelfbeheerscliing liem in den steek laat. Die bijzondere reden is dan ook aanwezig in de omsliaüdigheden waarA'an Psalm 126 spreekt. Ten zuiden van Juda namelijk bevond zich een onaangename landstreek, door Jesaja beschreven in deze woorden: Landi des angstès en der benauwdlieid! Acli, het arme boertje dat liier zijn landouwen vond! De zon stond er des zomers als een gloieiende krater aan den hemel en des nachts sproeide de aangrenzende woestijn haar zand over het gewas, dat tevergeefsch naar regen dorstte. Wat elders in het land' frissche beken waren, deden zich hier als holLe wegen voor, waarin het scbonkige vee disbels vrat tot stilling van zijn knagenden honger. Zie den landman uitgaan, een huid van leer over • de magere leden, kommer gegroefd in het sombere gelaat. Ais hij de dorre akkers ziet, zijn vee de beenderen door de huid ziet steken als de gonzende kinderen van de hitte in horden komen aanvliegen, dan schiet hem liet gemoed vol en worden bem de oogen heet. Hem komen die andere deelen van zijn vaderland voor den geest, waarvan gelden mag: de velden zijn bekleed met kudden, de dalen zijn bedekt met koren! Met de dochters Van Zelefad klaagt hij: Gij hebt mij dor land gegeven! Maar al is zijn arbeidsvreugde weinig, toch ZAAIT hij. Al gaat hij, al gaande en weenen- , de, toch ZAAIT hij!

Maar nu moet gij dienzelfden landman zien in een ander seizoen! Als de spade regens komen, herleeft ook het Zuiderland. Alles wordt met een friscli groen overtogen, de uitgedrioogde wadi's zijn ruischende beken geworden en de bloei slaat uit de akkers. Het wordt oogsttijd ook in het Zuiderland. Er is een tijd om te weenen, er is een lijd om te lachen! Heeft de arme boer onder het zaaien aan zijn gevoel toegegeven, nu kan hij ook zijn blijdschap niet bedwingen. Oogsten was m het Oosten steeds ©en feest, maar hier is het een oogsten in extase! De landman kan zelfs niet wachten tot de vruchten van den akker zijn ingezameld» de beker met den landwijn rondgaat, de kleurige lampions worden ontstoken en de maagden met de tamboerijnen rinkelen. Neen, terwijl hij krom loopt onder de schoven — want hij is arm en heeft geen gespan! — terwijl hij het graan op rug en schouders heeft opgetast, heft hij reeds den lofzang aan. Een gebogen rug is een moeilijke houding om te zingen, zelfs het neuriën valt dan zwaar. Doch de groote vreugde laat zich niet bedwingen, hij zal met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.

Wat vinden wij liier een treffend beeld van veel arbeid in het koninkrijk Gods. Da^ zijn gemeenten met een bloeiend kerkelijk leven, daar zijn ook kerken met uitgedroogde wadi's, waar de dienaren feaan', al gaande en weenende. De arbeid in de evangelisatie is meestal ook een zaaien in het Zuiderland. Als één van mijn lieve broeders, die het zaad des evangelies heeft te zaaien op een koud en geesteloos Noord-Hoüandsch dorp, denkt aan zijn collega in een gezonde kerkelijke gemeente, dan zal hem ook soms het gemoed volschieten, hij gaat, al gaande en weenende. Wie zijn arbeid ontving in de wadi's van de groote stad, wie daar zijn zondagsschool ziet kwijnen als een akker in zomerdroogte, zijn bijbellezing ziet verloopen, zijn wijnstok harde knikkers ziet ^dragen instede van sappige druiven, hij gaat, al gaande en weenende. Maar toch, hij ZAAIT! Het schijnt dat de akker en de wijnstok liegen, maar de landman, in het besef van zijn roeping), liegt niet. Tegen hoop op hoop werpt hij het zaad in de voren. Wij zeggen soms vroom, dat wi| de uitkomst moeten geven in Gods Hand. Dat is waar. Doch wij geven die uitkomst in Gods hand — met betraande oogen. Evenmin kunnen' wij het Zuiderland met een hoeraatje bezaaien. Daar zijn soms zaaiers, die geen regen meenen van noode te hebben, maar zij zullen bedrogen uitkomen. Niet alzoo de boer, 'die ging al gaande en weenende. Hij zal met gejuich wederkomeia, dragende zijn schoven Wij' zouden zeggen: dat is niet waar, de levensgang van den zaaier verloopt heel anders. Als hij trouwelijk gearbeid Iheeft, dan hangen , — na eer en staat — de bedillers over het hek en zij zeggen tegen elkander: moest die man niet noodig uitscheiden! Daar moest teen jonge, frissche kerel komen om zijn wörli over te nemen. Want in de beschouwing der men-

schen komt de oogst van dé jonge boeren en niet van den zegen des hemels. Op enkele uitzonderingen na gaat ons leven, ook het leven van den arbeider in het koninkrijk Gods, met weinig glorie' ten einde. Doch de Schrift teekent ons dat het anders is: hij zal met gejuich wederkomen, dragende zijn sdioven! O, dan neemt God Zélf den zaadzak van de schouders en maakt de vingers los van de ploegschaar. Wij, menschen, ino'Omen dat: emeritaat of pensioen of sterven. Maar Gods Boek heeft daar ande're namen voop; Gods Getuigenis noemt dat OOGSTEN! Want als !het geloof in ons hart niet loog, toen wij al weenènde zaaiden, ook Gods belofte zal niet liegen, maar boven verwachting worden ven'uld. Zooals ik zeide: ons staat een ander beeld voor iden geest. Voorzeker, hij zal met een gebogen hoofd wederkomen en hij zal zuchten: weinig en kwaad zijn ide jaren mijns levens geweest. Maan God zal de volle schoven leggen op zijn rag en schouders, zijn moede slapen bekransen met de kroon des levens. Die Mer bedrukt, met tranen, zaait — zal juichen, als hij vruchten maait!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's