Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duidelijke taal. . . . ?

„Laat zijn uw woo'id: ja, ja; neen, neen." Het droevigste in het , , leven" der synodocratisch gebonden kerken is wel, dat men haar met dit axioma voor zedelijk handelen dagelijks in botsing ziet komen.

Als Jezus in Matth. 5:12 deze woorden spreekt, veroordeelt Hij daarmede het onnoodig zweren boven het eenvoudig ja of neen uit; dat , , meerdere", wat daar , , boven" is, is immers , , uit den booze"?

Maar wat men in de zich noemende Gereformeerde Kerken geschieden ziet, komt aan dié zonde niet eens meer toe. Dat is wel geweest, dat men zeer gewichtig deed omtrent de gebeden en dankzeggingen die ter synode waren opgezonden. Wat aldus „in den naam des Heeren" gedaan heette te zijn, kon immers — zoo zeide men, toen er gesmeekt en hevig aangedrongen werd op terugneming, — niet voetstoots herroepen worden, en niemand moest verwachten, dat zulk een serieuze vergadering en zulke ernstige bidders aanstonds op hun besluiten zouden terugkomen.

Zóó is het geweest, — en wij huiverden als zoo „vlot", zoo gemakkelijk, lichtvaardig over het gebruik van den naam des Heeren gesproken werd.

Maar nog meer schrikken wij, als we bemerken, dat voor de leden dezer vergadering van het eigen , , ja" en het eigen „neen" vrijwel niets meer overblijft, dat zij het ja van gisteren heel gemakkelijk voor het neen van vandaag blijken te hebben ingeruild.

Men kan het immers heden ten dage overal met een nerveuze luidruchtigheid hooren verkondigen (van synodale en synodocratische zijde) dat het niet waar is, dat de synode leert, dat de Sacramenten verzegelen het aanwezige geloof. Als dat gezegd wordt — door Ds Vonk bijvoorbeeld — komt de tegenspraak: weineen, dat heeft de synode nooit gezegd.

Gij wijst dan op Toelichting en Praeadvies — doch neen, hoort ge, die zijn geen „uitspraken", daar mag men zich „los van maken" („doodleuk"! — maar de , , synode" heeft zich er nog nooit los van gemaakt, integendeel).

Maar dan — ge wijst op het geval „cand. Schilder". Zooals weer m.n. Ds. Vonk nadrukkelijk deed. Ge wijst op het feit, dat voor geen enkele eerlijke tegenspraak vatbaar is, dat de deputaten dezen candidaat OFFICIEEL, en in hun QUALITEIT van DEPUTATEN der synode, den 17en Maart hebben GEMACHTIGD: „vast te leggen en ook desgewenscht bekend te maken aan anderen, dat.... de bedoelingen der synode met de uitspraken over het genadeverbond onder meer waren.... VAST TE LEG­ GEN, dat de sacramenten, indien zij n.l. waarachtige sacramenten zijn, het AANWEZIG GE­ LOOF BEZEGELEN", waaraan door deputaten nog ter voorkoming van alle misverstand werd toegevoegd: „niet van mogelijk, maai aanwezig geloof". (Zie nadere weergave in , , Ref. Stemmen", art. , , Op Belijdenis of Leeruitspraak? ", hier zijn kapitale zetting en cursiveering van mij, H. J. S.) — En ge wijst op de al even duidelijke en voor geen misverstand vatbare synodale rapporten over deze zaak, en de aanvaarding der conclusies, waaruit zoo onomstootelijk duidelijk blijkt, dat de SYNODE deze deputaten-verklaring en de door de deputaten gegeven opvattingen over art. 33 N.G.B. TEN VOLLE VOOR HAAR REKENING HEEFT GENOMEN.

Maar zelfs als ge op deze overduidelijke zaken wijst, bemerkt ge vandaag tot Uw verwondering, dat men tóch probeert van deze feitéii. los te komen. En het wonderlijkst is het wel, wanneer men op vergaderingen en in correspondentie en anderszins ontdekt, dat thans zélfs deze deputaten, ook Prof. Grosheide zelf, trachten aan de kracht en den eenvoud dezer sprekende en gedocumeiiteerde feiten te ontkomen. (Men zie daarover ook nadere publicaties in , , Ref. Stemmen").

Een zekere verklaring is daarvoor wel te geven. Achteraf is immers wel gebleken, hoe scherp de kerkelijke reacties juist op deze feiten zijn. Men ziet thans de gevolgen van zijn eigen duidelijke daden. Men ziet thans bewaarheid, wat Cand. Schilder den 22en Maart den deputaten schreef: dat een eventueel vonnis over hém, tegelijk zou zijn een vonnis over zoovèlen uit het verleden, (en van het heden niet minder), — dat zulk een vonnis sectarisch de eenheid der kerk verscheuren zou.

Tóén heeft men het oor daarvoor gesloten. Thans moest voor de gevolgen het oog wel open gaan. Inzoover is het te „begrijpen", dat men van synodale en synodocratische zijde achteiai de neiging heeft en vertoont en in daden omzet, om de feiten te verdoezelen, die zoo duidelijke taal 'gesproken hebben.

, , Inzooverre", zeiden wij. Maar verder dan ook niet. Want de zonde is niet te begrijpen, tenslotte. En het is eigenlijk onbegrijpelijk, dat men het duidelijk ja van de afwijzing van een candidaat achteraf in den mist tracht te hullen, en doet alsof het ja niet, althans niet zoo duidelijk gesproken is. Het aanvankelijk (wat te luidruchtig) zweren bij den Naam des Heeren, heeft plaats gemaakt voor de verdoezeling van het ja, en de omsluiering van het neen. En dat is — gelooven wij — nóg erger, dan de door Jezus en Zijn dienstknecht Jacobus veroordeelde zonde, (Mt. 5 : 37, Jac. 5 : 12).

Het is noodzakelijk, bij dezen stand van zaken, ook in dit blad, breedvoerig op te nemen een brief, dien Prof. Grosheide eens (Sept. '44!) schreef aan een predikant, die om inlichtingen had gevraagd, betreffende „Cand. Schilder". En er eenig commentaar aan te verbinden (waartoe wij enkele cijfers aanbrengen).

Amsterdam, 30 Sept. 1944.

Hooggeachte Ds. Waagmeester,

Uw brief van 16 Sept. ontving ik eerst gisteren, 29 Sept. Zoo kan ik nu pas antwoorden.

Cand. Schilder heeft inderdaad van het eerste met hem gehouden onderhoud een verslag gemaakt. Wanneer U hoort, dat het onderhoud 3 uur geduurd heeft, zult U begrijpen, dat het verslag slechts kort is. Het is geen officieel verslag, het is niet door deputaten aanvaard 1), maar in het algemeen niet onjuist 2).

Nu zijn bij dat onderhoud allerlei kwesties aan de orde gekomen 3). Doel was cand. Schilder, en ook cand. (nu Ds) Hey, die ook aanwezig was, te overreden om instemming te betuigen met de leerbeslissingen van 1905 en 1942—4). Om dat te doen moesten de dogmatische kwesties besproken worden, en moest worden aangetoond, dat de genoemde beslissingen inderdaad in overeenstemming waren met Schrift en Belijdenis, Daardoor zijn we, en daar leg ik nadruk op, van het een op het ander gekomen en zoo 5) zijn allerlei

punten aan de orde gesteld, die den achtergrond der leerbeslissingen raken.

Op die manier kwam ook de kwestie van het Remonstrantisme ter sprake. Wanneer men, gelijk sommige bezwaarden doen, de geloofsgehoorzaamheid tot voorwaarde maakt van de vervulling der belofte Gods, is men inderdaad zeer dicht bij 6) het Remonstrantisme. En de Synode heeft metterdaad willen handhaven, dat de beloften Gods onvoorwaardelijk zijn. Ons Doopsformulier zegt eerst, wat we hebben en daarna? ), dat we vermaand en verplicht worden tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Bij de bespreking is ook het sacrament aan de orde gekomen. Er is op gewezen, dat Art. 33 N. Gel. Bel. eerst zegt, dat het sacrament dient om de beloften te verzegelen en pand te zijn. Er volgt: En ook om ons geloof te voeden en te onderhouden. Dat staat er niet slechts van het Avondmaal, maar van het sacrament in het algemeen. Dus'8) is er ook bij den Doop (natuurlijk met de uitzonderingen, waarvan Art. 35 spreekt, de goddelooze ontvangt wel etc.) geloof aanwezig. Als er geen geloof is, kan het niet gevoed en onderhouden worden 9).

Wat nu verder cand. Schilder betreft, er is na het eerste onderhoud nog een tweede 10) geweest. Daarna heeft hij, wat hem niet gevraagd was 11), een breede memorie ingediend. In die memorie ontkent hij o.m., dat het sacrament inwendige aanwezige genade verzegelt. De Synode heeft dat in strijd geacht met Art. 33, waar uitdrukkelijk beleden wordt, dat de sacramenten zijn teekenen en zegelen van een inwendige, onzienlijke zaak 12). Cand. Schilder schijnt 13) de opvatting van Prof. Greijdanus 14) te huldigen, dat het sacrament voor ieder, die het ontvangt 15), hetzelfde is (in strijd met Art. 35), en dat het eerst als het geloovig aanvaard wordt, Gods belofte verzegelt 16).

U kunt van dit schrijven gerust gebruik maken 17). Als het U termiinste bereikt!

Uw dw.,

(w.g.) F. W. GROSHEIDE.

Zooals de lezer ziet, wordt hier door Prof. Grosheide op het gewichtigste punt duidelijk gesproken. Cand. Schilder heeft ontkend, dat het sacrament inwendige aanwezige genade verzegelt. De synode heeft dat in strijd geacht met Art. 33. De conclusies zijn voor het grijpen;

a) DIE SYNODE LEERT, DAT HET SACRA­ MENT INWENDIGE, AANWEZIGE GE­ NADE VERZEGELT;

b) DIE SYNODE ZIET DEZE LEER BELEDEN IN DE CONFESSIE, ART. 33;

c) DIE SYNODE ACHT ELK, DIE HET AN­ DERS LEERT (immers: „ontkent") DEN GEREFORMEERDEN KANSEL ONWAAR­ DIG.

En al", verder per consequentie:

d) Die Synode acht zooveel jaren na hun dood mannen als Lindeboom, Helenius de Cock, T. Bos e.a. zulke kanselonwaardige ketters; zij immers hebben tijdens hun leven ten stelligste ontkend, precies hetzelfde, wat anno 1944 door een candidaafwerd ontkend, om welke ontkenning hij gevonnist werd.

e) Die synode haalt dus wel heel duidelijk een scheur door het verleden der Gereformeerde Kerken en verbreekt met ruwe hand de eenheid dier kerken op den grondslag der confessie.

Dat zijn vreeselijke feiten, maar ze zijn tenminste duidelijk. Hier wordt een vreeselijk , , ja", en een vreeselijk , , neen" gezegd, maar het is tenminste een ja en een neen. Het blijft er staan.

De Synode heeft dat ontkennend gevoelen in strijd geacht met de belijdenis.

En elke Kerkeraad, en elke voorlichter en elke praeadviseur moge zich deze in dit opzicht duidelijke taal van Prof. Grosheide wèl voor oogen houden. Ook Prof. Grosheide zelf moge dit doen.

Want dit synodaal oordeel-ja, dat was nu: scheur-making.

Dit vandaag over de hoofdzaak van dit schrijven. Over de onderdeelen een volgend artikel.

H. J. SCHILDER.

Vrouwenpolderiaansche wijsheid

Ondanks de , , drijfjacht" van Dr Hommes (censurcerende, alsof hij kerkeraad, en commandeerende alsof hij paus van Walcheren is) heeft de kerk van Vrouwenpolder, inplaats van Dr Hommes' ongevraagde , .adviezen" te volgen uit eigen oogen gezien en zich vrijgemaakt.

Uit den door den Kerkeraad aan de Gemeente geschreven brief citeeren wij het volgende:

, , In de eerste notulen onzer vrijgemaakte kerk (4 April 1887) lezen wij, dat op zijn vorige vergadering de Kerkeraad een gemotiveerd besluit had genomen tot losmaking der kerk uit het verband; tevens dat de gemeente daarna is samengeroepen om gehoord te worden. Was de Kerkeraad daarmee onwettig geworden? Hadden de broeders ambtsdragers door dat besluit hun ambt verloren? De tegenstanders zeiden natuurlijk van ja, en het classicaal bestuur trachtte het den Kerkeraad heel moeilijk te maken. Maar onze vaderen wisten wel beter. Zij... wisten... dat het kerkverband de kerk niet tot kerk maakte; dat het kerkverband de plaatselijke kerk of de leden niet mocht dwingen tegen Gods Woord in te gaan, en dat de meerdere vergaderingen hun bevoegdheden niet mochten overschrijden door de rechten van de plaatselijke kerk aan te tasten."

Vrouwenpolder's kerkeraad deed met deze herinnering nuttig werk. De huidige excommunicanten mogen nóg zoo vaak de fijne puntjes camoufleeren, geen water van de zee wischt het anti- Kuyperiaansche en anti-Rutgeriaansche „hervormde" kerk-begrip-merkteeken van hun voorhoofd. Ook niet, als ze net precies niet vertellen, waar het op aankomt, n.l. dat men bij de synodocraten den één er uitjaagt, en den ander, die precies hetzelfde doet, niet. Allemaal vanwege een

van God vervloekte utiliteitspolitiek.

K. S.

HET LICHT DEN OOGEN.

In zijn inaugureele rede (16 Jan. 1913) merkte Dr }. Ridderbos op (ten aanzien van zijn te Kampen hem wachtenden werkkring):

„En wat tenslotte mijne persoonlijke positie aangaat, heb ik niet geaarzeld te vertrouwen, dat ik ook in dezea werkkring ten allen tijde die vrijheid VEin overtuiging en van beweging zal kunnen bezitten, die ook mij ifs gelijk het licht der oogen."

Tot zoover Dr J. Ridderbos.

Maar in 1944 heeft hij het aangedurfd, twee van zijn collega's uit hun werkkring te stooten, omdat zij niet gebonden wilden zijn aan een met confessioneel gezag bekleede reeks formules, die niet de confessie waren, en waarvan hij den moed miste, te zweren bij God, dat wie ze weersprak, ipso facto ketter bleek.

We spreken dus zijn eigen taal^ als wij opmerken; hij gunde hun zoo iets als het licht in de oogen niet: vrijheid van overtuiging en beweging. We zullen dit woord terugnemen, zoodra Dr Ridderbos verklaart: gij zijt ketters. Maar zijn schorsingsbullen e.d. vermijden dit woord. Behalve dan inzake cand. H. J. Schilder. Doch ook die liggen

in den mist.

K. S.

Bukken, bukken!

Als Prof. dr S. Greijdanus den paladijnen van dr J. Ridderbos (ik gebruik veiligheidshalve een woord van één zijner paladijnen, n.l. zijn zoon) verwijt dat zij de hoogheid hunner vergaderingen zoo sterk drijven, heet dat bij hen laster.

Maar wat zeggen recente feiten?

Ds L. Doekes is onlangs ook al geschorst. Ds Doekes zelf vertelt er over in een helder, rustig artikel in „Reformatie-stemmen" (nr. 22) Het slot luidt als volgt:

Ik had er op gewezen, dat mijn belofte in het onderteekeningsformulier zich beperkte tot de leer in de drie Formulieren van Eenigheid; en de classis had bij mij ondanks alles geen afwijking van die leer kunnen ontdekken. Toch werd de beschuldiging gehandhaafd, en zwart op wit het land en de kerk ingezonden. Dit was mijn , , misdaad": dat ik niet wilde beloven, voorshands in 't openbaar te zwijgen over den verkeerden gang van zaken in de kerk des Heeren. Waarom ook niet? Die belofte was toch maar een kleinigheid! Ongeveer zooals dr A. Kuyper het indertijd gezegd heeft in zijn prachtige toespraak op 11 Juli 1886 in „Frascati" te Amsterdam: „Was het niet de eenige vrage of uw Leeraars al dan niet het hoofd in den schoot zouden leggen, en even, even slechts, het is zoo, maar even dan toch, het hoofd zouden buigen voor de Synode in stee van voor Jezus hun Heer"? Ik kon niet beloven, als dienaar des Woords te zullen zwijgen over wat tegen Schrift en Belijdenis inging. Dat is tegenwoordig in de „Gereformeerde Kerken" een groote misdaad. Precies in strijd met de waarheid wordt het een breken van de ambtsbelofte genoemd....

Maar deze zonde bleek later toch weer geen ernstige zonde te zijn. Want toea een classicale commissie, zes man sterk, dien avond in de kerkeraadskamer te Feijenoord het vonnis kwam overbrengen, verklaarde ds Meijster als haar woordvoerder, dat ik niet van het Avondmaal beho'èfde te worden afgehouden! En de meerderheid van de aanwezige ambtsdragers stemde in met zijn uitspraak, dat de kerkeraad eerst de schorsing als wettig besluit moest aanvaarden en mee helpen uitvoeren; het kwam z.i. niet te pas, eerst te onderzoeken of het vonnis wel rechtvaardig was

Dat is het kerkrecht, zooals het thans in den naam des Heeren wordt toegepast en verdedigd in de zich noemende , , Gereformeerde Kerk". Eerst meewerken, dan pas Gods Woord onderzoeken of die medewerking mogelijk ook zonde beteekent — en ondertusschen een groeten scheurmaker rustig toelaten aan de tafel des Heeren! Moet Christus niet in toorn neerzien op zulk spelen met de ambtelijke verantwoordelijkheid, nog wel in Zijn Naam?

Twee merkwaardigheden dus onder den verderen hokus-pokus.

De eerste is: men schorst, maar zegt toch: laat den geschorste aan het avondmaal toe. Natuurlijk is dat dwaas (schorsen naar de K.O. mag alleen ingeval van zonden, die in een , , gewoon lid", laat staan in een ambtsdrager, de alsnijding waardig zijn). Maar het systeem brengt het mee. Men durft niet zoo iets te verklaren, maar men wil toch den man , , klein krijgen", om den term van eèn zeer vroompratend redenaar-praeadviseur te gebruiken. Bukken, bukken! Of anders: wegzenden, ook zonder kerkorde.

De tweede is; men eischt blind bukken. Eerst bukken. Dan pas vragen, of soms God de Heere dat wel gedoogt.

Dezelfde machtswellust kwam brutaal naar voren in Bloemendaal, Toen ik zelf geschorst was, heeft een groep synodeleden met anderen daar een paar keer vergaderd, om eens te kijken, wat er nog van de affaire te maken was met behoud van 't prestige en zoo. Ik kreeg een brief van twee predikanten, die de conferentie hadden bijgewoond. Daarin staat letterlijk het volgende te lezen (een naam laat ik weg):

, , Ook is een gedachte gevormd, hoe het met de schorsing moet. Daarbij opperde .... een gedachte, die hierop neerkomt: Als Schilder meedeelt aan de synode, dat hij, met behoud van (of reserveerende, zooals de juristen schijnen te zeggen) al zijn rechten en inzichten (inzichten kan weg, als je het alleen als een kwestie van rechten ziet) zich de lacto aan de schorsing onderwerpt, en over haar in beroep gaat bij de volgende synode, zou de synode de schorsing opheffen."

Tot zoover het citaat. Ik liet den naam van den man, die deze idee opperde, weg, omdat ik geen toestemming heb, hem hier te publiceeren. De man-in-kwestie is wel meer wars gebleken van aanwezigheid van getuigen en van schriftelijke aanteekening betreffende zijn voor de Kerk beslissend doen en laten. Genoeg zij, dat het iemand was, die in de synodale handelingen een eerste viool speelde.

Natuurlijk ben ik 'op dit onwaardig gesoebat om mee te knoeien niet ingegaan. Stel U voor: een kantonrechter beschuldigt U van roofmoord, gij vindt dat gruwelijke lasterpraat, de man weet dat, maar geeft U geen kans tot verweer, wijst uw récht op het officieel indienen van dit verweer van de hand, verklaart U meteen na 14 dagen strafwaardig, en „straft" U ook metterdaad, en laat dan langs een omwegje U vertellen: erken nu maar, dat ge de facto U aan de straf onderwerpt, dan is 't zaakje weer in orde.- voorloopig; en stel U dan meteen maar voor, dat de rechter had gezegd: ik sprak recht in den naam van den Heere Tsebaoth Wat zoudt ge van den sinjeur zeggen? En van zijn , , leiding des H. Geestes"?

Let wel: ik heb tijdens de schorsing niets gedaan, waaruit bleek, dat ik ze niet de facto erkende. Niet dat ik het zóó noodzakelijk vond; integendeel: een schorsing als de mijne, die zóó apert ingaat tegen Schrift en kerkorde (verscheiden rechters spraken dat indirect reeds openlijk uit) behoefde niet worden erkend, ook niet „de facto". Maar ik kon destijds niet preeken, en ook geen college geven of tentamens afnemen. Met andere woorden: de heeren kregen geen kans te zeggen: de facto erkent hij de schorsing niet.

Maar een briefje: ik buk, ik buk, dat zou al voldoende zijn geweest? Als de man maar bewees, te bukken, niet zoozeer voor Gods Naam, als wel voor de aanroepers van Gods Naam!

Het is wanbestuur, anders niet,

K. S.

Even vastleggen.

Het gebeurde op de vergadering van predikanten der Geref. Kerken in Zuid-Holland, welke gehouden werd in December 1942, in Den Haag.

Daar kwam prof. dr J. Ridderbos de leeruitspraken van 1942 toelichten. En één der eerste debaters was wijlen prof. dr S. O. Los.

Nu zullen er niet velen zijn van hen, die dr Los gekend hebben, ook op zijn „ouden dag", die niet zullen toestemmen, dat deze eenvoudige vrome geleerde, met zijn gaaf en oprecht karakter, door God begiftigd was met een wonderlijk-sterk geheugen.

Er zijn er wel, in en buiten de Residentie, geweest, die (wijl hij bezwaard was) van hem durfden te beweren: , , och, hij wordt kindsch..", maar ieder, die hem van nabij kende, weet: dat was gelogen. Laster, anders niet.

Welnu, deze beminnelijke debater, met zijn stalen geheugen en sobere, klare woordkeus, waardoor hij 't zijn opponenten in zekeren zin niet gemakkelijk maakte, vroeg den hooggeleerden spreker, wat hij hiervan dacht: hij (Dr Los) herinnerde zich nog heel duidelijk, dat hij vlak na 1905 een intiem gesprek gehad had met prof. dr H. Bavinck (gelijk ge weet; de geestelijke vader van de verklaring van 1905), waarin deze hem gezegd had, hierom zoo blijde te zijn met deze verklaring, omdat hij, die zag als „pacificatie-formule".

Prof. Ridderbos, die dit juist in zijn referaat min of meer betwist had, lachte wat verlegen, bij de beantwoording van deze vraag, en maakte zich er van af, door een redeneering van deze soort: , , Och, het is altijd gevaarlijk, zich te beroepen op intieme gesprekken. En gij, mijn hooggeachte collega, zijt al zoo oud, dat Uw geheugen misschien niet zoo erg betrouwbaar meer is; ik hecht dus niet veel waarde aan die bewering", ('t Werd waarschijnlijk iets vriendelijker gezegd, meer diplomatiek ingekleed; maar daar kwam het toch op neer).

Doch juist in verband met het feit, dat van synodocratische zijde stelselmatig ontkend wordt, dat de verklaring van 1905 bedoeld zou zijn en gewerkt zou hebben als pacificatieformule, leek het mij goed, nu dr S. O. Los van ons is weggenomen, dit even vast te leggen.

Ik, die de laatste jaren zijn wijkpredikant Vv-as, heb nooit iets gemerkt van , , seniele aftakeling" bij dezen frisschen geleerde, over wiens belezenheid en geheugen ik me steeds weer verwonderde.

En ik twijfel er niet aan, of ook dit was in dat geheugen volkomen gaaf bewaard geble­

ven!

J. Smelik.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's