Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT EN DOOR OF VOOR EN ZONDER HET GELOOF.

VI.

door Prof. Dr S. GREIJDANUS.

Niet alleen ons Doopsformulier zou wijziging moeteii ondergaan-bij de door de Synode yan 1942 gedane leeruitspraken met de op haar last uitgegeven Toelichting en het door haar opvolgster van 1943 e. v. j. aan kerkeraden en bezwaarden toegezonden, en daardoor feitelijk voor haar rekening genomen Praeadvies, wanneer men van dien kant rond en eerlijk handelde, maar ook de Heidelbergsche Catechismus in zijn Sacramentsleer. Want deze zegt in antw. 65, dat de Heilige Geest het door Hem gewerkte geloof sterkt door het gebruik van de Sacramenten. Daarin ligt niet alleen, dat het geloof aanwezig moet zijn, zal deze geloofssterking uit of door het Sacrament verkregen of genoten kunnen worden, maar dat dat geloof daarbij werkzaam wezen moet. Want dat antwoord luidt niet, dat de Heilige Geest het geloof sterkt door de toediening van de Sacramenten, maar door het gebruik daarvan. Er kan eene toediening van Sacramenten zijn, zonder een gebruik van Sacramenten. Toediening en gebruik zijn onderscheiden. Bij toediening, is de ontvanger passief, werkeloos, bij gebruik echter actief, werkzaam. Door toediening en gebruik wordt het toegediende en gebruikte in zijn wezen niet veranderd. Maar door het gebruiken of niet-gebruiken wordt het effect van het toegediende bepaald of mee beheerscht.

Dat we in deze richting hier dit Catechismusantwoord moeten verstaan, blijkt ook uit het volgende antwoord, op de vraag, wat Sacramenten zijn. Want dan wordt o.m. gezegd, dat God ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies des te beter te verstaan geven en verzegelen wil. Die Sacramenten hebben dus tot inheud eene belofte. Nu richt zich eene belofte tot ons bewustzijn, tot ons verstand, tot ons denken, opmerken, overleggen, redeneeren. Om dus, naar onzen Catechismus, de sterking des geloofs uit of door het Sacrament te ontvangen, moet er door ons bewustzijn met dat Sacrament gewerkt worden. Anders blijft dat Sacrament wel Sacrament. Maar dan zouden wij er de geloofssterking niet uit verkrijgen. Dan zou er geen gebruik van dat Sacrament bij ons zijn, en het heilseffect dus achterwege blijven, zoo niet nog bovendien eene vloekwerking er uit ons verderven.

Dat, is duidelijk de bedpeling van dit Catechismusantwoord, daar het verder spreekt van een door het gebruik der Sacramenten des te beter te verstaan geven en verzegelen van de belofte des Evangelies. Verstaan is tSch verstandswerk. Verstaan doen we met ons bewustzijn, met ons kenvermogen, met ons denken, met ons verstand, al werken daarbij ook al onze zielekrachten en lichamelijke energieën en gesteldheden mede. Hieruit kunnen we duidelijk zien, dat onze Catechismus leert, dat de geloofssterking uit of door het Sacrament niet geschiedt dan door bemiddeling van onze eigene geestelijke werking, door bewustzijnsactiviteit onzerzijds met die Sacramenten, door geloóvige bezigheid bij ons omtrent die Sacramenten.

Dat is het wat in de bezwaarschriften aangeduid wordt met den naam van cönditioneelen vorm, dat God in de Sacramenten Zijne Evangeliebelofte tot ons brengt in cönditioneelen vorm. Dr H. Bavinck formuleert dit in zijn Dogmatiek op deze wijze: , , Eigenlijk zijn er in het foedus gratiae, d.i. in het Evangelie, hetwelk de bekendmaking van het genadeverbond is, geene eischen en geene voorwaarden.... Maar toch neemt het genadeverbond in zijne bediening door Christus dezen eischenden, voorwaardelijken vorm aan, om den mensch te erkennen in zijne redelijke en zedelijke natuur", 11^, blz. 242. Dat heeft met Remonstrantisme niets te maken, zooals onkundigen, ook wel onder predikanten en zelfs doctoren in de Theologie, echter toch wel meenén en het voorstellen. Maar om voedsel te gebruiken en daar nuttigheid van te hebben, moet men zijn mond gebruiken, dat voedsel eten. Dat is nu eenmaal de door God bestelde weg, om door voedsel gesterkt te worden; we moeten dat voedsel gebruiken, het eten. Dat is de conditioneele vorm, waarin Gpd ons Zijn voedsel schenkt. Wil iemand dat vbedsel niet gebruiken, niet eten, zijn mond daarbij niet openen en bewegen, dan blijft dat voedsel wel hetzelfde voedsel. Dat verandert in zijn wezen of hoedanigheid niet door ons gebruiken óf niet-gebruiken ervan. Maar bij niet-gebruik genieten wij er de sterkende werking niet van. Daarvoor is noodig het gebruiken. Maar door dat gebruiken verdienen wij dat voedsel niet. Door dat eten maken wij ons dat voedsel niet waardig, noch die er door te bekomen sterking. Van verdienste kan hierbij geenerlei sprake zijn, en zelfs geene gedachte. Maar toch, willen wij die spijze niet gebruiken, niet eten, dan zullen wij er ook niet door verzadigd worden. Want dat eten, dat gebruiken, die werkzaamheid van onzen mond en onze spijsorganen, heeft God nu eenmaal gesteld als weg, als middel, als conditie, om door Zijn voedsel, dat Hij uit genade ons schenkt, gespijzigd, verzadigd, gesterkt te kunnen worden. En aan die oröinantie Gods hebben wij ons te onderwerpen en 'te houden, willen we niet, ook bij eene van keur van spijzen volstaande tafel, omkomen van honger.

De Heilige Geest wil het geloof door de Sacramenten sterken door hun gebruik onzerzijds. Hij wil door die Sacramenten de belofte des Evangelies 'ons te beter te verstaan geven en verzegelen. Vraag 67 van den Heidelberger luidt: Zijn dan beide, het Woord en de Sacramenten, daarhenen gericht, of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op-den eenigen grond onzer zaligheid wijzen? En antw. 67 zegt dan: Ja zij toch. Dus Woord en Sacramenten zijn één.'Van inhoud. Zij bevatten beide dezelf­ de Evangeliebelofte. En zij wijzen het geloof op de offerande van Jezus Christus. Dus moet dat geloof er niet alleen wezen, maar het moet ook zien, zien op den Christus aan het kruis, dus werkzaam zijn om het heil uit die Evangeliebelofte te genieten. Want , , wijzen" veronderstelt zien, het gebruiken van zijn oogen. Zoo spreekt ook antw. 67: de Heilige Geest leert ons in het Evangelie, en verzekert ons door de Sacramenten. Verzekeren is wederom eene werkzaamheid die zich richt tot ons bewustzijn, tot ons kennend leven. Om door iets of iemand van iets verzekerd te worden, moeten we ons verstand, ons denken, ons bewustzijn gebruiken en werkzaam doen zijn. Dat is nu eenmaal de door God voor onze verzekerdheid gestelde en verordende weg, het conditioneele middel. Zoo is de Sacramentsleer van onzen Catechismus in dit opzicht.

Deze leer der Sacramenten van den Heidelberger bedoelt hij nu natuurlijk als doorgaande of geldende ook bij Doop en Avondmaal in het bizonder. Anders konden deze volgens hem geen Sacramenten zijn, of hij had in Zondag 25 geene algemeene Sacramentsleer gegeven. Wie I dan ook de Zondagen 26 en 27 over den Doop lezen, en v/iUeii voorstellen, zonder daarbij steeds als achter- of ondergrond Zondag 25 te lateri gelden, en die beide Zondagen nemen als stonden zij los van het in Zondag 25 over de Sacramenten in het gemeen gezegde, verstaan den Catechismus in zijne doopsleer niet, en geven daarvan geene rechte voorstelling. Dat is uit den aard der zaak zelve duidelijk en vanzelfsprekend. Maar ook in vr. en antw. 69 wordt het nog onmiskenbaar aangegeven. Want daar wordt gevraagd: Hoe wordt gij in den Heiligen Doop vermaand en verzekerd? Bij den doop is dus eene vermaning en eene verzekering. Dat zijn wederom werkzaamheden die zich richten tot ons bewustzijn. Dan worden wij op iets opmerkzaam gemaakt, daar wordt iets tot ons gezegd. Wat die vermaning en verzekering ook mogen inhouden, en op welke wijze zij mogen geschieden, maar zij hebben het met ons bewuste leven te doen, houden zich bezig met ons als niet bewustzijn, rede en wil begiftigde en werkzame wezens. Om van die vermaning en verzekering nut te trekken, moeten wij ons kenleven, onze bewustzijnskrachten, ons denken en verstand in werking zetten, onze opmerkzaamheid, ons nadenken en oordeelen, zelfs ook onzen wil, activeeren.

En antwoord 69 luidt dan weer: Alzoo, dat Christus.... toegezegd heeft. Eene toezegging is eene belofte, is eene woordelijke mededeeling van verblijdenden inhoud. Wel geschiedt bij den doop, evenals bij het Avondmaal, en in het algemeen bij de Sacramenten, deze toezegging door afbeelding, schildering of teekening voor het oog. Maar dan toch zoo, dat het woord voorafgaat, het Evangeliewoord, waarbij de Sacramenten komen als zegelen. Die afbeelding door het Sacrament is dus eerst te kennen gegeven en verklaard door het gesproken Evangeliewoord. Terwijl ook bij de bed.ening van het Sacrament nog gesproken wordt, om den zin dier teekening te doen verstaan. Ook in of door den doop zegt God iets toe, d.w.z. geeft Hij eene belofte, richt de Heere ZJch dus tot ons bewustzijn. -

Door Zijn doop werkt God maar niet in ons binnenste, buiten ons bewustzijn om. Natuurlijk zou. Hij dat wel kunnen, als Hij dat wilde, evenals Hij de wedergeboorte en het geloof in ons

werkt zonder onze eigen bemiddeling, als rechtstreeks, zij het dan ook het geloof door ons gehoor of hooren van het Evangelie, antw. 65. Maar bij de Sacramenten werkt Hij anders. Ook bij den doop. Dan schakelt Hij a.h.w. ons geloof in, onze geloofswerkzaamheid, ons geloovig en gehoorzaam bewustzijnsleven, geeft Hij eene toezegging. Zijne belofte, die wij met ons geloof aannemen, aangrijpen moeten, om er den troost, het heil uit te genieten. De versterking des geloofs door Sacrament en Doop gaat niet buiten onze geloofswerking om, maar a.h.w. daardoor heen. God gebruikt dan om zoo te zeggen onze eigene geloofsactiviteit om ons die geloofsversterking door Zijn Sacrament en Doop en Avondmaal te doen toekomen en ervaren en genieten. Hij doet ons eene toezegging, zij het dan al door aanduidingen, teekenen, afbeelding, maar door Hem vooraf in Zijn Evangelie ons verklaard, welke wij dus in ons bewustzijn moeten opnemen, en waarmee wij door bewustzijnsactiviteit moeten werkzaam zijn, en die ons niet anders kan bemoedigen en verblijden en aldus opwekken en sterken, dan doordat wij haar geloovig aanhooren en aannemen of aangrijpen, met geloovend en vertrouwend opmerken, nadenken, overleggen, kennen, verstaan.

De doop is van Gods kant niet eene werking die mij innerlijk wascht door Christus' bloed en Geest. Die doop is niet die wassching of reiniging zelve. Hij is, zegt antw. 69 eene toezegging van Christus, dat ik zoo zekerlijk met Zijn bloed en Geest van alle mijne zonden gewasschen ben, als ik uitwendig met het water gewasschen ben. Eene toezegging of verzekering dus, niet die reiniging of wassching zelve. Wel eene toezegging of verzekering, dat die geestelijke wassching of reiniging geschied is: dat ik zoo zekerlijk gewasschen ben. Maar het veronderstelt natuurlijk, dat ik tevoren den Heere Christus als gekruisigde voor onze zonden en als wederom opgestane door het geloof heb erkend en aangenomen als mijn Heiland. Want de Sacramenten werken niet het geloof, zooals het Evangelie, d.w.z. de Heilige Geest door het Evangelie, maar versterken het, volgens antw. 65. Wij mogen dus het; , , dat ik zoo zekerlijk gewasschen ben", daarvan niet losmaken. Aan vr. en antw. 69 e.v.v. gaan vr. en antw. 65 e.v.v. vooraf. Dat mag niet vergeten worden. De leer van Doop en Avondmaal in den Heidelberger rusten op die der Sacramenten. Zondag 25 staat vóór Zondagen 26—30, en wel zóó, dat Zondag 25 a.h.w. de inleiding is op die van 26—30, de algemeene karakteriseering daarvan geeft, datgene wat bij de uiteenzetting van den Doop en Avondmaal in Zondagen 26—30 als grondslag moet bewaard en vastgehouden en voor den geest gehouden moet worden.

Met den doop vermaant en verzekert de Heere, en geeft Hij eene toezegging, die dus voor hare heilsuitwerking door ons geloovig aangegrepen moet worden om er in ons bewustzijn geloovig mee werkzaam te zijn. God schakelt bij de geloofssterking door den doop ons eigene geloovige bewustzijnsactiviteit in als instrument of middel, want die doop is een Sacrament, is niet het Evangelie zelf, maar daarvan eene afbeelding of beteekening.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1945

De Reformatie | 8 Pagina's