Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Groote vreugde" en groote verwarring in Utrecht

II.

We kunnen in ons tweede artikeltje over Utrecht korter zijn dan we aanvankelijk dachten. Er is immers, nadat wij zelf onze copie gereed maakten, reeds van andere zijde iets opgemerkt, met name door ds, J. Smelik, dat we onder , , Persschouw" aan de lezers doorgaven, en dat dus ons van breedere beschouwing kan ontslaan.

Merkten we in ons vorig artikel iets op, dat bezwaar inbrengt tegen den inhoud van de verklaring der beide Utrechtsche predikanten, thans willen we wijzen op den kerkeraad.

Die kerkeraad gedraagt zich even vreemd als tientallen andere raden, die alles best vinden, als er maar niets , , gebeurt". De predikanten Veenhof en De Goede van Utrecht, hebben beiden immers officieel uitgesproken, dat zij nog steeds handhaven hun oude verklaring, die aldus luidt (zie ons vorig nummer):

„dat wij om Gods wil in onze consciëntie bezwaar hadden tegen een in 1942 door de synode uitgevaardigde leeruitspraak zooals die later in de bekende Toelichting en het daarna uitgekomen „Prae-advies worden geïnterpreteerd, en daarom DE CON- FESSIONEELE BINDING DAARAAN NIET KONDEN AANVAARDEN".

Nu maakt de Utrechtsche kerkeraad minstens twee bedenkelijke fouten.

De eerste is: een zakelijk onjuiste, en dat beteekent in zóó serieuze zaken: ongeoorloofde, , , weergave" van wat er staat. Tot onze verbazing namelijk lezen we in het officieele kerkeraadsverslag deze woorden:

, , in aansluiting aan hun verklaring van Juni 1944, waarin de bezwaarde broeders meedeelden de in 1942 door de synode uitgevaardigde leeruitspraak niet te kunnen aanvaarden naar de interpretatie van Toelichting en Praeadvies...., enzoovoort.

Leg nu eens deze , .weergave" van de eerste verklaring der bezwaarden naast den tekst der verklaring zelf. Dan bemerkt ge ingrijpende verschillen:

a) de onderteekenaars zeggen: we hadden bezwaar tegen de leeruitspraak, zooals die door de beide officieele stukken worden geïnterpreteerd;

dat beteekent dus (omdat herhaaldelijk officieel gezegd is: de beide officieele stukken geven de bedoeling der synode weer, verklaren den tekst der leeruitspraak authentiek, en geven onze argumenten daarvoor): de leeruitspraak zelf — daartegen zijn wij bezwaard.

De kerkeraad evenwel maakt ervan:

wij kunnen de leeruitspraak niet aanvaarden naar de interpretatie van die beide ofs ficieele stukken;

en dat beteekent dus:

de bezwaarden kunnen ze naar die niet aanvaarden; stukken

de kerkeraad brengt dus een kleine accentverlegging aan, die hierop neerkomt:

als die interpretatie wordt weggedacht, dan kunnen de bezwaarden zich wel in de leeruitspraak vinden.

Ik ontken niet, dat de tekst der verklaring zelf een hefboom aan de hand doet, die de manipulatie ( zooal niet uitlokt, dan toch mogelijk maakt haar naar de bezwaarden, de onderteekenaars dus een oogenblik later verzekeren, wij aanvaarden de confessioneele binding niet, daar hebben zij toch hunnerzijds zulke manipulatie duidelijk, door een waarschuwingsbord te

plaatsen, bemoeilijkt. De kerkeraad evenwel doet, alsof hij het waarschuwingsbord niet heeft opgemerkt.

En hier) komen we aan punt b: 1

b) De onderteekenaars zeggen openlijk: wij kunnen de contessioneele binding aan die uitspraali niet aanvaarden (, , daaraan" moet immers slaan op „leeruitspraak"); en de iieriieraad laat dit gedeelte geheel en al wegvallen in zijn jongste weergave der feiten op dit punt.

Hij verzwijgt thans voor de gemeente, dat in z'n eigen kring 29 ambtsdragers nog steeds volhouden: die binding, welke aan alle ambtsdragers en candidaten wordt opgelegd als conditie voor ambtelijken arbeid, die wijzen wij af.Wij stellen öns op dit punt naast degenen, die de binding niet accepteeren, en die gij, synode daarom afwijsF, schorst, en wat dies meer zij.

Wij constateeren dus, dat de kerkeraad in z'n officieele verslag niet de waarheid duidelijk spreekt, dat hij haar verzwijgt, dat hij al of niet bewust mede gevangen is. in het strategenkunstje der synodalistische camouflage. Maar in Gods kerk is de ware strategie altijd die der profeten, priesters en koningen. Camouflagestrategen zullen in het oordeel der onvruchtbaarheid vallen; zij behandelen de kerkmenschen als onwaardigen, hun opponeerende broeders als vijanden, zij bejegenen de feiten als lastige impedimenten, die men maar liefst negeert. Alsof eenig zedelijk handelen ooit mogelijk ware met negatie van hetgeen God heeft laten geschieden, wat het ook zij, goed of kwaad.... Zulke strategen zeggen wel, dat twee dingen ons binden, n.l. a) , , er is geschreven", b) „er is geschied", maar wat ze zeggen, houden ze niet concreet en consequent. Ze loopen een straatje om: den verkeersweg voor de zedelijke handeling laten ze , , even" schieten.

Een tweede fout begaat de kerkeraad, als hij van ambtsdragers, die toch maar HANDHA­ VEN, dat zij zich niet gebonden achten, rustig verklaart; wat zijn we nu verheugd, en hoezeer zijn we Gode dankbaar, want ziet, deze verklaring bevat niets wat in strijd is met de belijdenisschriften en de kerkenordening! We kunnen zoo de eenheid vinden!

Hoe hebben we het nu?

chris­ Hoe dichter bij Rome, hoe slechter tenen Dat beteekent ditmaal:

Hoe dichter bij de voor synodale wandaden gebruikte Utrechtsche Maliebaankerk, hoe slechter synodalen....

Let wel: wij voor ons zijn wèl van oordeel, dat de verklaring der bewuste ambtsdragers, naast zeer veel verdienstelijks, dat we niet willen vergeten, een element bevat, dat afwijkt van Schrift en belijdenis; we hebben het oog op die z.g. bejegeningsnorm („practische omschrijving van den regel, waarnaar wij in de practijk van het kerkelijk leven — dien ook en allereerst in de doopspractijk, K. S. — zullen handelen").

Maar daarover sprak ik reeds in mijn voorgaand artikel. De Schrift en de belijdenis geven mij een totaal andere norm, zooals ik reeds aangaf.

Dit blijve thans rusten.

We komen terug naar dien Utrechtschen kerkeraad. Die kerkeraad weet, dat door de synode is gezegd: ieder is gebonden, dat zij van candidaten en anderen instemming eischte; dat zij den kansel van de Maliebaankerk enzoovoort op het nachtslot deed voor candidaten en ambtsdragers, die hem toch tot sieraad zouden verstrekken; en dat die synode zei: wie hier tegen ingaat, dien moeten wij in Gods Naam zeggen: zink terug tot het peil der niet langer weleerwaarden, doch alleen maar weledelen; gij zijt voor ons een „weledele heer". De kerkeraad weet óók, dat b.v. als goddelijke(!) rechtregel tot en van prof. Schilder is gezegd: wilt gij niet gebonden zijn, en geeft gij den kerkeraad van Kampen ook maar in overweging, de binding niet te aanvaarden? maar dan stoot de Heere God u uit, want reeds zoo'n voorslag is kerkscheuring, die openbare grove zonde, en maakt u „der afsnijding waardig". Dat alles heeft die kerkeraad van nabij gezien; het is in z'n eigen Maliebaangebouw geproclameerd; het is naar heinde en verre uitgebazuind, en al die dominees, al die ouderlingen van Utrecht leven nu al een jaar lang onder die woHor, " En nu zijn er in zijn eigen kring pre- „wetten" dikanten en ouderlingen, die eveneens publiek verklaren: wij zijn niet gebonden, en de kerkeraad dankt God? Ik denk aan het versje:

„Maar God, met zooveel leed begaan. Neemt d' offers van dien dag niet aan".

Hij vertoornt zich schrikkelijk om den chaos, dien men hier van zijn Huis, dien kosmos, dat in heiligheid sierlijke huis, bezig is te maken. Hij vindt het meten met twee maten nog altijd een gruwel. Hij hoort de predikanten, die vóór zoo'n besluit stemmen, en milde God „danken", meteen danken voor de „synode"-, die tot hen zeide: in uw naam hebben wij dat allema< il (ds. Schilder en al die c^nderen) gezegd, en gij wordt geacht, daarmee in te stemmen, want als de synode spreekt, dan spreken de kerken: ratiticatie van besluiten der synode komt niet te pas; onze praeadviseur Dijk kwam het nog pas zeggen, en het moderamen zette zijn handteekening daar onder.

Een van beide: de Utrechtsche kerkeraad ratificeerde die besluiten niet eens maar volgde ze subiet, of hij deed het niet.

In het eerste geval had hij dadelijk al die ambtsdragers moeten schorsen, ijverende naar zijn beste weten voor den Heere, en aanvaardende den dusgenaamden rechtsregel der synodalistische , , interpretatie" (lees: aparte verkrachting) van artikel 31 K. O. Dan ware die kerkeraad synodaal geweest.

Of anders — in het tweede geval — had die kerkeraad moeten zeggen: die dominees etc, die niet gebonden willen zijn, deden niets tegen Schrift en belijdenis, maar dan deed de „synode" het wel/ dan deden de hoogleeraren — in onzen dienst — Greijdanus en Schilder de kerk een goeden dienst, dan is hun schorsing slecht geweest, dan zijn ook wij niet gebonden, dan zetten we naast elkaar op onzen preekstoel de broeders Veenhof, de Goede, Greijdanus, Schilder en die candidaten en vieren zóó tezamen ons vrijmakingsfeest in den Geest, herstellende metterdaad de eenheid van Christus' kerk.

Maar neen — die kerkeraad laat die dominees begaan, laat ook de synode begaan, profeteert niet meer, maar voert op zijn paadje ter zijde zig-zag-bewegingen uit.

We zitten — als het zóó moet en mag — allemaal , , in den chaos".

En we komen er pas uit, als we de daad bij het woord voegen, en ons openlijk vrij maken. Met woord en DAAD.

Intusschen wordt vlak in de buurt van die Maliebaankerk een predikant geschorst, die zich refereerde aan de Utrechtsche verklaring. En de anderen blijven rustig preeken, en daadwerkelijken steun bieden aan de instellingen van een kerkverband, dat met afwijzing van alle revisieverzoeken zijn bindingsdecreten heeft gehandhaafd. Hun steun onthouden zij aan die instellingen en aan die geleiding, welke naar de aangenomen kerkorde op den onveranderden grondslag staan, welken de Gereformeerde kerken steeds hebben erkend voor de toelating tot den heiligen dienst en die wetenschappelijke studie van mannen, die de vóór wetenschappelijke binding aanvaard hebben van hun geloof aan den inhoud van de drie formulieren van eenigheid.

Men versta ons wel.

Wij veroordeelen geen consciënties. Wij weten best, hoe moeilijk het kan zijn, zich uit den chaos te werken, en hoe gemakkelijk, zich er in te werken.

Maar wij zijn hier niet, om eikaars personen te beoordeelen, doch om elkanders publieke daden te leggen onder de maatstaven van Gods geopenbaarde Woord. Ook voor vriendschap mag zulke plicht tot toetsing niet uit den weg gaan. Voor deze simpele uitspraak zullen we in Utrecht zeker gehoor vinden; was hpt niet ds Veenhof, die eens in Kampen erop wees, dat juist de vrienden het in Groen's leven zoo vaak bedorven hebben? Ik zeg niet: zoover is het gekomen. Maar wel: wij beiden weten, waar het gevaar dreigt. We zijn er intusschen rustig onder. God zelf legt na de vrijmaking sterke en vele en onverwachte banden. De weg der vriendschap wordt altijd weer als versche en levende weg gebaand door zich verjongende gehoorzaamheid. Een gehoorzaamheid, die de klok van Gods tijden bij probeert te houden, en niet rechts of links ziet, doch alleen naar boven. Als dan ook iemand meenen mocht, dat de Utrechtsche handel den vrede herstelt, willen wij bij voorbaat hem deze illusie ontnemen. Noch de synodalisten van zuiver bloed, noch de vrijgemaakten zullen op die basis elkaar ooit kunnen vinden. Zij mogen elkaar zoo niet vinden.

De echte synodalisten willen zóó niet. We herinnerden reeds aan wat nog pas een predikant overkomen is, die zich aan de Utrechtsche verklaring refereerde. We wijzen ook op al de processtukken , die van de „synode" zijn uitgegaan tegen de hoogleeraren Greijdanus en Schilder, aan de candidaten, en aan de manier, waarop b.v. in Friesland de adviezen van dr A. D. R. Polman hebben geopereerd tegen ds Kuypers die tienmaal „zachter" verklaring indiende, dan de Utrechtsche ambtsdragers deden, maar toch volgens dr Polman nog verder onder het Candijnsche juk door moest. De synodalisten kunnen wel de bezwaarde zielen voor de zooveelste maal ophouden, d.w.z. nog langer hen van een duidelijke beslissing afhouden, door te zeggen: wacht maar op de volgende synode, of anders op de e.k. synodezitting, maar intusschen gaan zij vroolijk verder. Hebben ze al niet een professorenbenoeming op hun program staan? Dacht men nu heusch, dat ze den uitdrijvingshandel begonnen waren, om halverwege te keeren? Het eenige wat ze zullen doen is: de bezwaarden zoo veel mogelijk nog verder isoleeren van de uitgeworpenen. En door schikking en ver-schikking de bestaande „fronten" (ook het Utrechtsche) doorbreken en verbrokkelen. O zeker. God is machtig, hen te bekeeren. Maar daarop mag niemand speculeeren. Wij voor ons mogen niet langer kwaad voor onze rekening nemen. En hun kwaad ligt voor onze lekening, zoolang we ons niet vrijmaken. Overigens wijzen hun jongste uitlatingen wel uit, dat de leiders der anti-Greijdanus-Schilder-actie, en der pro-Ridderbos-Kuyper-V.U.-actie op hun pad zullen willen verder gaan.

En de vrijgemaakten dan?

Ook zij zullen door de Utrechtsche verklaring niet worden gebracht tot het pad van wederkeer naar het oude verband. Want zijr zouden daarmee verlaten het pad van wederkeer tot de oude gehoorzaamheid (die zelf altijd het verband weer legt). Zij kunnen de Utrechtsche verklaring niet gebruiken. Niet, wegens haar ongelukkige inventie van den term „bejegeningsnorm. Niet, — ook wegens haar totale negatie van het zeer ernstige probleem der kerkrechtelijke ongerechtigheden (we lezen wel goede uitspraken dienaangaande, zie ons vorig nummer, bl. 4, kolom 1, 6e, maar omdat de bindingskwestie is geëlimineerd, is er geen woord gezegd over het wegzenden van personen, die ratificatie van synodebesluiten binnen het kerkverband met voorloopige ongelijke praxis in het al of niet uitvoeren der besluiten als gereformeerde leer en practijk metterdaad hebben geëischt).

Wij eindigen. —

De Utrechtsche verklaring laboreert aan dezelfde kwaal als de Amsterdamsche, waarover wij, zoo noodig, ook nog spreken zullen. Ze willen in de kerk niet meer schuld laten belijden. De prestige-kwestie zit den broeders te hoog. Amsterdamsche stemmen spreken — vrij vertaald — zóó:

In 1944 zeiden we: in 's Heeren naam: eruit; praat nu maar een paar jaar lang; zeg dan maar niets over dien naam des Heeren, als het onderschrift, dat synodepennen schreven onder uitwerpingsbullen;

en help dan een handje mee, om over eenigen tijd — b.v. via een groot-interkerkelijk gesprek — mekaar weer binnen te loodsen. Die Naam des Heeren onder die schorsingsbullen is dus wel wat vergeten. Kerk-inkt verbleekt wel onder de zon der diplomatie.

Ja, maar onder Gods zon wordt ze gitzwart, steeds meer. Want voor God zijn duizend jaren als één dag. Een kerk die met Zijn Naam zoo'n beetje speelt, heeft haar eer vergooid. Zij heeft alles bedorven. Zij keert het hierachisch schild zélfs tegen de pijlen van den Hemelschen Rechter: vraag van óns geen concrete schuldbelijdenis, want wij zijn kerkvorsten. En duid ons een beetje smokkelhandel niet ten kwade. Het synodale klimaat is nog niet gezuiverd: het vleesch wil nóg zijn diplomateneere.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's