Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Jes. 10: 15a.

Zaag en isijl In 's Heeren hand.

Zióó als er vandaag gestreden wordt om een paneuropeesche macht, zóó werd in Jesaja's tijd geworsteld voor de panaziatische. Er was een machtig rijk, dat heel Azië (natuurlijk naar de kaart van destijds gezien) aan zich wilde onder^verpen, en dat in dien wedloop het al een heel eind gebracht had. Assur (Assyrië) heette dat rijk. Tegen dat rijk werd hier geconspireerd, en daar alleen maar gezucht. De lijst van overwinningen was lang, de katalogus van genomen steden was aanzienlijk. Kleinere staten- allieerden zich tegen Assur; en wie dan niet mee wou doen, die kon op oorlog rekenen (Jes. 7), of werd voor 't minst verrader van de gemeenschappelijke zaak genoemd. Het uitzien was naar een machtigen bondgenoot, die den opdringer zou weten tegen te houden.

Zoo bleef Azië leven „tusschen hoop eri vrees".

Maai- in dat land, waar men te leven heeft „in het geloof", in Judea, en in de stad, die beloften had voor een eeuwig koningschap (zij het ook een ander, dan Assur kón verjagen), daar leefde en werkte de profeet Jesaja. Hij behoorde niet tot dat ongelukkige slag mensch'en, hetwelk de leus aanheft: de kerk heeft niet met de zaken van staat of slaten te maken. Want inzooverre alles met alles te maken krijgt, de staat ook m.et de kerk (let maar overal op!), 'inzóóverre heeft de profetie ook te doen met de dingen van den dag. Teneinde de beginselen, die Gods Woord daarvoor geeft, te prediken, en de veronachtzaming daarvan, waar ze ook aan den dag trede, te oordeelen in den naam des Heeren. Teneinde ook op concrete erkenning en doorvoering daarvan in het eigen volksleven aan te dringen.

Zoo moest dan ook Jesaja zich wel uiten over het „probleem-Assur". Hij heeft het zóó uitvoerig gedaan, en zóó indringend, dat de inhoud aijner profetieën het tegendeel is van simplistisch. Wij zien vandaag zoo heel veel simplistische redeneeringen opdisschen; die vroeger putte uit zes, zeven, acht persbureaux, die leeft en zweert er thans bij één; en die eertijds de kansen van den één afwoog tegen die van den ander, spreekt thans rechtlijnig, ook in de toekomstvoorspelling. Wie met proi èn contra begon, eindigt maar al te vaak in het pro ó f contra.

Maar niet alzoo Jesaja. Wat hij, temidden van de hovelingen en ministeries (het parlement was daar) over de Assyrische kwestie in te brengen heeft, schijnt zóó ingewikkeld, en ligt dermate verspreid, dat men later heele theologische verhandelingen heeft kunnen schrijven over het probleem „Jesaja und Assur".

Met name het kruisen van twee lijnen, die men door Jesaja's woorden loopen zag, gaven aanleiding tot verwondering bij die schrijvende theologen van daarnet. Hoe kon dat nu? Den éénen keer scheen Jesaja pro-assyrisch, den anderen keer was de man sterk anti. Hij was niet gemakkelijk in te deelen bij een partij, en heelemaal niet simplistisch.

Immers, den éénen keer scheen hij pro-assyrisch. Dat was, vond men, het geval zoo dikwijls als hij zeide: niet tegen Assur u alüeeren en den éénen heiden bestrijden met behulp van den ander; want ge moet den strijd des Heeren voeren, en kmit dat niet doen in bond met heidenen. Inderdaad, Jesaja heeft sterk gepleit tegen een consequente, nimmer kamp gevende anti-Assur-politiek, en tegen een geallieerd front, dat heidendom met heidendom zou willen uitroeien. Judea kan niet met heidenen zich verzwageren; gebeden sluiten wapenen niet uil, maar sommige wapendragers sluiten de gebeden uit, — net als Assur. En dan moet men in Jeruzalem niet capituleeren voor de alleen-maai-met-wapengeweld-methode. Als Jeruzalem de antithese tusschen zwakken en sterken, tusschen grooten en kleinen zou gaan preeken, en daarnaar handelen, wél, wat onderscheid blijft er dan nog over tusschen Assiu- en Judea? Ook Assur zweert bij de tegenstelling sterk-zwak; het denkt in maclitstermen. Maar Jeruzalem moet in geloofstermen denken. Het wete, dat de eigenlijke en de blijvende antithese die tusschen de vreeze èn de verwerping van den Heere is. En daarmee rekene Jeruzalems Koning. Dan zal hij niet zich tegen Assur alüeeren met heidenen. Dan zal hij Assur zien als een geesel Gods, , die de volk, en tuchtigt om hun zonde, en die dan ook de bondsgemeente aanleiding tot bekeering worden moet. Tegen Assur geen wapengeweld meer, als God het .eenmaal zelf uit de handen sloeg. Wie keert den geesel Gods?

Maar nu komt die andere lijn, die de theologen, die simplistiscb willen hooren spreken, altijd zoo verwondert. Hoe fel kan Jesaja tegen Assm' spreken! Ook Assur zal verbroken worden, zegt liij; en de Heere zelf zal hem verslaan.

Waarom, Jesaja?

Hoor toe: Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt?

Jesaja ziet boven elk oonfUct de hand van den Heere, van Jahwe. En als Assur in eigen kracht roemt, eigen vleesch tot zijn arm stelt, zich zelf vergoddelijkt, „dan zal de God, die de zaag door Azië's boomen joeg, aan de zaag herinneren, dat ze ook maar instrument was in Zijn hand. En de bijl, die aan den wortel der aziatische boomen was gelegd, moet niet meenen, dat de bijl alles is! Tenslotte komt het op Hem aan, die er mee slaat en houwt"; — dat is Jahwe, de God van David, de God van Davids gi-ooten Zoon. Die God is er in de panaziatische crisis. Hij is er mèt en in Zijn wil tot openbaring van het koningschap van Davids groeten Zoon. En Hij zal het Rijk van dien Zoon doen komen, mee door Assur's drijvend geweld heen. Alle instrument, dat tegen Jahwe zich verheft, zal zelf verbroken worden. De contrasten tusschen grooten en kleinen zullen ondergeschikt gemaakt worden aan de antithese tusschen Jsih-ws- Christus en den Antichrist, die zelf, hoew, el; i^i, aa; r mensch, Grod heeten wil.

Laat ons nu vooral niet... simplistisch redeneeren, simplistisch dezen „tekst" „hanteeren". Ze loopen weer over onze straten, de menschen, die precies weten, dat „de" antichrist er is; ze hebben, gelijk in elke eeuw, him rekensommetje soms klaar: 666. Ze vergeten, dat zoo'n rekenkunstje ook toegepast is op Genserik, op Oranje, op' den laatsten duitschen Keizer, op Napoleon etc.

Neen, neen, dien kant niet uit. Die gang is gevaarlijk. Want welke zaag is ooit aan het oordeel der weg-werping ontkomen, als ze principieel ging pochen tegen wie haar trok? Was de verbondsgemeente van Israël soms niet zoo'n zaag? Maaitoen ze op Golgotha pochte en na Pinkster bleef pochen, is ze in een hoek gesmakt. O, het arme zaad van Abraham! Ook die kerk valt onder dit oordeel, welke niet meer weet van het oneindig qualitatief yerschil tusschen het instrument en (iod, die het gebruilit. Een qualiteitsverschil, dat wij te zien hebben niet als een werkformule voor een theorie, doch in het geloof aan de realiteit van Gods verbond, dat zelf alleen mogelijk was door dit quE^Iiteitsverschil, doch dat voorts het ons geopenbaard heeft zonder vreeze.

Neen wij gaan geen boomen kappen en doorzagen met dezen zaag-en-bijl-tekst. We gaan er althans niet op UIT trekken, voor dat zagen en kappen. Want we schrijven dit tekstwoord aan den ingang van onzen eigen hof, dien wij te bewerken kregen. En als wij het daar hebben te lezen gehangen, voor ons zelf, ons, ons zelf, dan roepen we ook alle panaziaten, en alle paneuropeeërs op om mee te lezen, om mee te schrikken, om mee te aanbidden voor den éénigen God, die eeuwig leeft, die alleen God is, die alle antichristenen en ook eenmaal. God weet wanneer, den Antichrist verdoen zal door den adem van Zijn mond, en die ons, hanteerders van de zaag van dezen preektekst, slechts genadig wezen zal in den Heere Jezus Christus; Hij is de zaag, die nooit gepocht, de bijl, cUe nooit dan in den Heere heeft geroemd, en die toch is weggeworpen en verdaan, om onzentwil, opdat wij leven zouden, alleen door Hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's