Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lachen van den Heere Jezus Christus.

Van Jan Maclaren is, naar ik meen, afkomstig de spreuk, dat een christen eerder op een begrafenis zich op zijn gemak gevoelt, dan op een bruiloft. Ik weet niet of dat wel juist is. Zou een christen werkelijk van verleiding tot zonde minder last hebben, als hij zich laat gaan in zijn smart, dan wanneer hij zich over geeft aan blijdschap des harten?

Het zal wel net eender zijn in dit geval, als in de bekende vraagstelling: wat makkelijker is, in voorspoed dankbaar dan wel in tegenspoed geduldig te zijn.

In ieder geval geldt niets van dit alles in betrekking tot onzen Heere Jezus Christus. Hij was in elke omstandigheid zóó, als hij wezen moest. Maar makkelijk viel hem dat nooit.

De Heere Jezus heeft deelgenomen aan een bruiloftsfeest. Hij is ook meerdere malen van zijn leven geweest in het klaaghuis.

Van Buddha wordt verteld, dat hij eens een lijk zag en toen wegliep om langen tijd in de eenzaamheid te vasten. Hij schrok voor de werkelijkheid van den dood terug. Maar hij heeft zijn blanke handen niet verontreinigd.

De Heere Jezus huiverde ook voor het geweld van den dood. Hoe ontroerd was hij niet bij Lazarus' graf! Maar hij trad niet opzij. Integendeel. Bij de stadspoort van Naïn ging Hij op den begrafenisstoet toe, legde Zijn hand op de baar en wekte den gestorvene op.

De dood moet wijken, waar Jezus komt. Maar niet de blijdschap.

Aan een begrafenis heeft Jezus niet deelgenomen als mensch onder medemenschen, sterveling onder stervelingen, maar wel heeft Hij telkens Zijn macht getoond en den dood teruggedrongen, prediking van Zijn groote overwinning in de opstanding.

Aan een bruiloft heeft Hij daarentegen wèl deelgenomen, heel gewoon met Zijn discipelen, onder de feestgenooten.

De dood was Zijn vijand! Het huwelijk daarentegen een gave des Vaders aan Diens menschenkinderen. Ook een opgave in Zijn schoonen dienst.

Neen, van den Heere Jezus gold het zeker niet, dat Hij Zich op een begrafenis beter thuis gevoelde, dan op een bruiloft.

We lezen in het evangelie van Johannes met nadruk vermeld, dat Jezus weende. Bij Lazarus' graf. Dat het niet het onbeheerschte klagen was, zooals de rouwbedrijvers dat deden — vakmatig, — ook niet een zich willoos overgeven aan den opkomenden vloed van het gevoel, wordt reeds duidelijk door het Grieksche woordgebruik.

Eigenlijk staat er: En Jezus traande. Trahen stonden in Zijn oogen.

Alle menschelijke aandoeningen, precies zooals wij die kennen, waren den Heiland niet vreemd. We lezen van toorn, in Zijn spreken tot de farizeërs; van angst bij Zijn worsteling in Getsemané, enz.

Daarom is het toch wel opmerkelijk, dat we nergens met zooveel woorden lezen van lachen.

Heeft de Heiland wel gelachen? Voor sommigen is dit zeer de vraag. Anderen hebben het ontkend. In zijn „Jezus als jongeling", (Bloemlezing uit de „Avondster", blz. 136), schreef J. van Andel: „Gij lacht terwijl gij jong zijt, maar één jongeling is er, die nooit lachte, terwijl hij jong was, omdat Hij onzen jammer besefte en dorstte naar onze verlossing, dat was de jongeling van Nazareth".

Ik geloof niet, dat dit juist is. Dat is geen echte jeugd, die nooit heeft gelachen. Als de Heere Jezus getoornd heeft zonder zonde. Als hij bevreesd geweest is zonder zonde. Als Hij heeft gezucht zonder zonde, dan heeft Hij ook gezongen en gelachen zonder zonde.

Zeker heeft de Heere Jezus ook aan de bruiloft in Kana gezien, hoe de zonde der menschen het mooiste bedierf. Ook toen heeft Hij geleden, maar niet minder heeft Hij daar Zich verheugd in God, Die alle dingen zoo schoon gemaakt had op hun tijd.

Het is immers niet in te denken, dat op die bruiloft de Heiland de eenige was, die met een effen en ernstig gezicht heeft aangezeten aan den maaltijd, waar gegeten en gedronken werd.

Wijn werd er gepresenteerd en ook Jezus' hart is verheugd geweest.

Lachen is uit psychologisch oogpunt een zeer merkwaardig en ingewikkeld verschijnsel.

Er is het zenuwachtige en verlegen lachje. Het uitgelaten lachen. De spottende glimlach. Eindeloos zijn hier de mogelijkheden. Ik herinner me eens een lezing gehoord te hebben van Dr van der Spek, vroeger • te Heemstede, thans te Maasoord, over het lachen als psychologisch verschijnsel. Ik heb daarvan onthouden,

dat hij den nadruk legde op het zien van de tegenstellin.pfen, als oorzaak van het lachen.

Maar daar is eerst toch ook een lachen, dat geboren wordt uit zuivere blijdschap, zooals kinderen dat kunnen, als ze jubelen van geluk. Hoe vaak is dat niet een spontane uiting van onbewust zich welgevoelen!

Zou Maria dit lachen van het kleine Kindeke Jezus, niet dikwijls hebben mogen zien en heeft zij daarin geen groot loon genoten voor haar moederlijke zorg? En het opgroeiende kind, dat nog niets begreep van de wereld om hem heen en alles van God en van de menschen nog moest loeren, het heeft de zuiverheid van zijn jeugd zeker geuit in den blijden kinderlach.

Als de Heere Jezus volwassen is, in de laatste jaren van Zijn leven, zien we Hem Zich bezig houden met kinderen. Natuurlijk heeft de Heere Jezus schik gehad met hen. En juist dat konden de wijze discipelen niet begrijpen. Maar het plezier der kinderen had met het koninkrijk Gods meer te maken, dan de ernst der eigenlijke mannen.

Lachen als uiting van blijdschap is den Heiland dus zeker niet vreemd geweest. Iemand, die zóó de natuur heeft gezien als hij, heeft zeker gelachen. Wat Hij zag op de bruiloft in Kana, waar twee menschen jong waren, en hun jeugd naar scheppingswijsheid van God, tot bloei ging komen in het huwelijk —, wat Hij zag in open kinderoogen, dat zelfde zag Hij ook in de bloemen en in de zon: heerlijkheid van God, die schittert in Gods werken. Al zag Jezus ook de zonde, die alle schoonheid aanvreet, Hij heeft wèl onderscheiden. De werking van den booze heeft Hij scherp onderscheiden, ook op de bruiloft, ook in die zoogenaamd onschuldige kinderen en in de zoogenaamd ongerepte natuur —, maar Hij heeft ook het werk gezien, dat de Vader, Die de wereld liefhad, deed. In verband daarmee heeft Hij Zijn eigen werk gezien, en Hij heeft Zich verblijd in de wederherstelling van alle dingen. Met een opgericht hoofd, heeft Hij die toekomst tegen gelachen.

Als christenen gebeden hebben, hoe kan dan soms hun gezicht stralen als overtrokken van een hemelschen lach! Die lach schittert vaak in hun oog ondanks verdriet en moeite. Zóó heeft ook onze Overste Leidsman en Voleinder des geloofs gelachen, als Hij gebeden had en de discipelen, die Zijn blijdschap in God zagen, hebben gevraagd: „Heere, leer ons bidden".

Daarmee zijn we reeds gekomen aan de idee van de overwonnen tegenstelling. Daar is een lachen, dat de ontspanning aanduidt.

Prof. Schilder heeft in zijn boeken over het lijden ook geschreven over „Ironie in Gethsemané". In die overwinnings-zekerheid, welke Jezus in Zijn worsteling had verworven —, in die hooge rust, kon Hij glimlachend zeggen tot de discipelen: „slaapt nu voort".

Trouwens niet alleen in Gethsemané is er sprake van ironie.

Prof. M. van Rhijn heeft op verschillende trekken in de evangeliën de aandacht gevestigd waar ontegenzeggelijk sprake is van ironie. Ironie is het, als men de tegenstelling ziet, de verwarring, den on-zin volkomen „door" heeft, maar er zelf boven staat en dan vanaf dat hooge standpunt de tegenstelling of de onmogelijkheid typeert met een woord, waar geen spot, maar vriendelijkheid in spreekt.

Wie heeft beter verstaan wat ironie was, dan prof. Geesink?

Wat waren zijn laatste colleges, ondanks alles, onvergetelijk door de fijne ironie, waarmee hij personen en toestanden teekende.

Van hem is het woord, of was het een citaat? dat humor de lach om de dwaasheid der zonde is tegelijk met de traan om de zonde der dwaasheid.

Heeft ook de Heere Jezus de dwaasheid der zonde gezien?

Hij heeft de zonde aan den lijve gevoeld. Omdat aan de zonde Gods toorn vast zat. En onder Gods toorn vergaat het lachen wel.

Toch heeft niemand als Hij zóó scherp de tegenstelling gezien tusschen de machteloosheid en het machtsvertoon van Zijn vijanden. Hij heeft ook psalm twee gelezen! En daarin heeft Hij met Hem, Die in den hemel zit, meegelachen, over de ijdelheid van het verzet tegen God en Zijn Gezalfde.

Hij! Wat een evangehe: dat Jezus heeft gelachen. Juist Hij! Want alleen Hij, Die sterker is dan al Zijn vijanden en in allen strijd zeker is van de overwinning, kan lachen.

Als echt menseh heeft Jezus gelachen. Als overwinnaar heelt Hij gelachen. Daarom kan ik ook lachen. En zal ik in alle droefenis en vervolging een opgericht hoofd hebben, ziende op mijn Heere.

Wat zal een nietig menseh mij doen? Boven alle tegenstelling uit rijst de zekerheid: De Heere gaat voort en zal Zijn werk voleinden: alle dingen nieuw!

En waar Jezus is, daar zal ook Zijn dienaar zijn.

. A. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's