Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

ONTVANGEN VAN DEN HEILIGEN GEEST, GEBOREN UIT DE MAAGD MARIA.¹)

In de Heilige Schrift wordt de maagdelijke geboorte duidelijk geleerd.

En de kerk van alle eeuwen heeft dit getuigenis aanvaard. Het geloof in de boveimatuurlijfce geboorte draagt geen oecumenisch karakter. Oecimienisch is niet alleen het contact zoeken met de Kerk van deze eeuw, maar tevens met de Kerk van alle eeuwen Het kan oecumenisch zijn, met een oecumeni'che beweging niet mee te gaan. En een oecumenische beweging . kan een onoecumenisch karakter dr.agen. Zoo kan ook Bornhauser zeggen: De uitzichten, ook de Roomsche Kerk voor de oecumenische beweging te winnen, zijn zeer gering. Zij zouden heelemaal tot'het nulpunt dalen, wanneer de belijdenis van de maagdelijke geboorte als onzeker of ondergeschikt zou worden beschouwd. Nooit zou de Roomsche Kerk, die heden zich gereedmaakt, om de hemelvaart van Maria te dogmatiseeren, voor een vereeniging te vinden zijn, waarbij het ja des, geloofs aan den Zoon der maagd onzeker zou zijn. Hetzelfde geldt van de Kerken in het Oosten. Zij laten zich de moeder Gods niet ontnemen. En reeds zijn stemmen opgegaan, dat inderdaad hun de mogelijkheid van samengaan zou worden ontnomen, wanneer de belijdenis der maagdelijke geboorte zou worden - aangetast. Niet anders staat het met het derde groote kerklichaam, de Anglicaansche Kerk, nie| anders bij het in het wereldconvent vereenigdé Lutherdom en niet anders bij al de andere Kerken en gemeenschappen, die van den Bijbel leven.

Het zou veel te ver voeren, om aan te toonen, dat alle eeuwen door de maagdelijke geboorte door de Kerk is aanvaard.

Wij volstaan er derhalve mee door na te gaan, hoe in de eerste eeuwen de Kerk ten opzichte van de maagdelijke' geboorte heeft gestaan. Daarna, hoe dit stuk in de Kerken der Reformatie is ontvangen geworden.

Aangaande de geschiedenis van de oudste symbolen der Christelijke Kerk is er nog veel, wat duister is. Veel wordt gestreden over de vraag naar den oorsprong, aard en ontwikkeling der oudste belijdenisschriften. Over het algemeen neemt men aan, dat de apostolische geloofsbelijdenis, zooals wij die kennen, ont­ staan is aan-het einde van de 5e of aan het begin van de 6e eeuw. Evenwel ligt daaraan ten grondslag een korter symbocjl, dat het oudromeinsche genoemd wordt, waarvan wordt aangenomen, dat het in het begin van de tweede eeuw is ontstaan. Dit z.g.n. verkorte Apostolicum luidde: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, En in Christus Jezus Zijn eenlggeboren Zoon, onzen Heere, geboren uit den Heiligen Geeat en de maagd' Maria, onder Pontius Pilatus gekruist en begraven, ten derden dage opgestaan van de dooden, opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand des Vaders, vanwaar Hij komt om te odrdeelen de levenden en de dooden; en in den Heiligen Geest, de heilige Kerk, vergeving van zonden', de wederopstanding des vleesches.

Zooals men ziet is dit symbool korter, dan het in onze kerken gebruikelijke. De nederdaling ter helle, de gemeenschap der heiligen en het eeuwige leven ontbreken. Maar de geboorte uit de maagd wordt er even duidelijk in geleerd, als in den lateren vorm.

Het is merkwaardig, dat vele moderne geleerden den oorsprong van het verkorte apostolicum tamelijk vroeg stellen. F. Kattenbusch, die een enorm onderzoek heeft ingesteld naar de oudp symbolen, is van meening, dat het oudere apostolicum nog vóór het jaar 100 is ontstaan. • K- Thieme is wel van meening, dat de maagdelijke geboorte nog niet stond in het vermoedelijke oerapostolicum, maar hij geeft toch toe, dat men zich moet instellen op het feit, dat mogelijk bijna alles in het apostolicum echt apostolisch is. Ook geeft hij toe, dat de naam apostolische geloofsbelijdenis een kern van waarheid bevat. Het symbool zal oorspronkelijk 12 artikelen hebben gehad. Ook is het mogelijk, dat een korte forrhule uit den kring der apostelen gekoméïi is.

De waarde van deze erkentenis springt in het oog. Wanneer gezaghebbende geleerden aannemen, dat het oudere apostolicum plm. 100 a 120 na Christus ontstaan is, dan ligt daar in, dat het leerstuk veel vroeger reeds bekend is geweest. Want het is duidelijk, dat in een geloofsbelijdenis geen nieuwe en vreemde leerstukken worden 'opgenomen. Ook het feit, dat dit belijdenisschrift zeer kort is, is een getuige van het belang dat door de Kerk in het begin van de 2e eeuw aan dit leerstuk werd gehecht.

Hiermede is in overeenstemming het getuigenis van de kerkvaders in de tweede eeuw. Niet allen vermeldden de maagdelijke geboorte. Dat is op zichzelf niet te verwonderen. Hoe dikwijls zou tegenwoordig de maagdelijke geboorte in preeken en stichtelijke geschriften voorkomen?

Justinus Martyr, die omstreeks 150 zijn Apologie opstelde, beschouwt de maagdelijke geboorte van fundamenteele beteekenis, verdedigt haar tegen Joodsche en Heidensche aanvallen. Bij hem vinden we telkens' christologische opsommingen, waarin de maagdelijke geboorte voorkomt. We komen uitdrukkingen tegen als: Jezus Christus, God zijnde en mensch geworden door de maagd, door de maagd voortgebracht, door de maagd als mensch ontvangen.

Ook in de apologie van den Athener Aristides, plm. 140 ontstaan, wordt de maagdelijke geboorte beschouwd als een van de fundamenteele feiten van het christendom. Bij hem vinden wij de uitdrukking: die in den Heiligen Geest van den hemel ^daalde en van een joodsche maagd vleesch nam en aantrok.

Ook bij Ignatius, bisschop van Antiochië, die in 117 den marteldood stierf, vinden wij'rnèer dan eens de maagdelijke geboorte vermeld. Zijn getuigenis is van veel waarde. Hij is geen neophyt, maar bisschop van de Kerk van Antiochië, de moederkerk van de Heiden-christenen. De herinnering van zulk een persoon gaat vele jaren terug. Bij hem komt de maagdelijke geboorte niet voor als een ongewoon iets, maar als iets vanzelfsprekends. Hij strijdt tegen de doceten. Tegenover hen zou het voldoende zijn te zeggen, dat de Heiland geboren was van een vrouw. Maar hij zegt: geboren uit een maagd. De zin schijnt heel natuurlijk uit zijn pen te vloeien. Bij hem komen uitdrukkingen voor als: Jezus Christus, die uit Maria isi waarlijk geboren uit een maagd; in den schoot gedragen door Maria.

We mogen daarom de conclusie van Machen wel overnemen: een vast en wel geformuleerd geloof in de maagdelijke geboorte vindt men reeds in de eerste jaren van de tweede eeuw. Ook hebben verschillende apocryphe Nieuw- Testamentische geschriften waarde ter bevestiging van de maagdelijke geboorte.

Inzonderheid heeft hier het zg.n. Protevangelie van Jacobus waarde. Dit geschrift dateert uit het midden van de 2e eeuw, heeft ten doel de vlekkelooze reinheid van de maagd Maria van huis uit vast te stellen en met name haar maagdom ook na de geboorte.

Het feit, dat zoo rijke fantasie kon opkomen naar aanleiding van de maagdelijke geboorte van den Heiland, wijst er op, dat dit feit in de Kerk reeds lang mo^t geweest zijn.

Dat wil niet zeggen, dat in de eerste eeuwen de maagdelijke geboorte niet werd bestreden. Prof. Bavinck zegt er van, dat de bovennatuurlijke ontvangenis reeds ontkend werd door de Joden, door de Ebionieten, door Cerinthus, Carpocrates en Celsus.

De Joodsche critiek draagt heel duidelijk het karakter van laster. Daarin is zij een bevestiging van het feit, dat bij de eerste christeiien de maagdelijke geboorte algemeen werd geloofd.

Onder de Joodsche christenen was er één groep, de Nazoreërs, die de maagdelijke geboorte aanvaardden, terwijl een andere groep, de Ebionieten, deze loochenden en Jezus beschouwden als een zoon van Jozef en Maria.

Ook onder de Gnostieken vond de maagdelijke geboorte tegenstand. Dat is reeds het geval bij Cerinthus, die de eerste christelijke gnosticus wordt genoi^md. Volgens Ireneus zou Johannes zijn Evangelie geschreven hebben ter bestrijding van Cerinthus. Evenals de Ebionieten beschouwt Cerinthus Jezus als den Zoon van Jozef en Maria, die door wijsheid en gerechtigheid zich onderscheidde van de overige menschen. Ook Carpocrates ontkende de maagdelijke geboorte, terwijl andere Gnostieken deze aanvaardden.

De bestrijding van de maagdelijke geboorte vindt in de eerste eeuwen meestal zijn oorsprong in philosophische of dogmatische vooringenomenheid.

Wat de Kerken der Reformatie betreft, is er niet getornd aan het dogma der maagdelijke geboorte.

In de Belijdenissen van Luthersche zijde,

wordt de maagdelijke geboorte geregeld geleerd.

Ook in de Gereformeerde belijdenisschriften wordt steeds de maagdelijke geboorte vermeld.

Gezien het getuigenis van de Schrift en de Kerk moet men wel bedenken, wat men doet, wanneer men de maagdelijke geboorte verwerpt. Niet de Kerk, maar de secte heeft de maagdelijke geboorte ontkend. Een oecumenische beweging, die de maagdelijke geboorte facultatief, stelt, mag misschien een groot gedeelte van de Kerk van dezen tijd meekrijgen, maar zij scheidt zich daarmee af van de Kerk van alle eeuwen, zij scheidt zich daarmee af van de waarheid, die in dit stuk klaar en duidelijk door de Heilige Schrift wordt geleerd.

Wanneer de Heidqlberger Catechismus spreekt over den dood van Christus, wordt gevraagd: Heeft dat iets'meer in, dat Hij gekruisigd is geweest, dar> of Hij met een anderen dood gestorven w^re? wordt in het antwoord nadruk gelegd op het bijzonder, op het •vloekwaardig karakter van Christus' dood.

Zoo moeten wij ook de vraag stellen: heeft het iets meer in, dat Christus op deze wonderlijke wijze geboren is geworden, dan dat Hij op andere wijze tot deze wereld was gekomen?

Wie de maagdelijke geboorte ontkent, wil op deze vraag niet ingaan. Prof. van der Leeuw , merkt op, , dat het groote en goddelijke geheim van de vleeschwording des Woords niet ligt in het ontbreken van den menschelijken vader, niet in de maagdelijke heiligheid der moeder, niet in de conceptie zonder vleeschelijke gemeenschap — maar dat Christus geboren is. Daartegenover kunnen wij stellen de meening van prof. Bavinck, dat de bovennatuurlijke ontvangenis niet onverschillig en waardeloos is. Ze staat met de Godheid van Christus, met Zijii eeuwig voorbestaan, met Zijn volstrekte zondeloosheid in het nauwste verband, en heeft daarom ook voor het geloof der gemeente een groote beteekenis. En prof. Schilder oordeelt, dat de kwestie van de maagdelijke geboorte samenhangt met de diepste leerstukken van erfzonde, verhouding eerste en tweede Adam, beteekenis van schepping en tweede schepping, ambtsgedachte.

Wij doen aan de beteekenis van de maagdelijke geboorte tekort, wanneer wij met Barth , deze zien als teeken, als heenwijzing naar de incarnatie.

Teeken en beteekende zaak zijn altijd twee, maar de ma; agdelijke geboorte kan men niet van de incarnatie onderscheiden: ze is er immers een bestanddeel van.

(Wordt vervolgd).


¹) Dit artikel van ds K. Meima te Neede (van de Geref. kerk aldaar) stond nog steeds gezet ter drukkerij uit de dagen van vóór den oorlog. We publiceeren het alsnog: het voltooit de reeks voor onze vroegere abonné's, en laat zich vlot lezen ook voor nieuwere. Redactie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's