Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT  DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr A. Kuyper over de Belijdenis.

VII. (Slot.)

We wenden ons nu tot de Nederlandsche geloofsbelijdenis.

Ook ten aanzien daarvan heeft Dr Kuyper zich uitgesproken. En wel met het oog opi de artikelen, die handelen over de Kerk.

In die artikelen wordt natuurlijk van een bepaalde beschouwing der Kerk uitgegaan. In alle

artikelen die over de Kerk handelen gaat liet , — Kuyper schreef het o.a. in Dec. 1895 — over de zichtbare Kerk. Ze geven zelfs een nauwkeurig omlijnd kerkbegrip. Kuyper zelf heeft het eenmaal op deze wijze weergegeven:

Op hetzelfde standpunt nu van de absolute eenheid der zichtbare Kerk plaatsen zich aanvankelijk ook alle Reformatoren, zoowel Luther als Zwingli, zoowel Calvijn als Bullinger, zoowel Wycleffe als Knox, en ook hier te lande zoov/el Guydo de Brés als Datheen. Geen ander denkbeeld kwam aanvankelijk op. Kerk naast Kerk leek een onding. Een Kerk was valsch of waar. Waar nu was alleen de Kerk, waartoe men zelf behoorde, en dus waren alle overige Kerken valsche Kerken. Deze overtuiging steunde op de gewoonte. Men was van meet af in die overtuiging opgevoed. Ze steunde op al wat in het Nieuv/e Testament over het een zijn der Kerk op zoo roerende wijze voortkomt. En ze steunde niet minder op het absoluut karakter van het toenmalig geloof. Tusschen geloof en de absolute waarheid vermocht men geen verschil te ontdekken. Men sprak dan ook niet van de Roomsche, van de Luthersche of van de Gereformeerde Kerk, maar uitsluitend van d e Christel ij ke Kerk, zonder meer. Immers wat men bedoelde tot institutaire openbaring te brengen was niet anders dan de Kerk van Christus^).

Uit de periode waarin men zoo geloofde en zoo beleed stamt nu onze belijdenis.

En zoo is toen ook in onze Confessie die absolute tegenstelling tusschen de ware en de valsche kerk gekomen 2).

Later is men er ouder de Protestanten, vooral onder den indruk van de feitelijke verscheurdheid der Christenheid, anders over gaan denken. Men het het oude ideaal los. Men conformeerde zich in zijn beginsel aan den feitelijken toestand. En men Icwam zoo vanzelf tot de aanvaarding van een zekere p 1 u r i f o r m i t e i t s 1 e e r.

Hierdoor nu is een klove gaan gapen tusschen de in de Belijdenis uitgedrukte overtuiging, en de overtuiging, die zich later onder den drang van het leven gevormd heeft. De Confessie was nog meest uit de eerste periode, en de feitelijke wijziging had eerst in de tweede periode plaats, terwijl de theologen in hun dogmatische uiteenzettingen gemeenlijk ganschelijk niet met de werkelijkheid van den toestand rekenden, maar de aanvankelijke tegenstelling gedurig opnieuv/ met oude bewijsredenen poogden waar te maken. En hierdoor nu is het gekomen, dat in onze Formulieren van Eenigheid, en zoo ook bij onze oude dogmatische schrijvers, het denkbeeld van de eenheid der zichtbare Kerk nog stand hield, terwijl toch in het werkelijke leven steeds openhartiger met de pluriformiteit der zichtbare Kerk gerekend werd 2).

Kuyper schrijft dan ook eerlijk:

Had dan ook de loop van zaken gewild, dat onze Confessie eerst in deze derde periode ware opgesteld geworden, zoo zou ongetwijfeld de belijdenis omtrent de Kerk een geheel andere gedaante hebben erlangd. Zooals dit stuk nu in onze Confessie vervat is, paste het reeds toen niet meer op den nieuwen toestand, waarin men ongemerkt was overgegaan*).

Het gaat ons hier natuurlijk niet om Kuypers historische beschouwingen, nog niüider om zijn constructies hoe het wel gegaan zou zijn indien de Confessie later ware opgesteld geworden. Het gaat ons er nu alleen om, eropi te wijzen, dat Kuyper beschouwingen voordraagt, die naar zijn eigen oordeel (of hij dat weer goed heeft gezien, doet er v/eer niet toe) in strijd zijn met den letter en niet heel den achtergrond der belijdenis. En de vraag moet wel opkomen, hoe Dr Kuyper inzake dit concrete punt van de Kerk het gezag der belijdenis erkent en zijn onderteekening ook van deze artikelen der belijdenis interpreteert. Men moet hier kiezen: Of de opvatting der belijdenis naai- inhoud en achtergrond; of de nieuwe beschouwingen door Dr Kuyper voorgedragen.

Wie nauwkeurig heeft gevolgd wat speciaal over het „stuk" der Kerk üi de latere jai-en werd geschreven en gezegd, kan zich niet ontworstelen aan de gedachte, dat men eigenlijk een beetje „gezeten" heeft met de beUjdenisuitspraken inzake de Kerk. Men wilde de nieuwe theorie niet prijsgeven, maar evenmin de duidelijke uitspraken der belijdenis. En zoo moest men wel gaan zoeken naar een uitweg uit deze moeilijkheden.

Als illustratie hiervan moge ik aan het slot van deze artikelen citeeren een verslag van de discussie, gehouden naar aanleiding van het bekende referaat van Prof. Dijk „Buiten de Kerk geen Zalig hei d", op de Wetenschappelijke Samenkomst der Vrije Universiteit in het jaar 1920. Het verslag is te vinden in „De Heraut" van 11 Juli 1920.

Dr Geelkerken bracht als eerste opmerking in het midden, dat we ons moeten wachten om in de Belijdenis een uitlegging in te leggen van dezen tijd. We vinden in de Confessie evenmin een oplossing over de veelvormigheid der Kerken als b.v. over het vliegwezen. Onze Belijdenis verheft zich niet boven het onderscheid tusschen organisme en instituut, maar neemt de Kerk als eenheid, als ideaal en werkelijkheid. Verder vroeg Spr.: kunnen wij nog staan op den grondslag van de historische weergave der vaderen? Wij staan nu voor de mislukking van het practisch in stand blijven der eenheid. We moeten treuren over het gemis aan eenheid, en met de pluriformiteit geen genoegen nemen. Dr A. Kuyper Sr sprak over een eenheid, al was deze maar foederatief. Is de Confessie bindend voor ons, gezien de historische interpretatie of wat betreft de opvatting, die wij ervan hebben. Spr. meende, dat het nu de tijd is niet voor algemeenheden, maar voor practische belijning.

Dr Dijk wees er op, dat onze Confessie niet op zichzelf staat, en dat Calvijn de zichtbare Kerk onderscheidt in universeele en afzonderlijke Kerken. Verder, dat in onze Belijdenis er ook over gesproken wordt hoe de Kerk behoort te zijn, niet slechts hoe zij is. De vraag: heeft de Belijdenis voor ons historisch of dogmatisch gezag, zou Spr. anders willen stellen, n.l. zóó: heeft de Belijdenis voor ons dogmatisch gezag of niet? En dan was de overtuiging van Ref.: Ja, zij heeft dogmatisch gezag ook voor ons. Wat de Pluriformiteit betrof, deze was er toch ook in den tijd der Reformatie: Lutherschen èn Gereformeerden vormden toch tweeërlei groep! Eenheid was er toen ook niét. De bedoeling van het referaat was aan te toonen, dat onze Belijdenis met haar: „buiten de Kerk geen zaligheid", geen exclusivisme aanhangt. Blijkt, dat de Belijdenis niet ingaat tegen de H. S.

Pr o f. H. H. Kuyper gaf een breede historische toelichting, waarin hij aantoonde hoe de tijd der Reformatie geenszins exclusief was geweest. Zwingli had de Lutherschen erkend als een Christelijke Kerk. Zelfs Rome hangt het exclusivisme niet aan. De Reformatie kwam met plaatselijke Kerken, de autonome Kerk van Zurich, Bern, etc. Er bestond toen niet de gedachte aan één genootschap. De Pluriformiteit is reeds in de eerste periode behandeld. De Geref. hebben in Geneve zelfs een metropolitaan der Grieksche Kerk gehad om contact met elkaar te zoeken. Zeker zouden wij in dezen tijd de Confessie ruimer opstellen.

Ds Brussaard achtte een gravamen tegen deze art. geheel overbodig. In den tijd van onze Belijdenis hoopten zij nog op eenheid — wij moeten nu de Pluriformiteit aanvaarden, zij het met strijd; en wij moeten voor de eenheid strijden. Hieruit volgt: Pluriformiteit wordt een erkennen: daar is ook een Kerk des Heeren. Dan: in de zuiverste Kerk kan de valsche Kerk (gedacht als hiërarchisch doorwerksel) schuilen. En eindelijk: Vfe moeten de eenheid zoeken van die in Christus zijn. Nu gaan wij steeds verder van elkaar.

Dr Hep p legde er nadruk op, dat we bij de Confessie niet kunnen volstaan met een historische (zooals Dr Dijk doet), noch met een logische (aldus Dr Buizer), maar met als derde erbij: de psychologische interpretatie. Wij moeten hebben een synthetisch kerkbegrip.

Dr Dij k beantwoordde met een enkel woord de sprekers, er op wijzend, dat we valsche Kerk en hiërarchisch systeem niet mogen vereenzelvigen. Spr. achtte het gevaar grooter, dat we de grenzen verliezen, dan dat we de eenheid uit 't oog raken, Prof. Bavinck sprak het slotwoord, waarbij hij bezwaar maakte tegen de uitdrukking: Pluriformiteit der Kerken, omdat men er uit kan afleiden, dat de verschillende Kerkvormen gelijk recht van bestaan zouden hebben. Al erkent men de vormen, dan kunnen wij toch b.v. Rome niet met de Geref. Kerken op één lijn stellen. De Mis is en blijft voor ons „een vervloekte afgoderij". Evenmin als op staatkundig terrein komen we hier uit met de historische interpretatie, maar ook niet alleen met de contemporaine verklaring. En eindelijk: in de Confessie komt voor één Kerkbegrip tegenover de valsche Kerk, die voor haar identiek was met Rome gelijk dit reilde en zeilde. Voor ons is Rome thans voor een groot deel veranderd. De ware Kerk is hier als een geheel genomen als idee.

Wie dit alles rustig overleest moet wel diep onder den indruk komen van de gi-oote verschillen zoowel in Kerkbeschouwing als in de opvatting van het belijdenisgezag.

Wat een totaal verschillende visie op de Kerk schuilt achter cUe woorden: Kerk als eenheid, als ideaal; als werkelijldieid; als idee; verschillende Kerkvormen, synthetisch Kerkbegrip, e. d.

En wat een onderscheid ten opzidite van de belijdenis!

Historisch OF dogmatisch gezag? Historisch EN dogmatisch gezag? Logische óf historische interpretatie? Of: logische en historische en psychologische interpretatie? Of historische èn contemporaine verklaring?

We zijn er in „de wetenschap" nog lang niet! Maar we hoeven er ook gelukkig niet op te wachten om te kunnen „leven".

'Er is, Gode zij dank, voor alles het leven „uit liet Woord" en het leven in opredite gebondeniheid aan de Belijdenis der Kerk als het idare, duidelijke woord der Kerk. Het woord waarin de Kerk van Christus haar geloof in de Heilige Schrift uitspreekt.

En dat gaat ver boven het zoeken en tasten en vergissen der wetenschap uit.

Een woord dat niet-wetens chappelij k van aard is, hoewel heelemaal niet oii-wetens c h a p p e 1 ij k.

Een woord, dat, wanneer het werkelijk naar den strengen eisch der wetenschap zal worden verstaan, nooit als wetenschappelijk woord zal worden opgevat. Evenmin als echte taalwetenschap een bundel poëzie als een wetenschappelijke verhandeling zal aanzien en interpreteeren.


1) De Gemeene Gratie, III, p. 233.

2) Idem, p. 269.

S) Idem, p. 234.

4) Idem, p. 271.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT  DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1940

De Reformatie | 8 Pagina's