Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het orgelspel in den huwelijksdienst.

In ons kerkelijk leven zijn nog al eens dingen op te merken waaraan wij gewend zijn geworden; waarin wij verstard zijn geraakt. Gaat men ze rustig onder de loupe nemen dan komt men tot de slotsom, dat ze niet juist zijn. Zoo is ons bijv. onder de aandacht gebracht, dat de dienst der offeranden een opzichzelf staand onderdeel van den Eeredienst moet zijn, evenals het lovend of biddend zingen. Ds G. Koenekoop, toentertijd nog te 's Gravenmoer, leverde daarover (nu circa 4 jaar geleden) eenj belangrijk referaat op een Diaconale Conferentie. Het is jammer, dat door de vele andere zaken, die op het kerkelijk erf in geding waren, deze reformatorische stem is gesmoord en dat ze geen weerklank gevonden heeft in onze kerken. Dit referaat, destijds in druk verschenen bij Kok, doch geheel uitverkocht, zou bij een nieuwen druk een bijdrage kunnen: zijn tot een goede brde in de liturgie van onzen Gereformeerden Eeredienst.

Een vreemde gewoonte is ook ingeslopen, en hierop v/ilde ik in dit artikel eens wijzen, in den Dienst des Woords bij de bevestiging van een huwelijk. Het is tot een vrijwel vast gebruik geworden, ook in onze Gereformeerde Kerken, dat in zulk een huwelijksdienst wereldlijke muziek gespeeld wordt, zulke muziek dus, die ganschelijk niet in onzen Eeredienst thuishoort en; die er alle hoedanigheden voor mist. Ik behoef slechts te herinneren daaraan, dat bij den aanvang van den dienst het bruidspaar binnengeloodst wordt met het „Treulich geführt" oftewel het Bruidslied uit het Lohengrin, liefst nog bijzonder gelokt door een bibberenden tremulant. — En na het Votum aan het einde van den dienst boSit ge al dra de eerste tonen van den Hochzeitsmarsch.

Nu wil men mij misschien er aan herinneren, dat dit indragen van de wereldlijke muziek in den Eeredienst ook vroeger is geschied. Wat is er gebeurd met onze psalmwijzen? Wat met verschillende liederen in den Duitschen Reformatietijd? Moet Luther niet eens de uitspraak hebben gedaan, dat hij niet alle schoone wijzen aan den duivel wilde overlaten? .

Op deze vrager^^moet ik antwoorden: Inderdaad. Maar daarmede acht ik mijn stelling niet omvergeworpen. Neem onze psalmmelodieën. Het waren volkswijzen, maar wijzen, in hun soort, in hun rhythmiek, zéker schóón. En door de toevoeging van het berijmde Godswoord — ik zou willen zeggen: gekuischt, vervolmaakt, verduurzaamd, ja, geheiligd. Zóó behielden ze in de KERK hun waarde, bleven ze werkelijk BEwaard. Terwijl ze in het PUBLIEKE LEVEN, in het leven van de straat, verloren gingen, vergeten werden, waardeloos gemaakt werden. Zooals ook nu nog elk volksliedje, elke straatdeun gedoemd is tot spoedig vergaan, om verdrongen te worden door een ander, dat even snel verdwijnt. Hierin ligt dus wel een groote tegenstelling met de wereldlijke muziek, die wij thans, in de Kerk zien binnengedragen. Het , , Lohengrin" op zichzelf is onvergankelijk, ook in het publieke leven, in de concertzaal, in het operamilieu. Maar juist daarom is deze muziek, wier schoonheid „van deze wereld" is, niet de onze, niet die, welke wij op ons kerkelijk erf in onzen Dienst des Woords, de gebeden en lofzeggingen, mogen dulden of helpen indragen.

Ook onder de organisten zijn misschien maar weinigen zich bewust, wat zij op dit terrein misdoen. Staan zij misschien ook mede schuldig aan het feit, dat in de gedachtensfeer van o zoovelen een huwelijksdienst omlaag gehaald wordt tot een soort , , wijdings"-dienst, waarin meer het accent gelegd wordt op bijkomstigheden dan op de bediening van het Woord? Gebeurt het niet al te vaak — om in zijdelingsch verband nog eens iets te noemen — dat een , , solo" of een „zangclubje" op het , , programma" staat? In den regel wel na afloop van den Dienst, maar toch bedoeld als een , , hoogtepunt" en ook als zoodanig aangevoeld. Zie, als deze dingen toegelaten worden en een zeker burgerrecht verkrijgen, dan voel ik daarin een onze Kerk binnendringende verwereldlijking, die de organisten helpen bevorderen.

Ik noem nog iets. In de kerkelijke pers van enkele jaren geleden is al eens geschreven over de al-of-nietwenschelijkheid- en mogelijkheid, om huwelijken te bevestigen op den Zondag, in aansluiting aan een kerkdienst. Theoretisch is dat inderdaad mogelijk, zoo komt het mij voor. Zou de dienstdoende organist er niet intuïtief van terugschrikken om dan het bruidslied te spelen? Mij dunkt, elke uiterlijkheid zou automatisch verdwijnen, we zouden vanzelf teruggeroepen worden tot den soberen maar schoenen inhoud van onzen Ger. Eeredienst. Naast deze principieele kwestie is het voor de organisten ook nog de moeite van overwegen waard, of het — en dit geldt ook in algemeenen zin "—• wel juist is, om instrumentale muziek, , , bewerkt" voor or'gel, uit te voeren. Dit zou een afzonderlijke beschouwing waard zijn, waarbij dan de rijkdom of armoede inzake onze Gereformeerde kerkmuziek en wat op dit gebied beschikbaar" is, bezien kan worden.

Maar — als we het er mee eens zijn, dat hier een principieele zaak in geding is, dan rijst de vraag: Wat kan men dan wèl speler! bij trouwdiensten? Want er is toch geen geëigende muziek voor zulk een dienst?

Daarop antwoord ik: Als men zich voorstelt, dat het huwelijk op den Zondag wordt bevestigd; als de organist zich indenkt, dat hij in een kerkdienst zijn werk verricht, dan blijft hij ook , , dicht bij huis" en zoekt hij aansluiting bij onzen psalmbundel, en tracht hij het bruidspaar meer , , geestelijk" , , in het gevlei" te komen dan met het bruidslied het geval is. Hij maakt hun de stemming des harten meer bewust bijv. met een koraalbewerking of een fantasie over „Loof, loof denl Heer, mijn ziel, met alle krachten".

En als hij er van doordrongen is, dat een , , trouwdienst" niets anders is dan Eeredienst, Dienst des Woords, èn lofzegging en gebed van de gemeente des Heeren, niets anders dus dan een gewone kerkdienst op den Zondag, dan hoedt hij zich vcor alles wat geen reformatie, doch deformatie is.

Rijswijk Z. H.

R. Huizenga

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's