Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

om U dit land te geven. Doch het vierde geslacht zal herwaarts wederkeeren. Genesis 15 i 7, 16.

Toezegging en toeëigening zijn onderscheiden,

Het beloolde land.

Wij allen kennen die uitdrukking. Aan Abraham is het land Kan^an^ toegezegd. Toegezegd door den God, Die spreekt en het is er. Die gebiedt en het staat er. Door den God, Die over alle dingen beschikt, wiens eigendom de gansche aarde is, en mitsdien ook het gebied tusschen Eufraat en Nijl.

Als die God aan Abraham , , dit land" belooft, en het hem „geett", dan mag Abraham verklaren: dit land is van tnij. Hij moet ook zoo spreken, want de belofte Gods vraagt geloof, en wil niet verworpen wezen.

Abraham heeft de belofte. Zij kwam tot hem als vader der geloovigen. Sedert die belofte „heeft" hij „dit land", dit beloofde land. Hij „heeft" het „in Christus". Want niet alleert heeft God dit land noodig om er de kerk te doen wonen, en zoo straks, de plek gereed te zien maken, die de kribbe en het kruis behoeven. Maar ook heeft Abraham God geloofd, en het is hem gerekend tot gerechtigheid. En zoo mocht hij voortaan van dit land zeggen: het behoort tot die goederen, die ik en de mijnen, die derhalve wij „in Christus hebben".

Maar hetgeen wij , , in Chri/tus hebben", dat moet de H. Geest ons nog „toeëigenen". Al wat wij „in Christus hebbetf' wil de H. Geest ons toeëigenen, in den weg van het geloof, dat in den tijd de rechtvaardigmaking ons deel doet vrorden.

Ook „dit land" moet de H. Geest Abraham toe-eigenen. Hij zal dit doen, door den weg te banen voor het Woord, dat, eenmaal in de wereld uitgezonden, een mes wordt, dat naar twee kanten snijdt. Dat Woord zal de uit Abraham te verwekken kinderen brengen onder het verbond; het zal zóó onder die verbondskinderen schifting brengen: het zal een reuk des levens zijn den één, een reuk des doods den ander. En het zal ook , , de wereld" aangrijpen! het zal de oppositie van Egypte en ook van het Amorietenvolk wakker roepen, en zoo de maat der ongerechtigheid bij dezen vol doen worden.

*** En eerst als dat gebeurd is, zal Abraham, d.w.z. zullen zijn nakomelingen, die het geloot bewaren, en die niet behooren tot het meerendeel, dat in de woestijn terneergeslagen wordt en waarin God geen welbehagen hebben zal, , , dit land" in handen krijgen.

Dat zal nog ruim vier eeuwen duren. Reken , , een eeuw" voor , , een geslacht", — dan zal eerst het •, , vierde geslacht" uit slavernij, jawel, want die komt eerst nog, herwaarts wederkeeren. Dan vallen Jericho's muren door het geloof. En door dit geloot, dat de H. Geest werkt, en waarmee Hij de sleutelpositie van Kanaan (Jericho) zijn Kerk in handen geeft, door dit geloof zal de H. Geest Abraham „toeëigenen" wat hij en de zijnen , , in Christus hebben". Ook , , dit land".

* De tijd is lang: vierhonderd jaren, ruw geschat. In dien tijd zal Abrahams geslacht pelgrimeeren, zal hij van zijn eigen land een paar meter gronds voor een graf moeten koopen, zal zijn bezit bezet bezit zijn, en zal de Amoriet en later de Egyptenaar zijn kinderen onderdrukken. Abraham de bezitter? Jawel. Maar de Amoriet de bezetter! Totdat de maat der Amorietenzonde vol is. Tot zoolang woont Abraham, en woont de Kerk, in bezet gebied.

Gelijk ook wij vandaag wonen in bezet gebied, ongeacht elke oorlogsverklaring, en élk vredestractaat. , , Alles is Uwe", zegt ons de Schrift. Een nieuwe aarde, d.w.z. de oude, maar dan vernieuwd, is onze. Maar veel meer dan vierhonderd jaren zal de Antichristelijke voorhoede, en zal straks de Antichrist zelf onze aarde bezet houden. Totdat zijn zonde-maat vol is. Zóó lang. En al dien tijd zullen wij vreemdelingen en pelgrims zijn. Ons „hebben"in-rèchten zal in de „feiten-van-den-dag" geen bewijs vinden. Wel eeni luidruchtige tegenspraak. Wij zijn nog altijd in dezelfde positie als het kroost van Vader Abraham. Want — zijn wij niet zijn kroost?

Maar dan blijkt uit dit concrete voorbeeld, dat toezegging en toeëigening twee onderscheiden zaken zijn. Dat er een tweeërlei schenking is: een schenking in belofte, èn een schenking in vervulling der belofte. En zoo ook een tweeërlei „hebben"; een hebben in toezegging, èn een hebben in toeëigening van het toegezegde.

Dat sta den kinderen van Vader Abraham voor oogen, zoo vaak zij in den doop tot Abrahams positie ingaan, en met hem onderduiken in de wateren, die het tegenbeeld van den zondvloed zijn (1 Petr. 3). De Kerk van Abraham „heeft" „in Christus" goederen. Zij „heeft" ze in de schenking-der-belofte. En onze vaderen grijpen dan moed, en roemen van de kinderen:

zij hebben de zaligheid; of

zij hebben het eeuwige leven; of ook

zij hebben den H. Geest,

zij hebben het Koninkrijk der hemelen; zij hebben de rechtvaardigmaking, de heiligmaking,

de heerlijkmaking.

Maar dit „hebben", waarop geen enkele uitzondering bestaat, is het hebben-in-de-foezegging. De H. Geest is den kinderen, niet minder dan den volwassenen, toegezegd. Zij hebben dus dien Geest. In eerste schenking.

In de schenking der belofte.

Maar wie nu zou zeggen:

derhalve hebben die kinderen (zij het dan met te verwaarloozen' uitzonderingen) reeds deü H. Geest ontvangen in de twéêde schenking, zij zijn reeds wedergeboren, die zou even dwaas zijn, als wie van Abraham gezegd had: hij „heeft" Kanaan, in schenking der belofte, dus heeft hij het al in handen.

Zou toezegging en toeëigening hetzelfde zijn?

Of wie nu spreken zou;

de kinderen moeten krachtens de belofte bejegend worden als kinderen, die den Geest ontvingen in de tweede schenking (die der werkelijke wedergeboorte), die zou even dwaas zijn, als de man, die in het interim der ruim vierhonderd jaren van daar straks Abraham had bejegend als den bezitter niet alleen, doch ook den bezetter reeds van Kanaan.

Hem zoo bejegenen?

Maar heeft hij niet een graf gekocht voor Sara? Zoo heeft hij zijn , , vorstin" bejegendi

En heeft hij niet gevochten tegen de Amorieteni-cultuur, die, heidensch-humanistisch als ze was, de harten van zijn kinderen vaak , , bezette"? Zóó erg , , bezette", dat Ezechiël (hoofdstuk 15) later typeerend zoggen en striemen moet: Uw vader was een Amoriet! d.i. uw jeugd heeft hij geïnfecteerd met heidendom en zonde. Het ware wel zeer gevaarlijk. Abrahams kinderen te bejegenen als kinderen, aan wie de H. Geest reeds de wedergeboorte had volbracht, die wedergeboorte, die het geloot brengt, dat Kanaan in handen krijgt.

* Lees dus Uw doopsformulier weer, gij kerkmensch. En bedenk, dat toezegging en toeëigening twee zaken zijn.

Altijd.

Wanneer een land in geding is tusschen Kerk en wereld (het beloofde land).

En ook wanneer eenjiart en Beest (het kinderhart). in geding is tusschen Geest

Toezegging en toeëigening zijn twee.

Maar het geloof is de band, door God te leggen, en niettemin van ons geëischt, de band, die deze twee aan éénen smeedt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's