Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Eenige critische opmerkingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Eenige critische opmerkingen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

in verband met het rapport in zake de verlangde opheffing van de over Prof. Schilder uitgesproken schorsing"

De Synode houdt niet op in haar Rapporten te betuigen, dat

„jtiet gaat veeleer om een kwestie van orde in de Kerk van Christus, waarbij ieder zich heeft te voegen naar de daartoe gestelde en geldende ordeningen", (pag. 33 van dit Rapport).

Te dien aanzien verklaart zli dan voorts:

„En in het licht van de opvatting, welke de Synode omtrent de beteekenis van artikel 31 K.O. de eenlg juiste achtte, kon een dergelijk doon (bedoeld is als van prof. Schilder, G.) niet anders dan als scheurmaking worden verstaan en beoordeeld". .

Dat artikel 31 is dus wel van groot belang en het moet ons wel terdege interesseeren, welke opvatting door de Synode toch wel wordt voorgestaan.

* Stelt men daarnaar een onderzoek in, - dan stuit men ook hier weer op een allesbehalve vastheid van lijn in de overtuiging.

De eerste interpretatie treffen wij aan in de meergenoemde Mededeelingen der Synode van Sneek— Utrecht. Toen kwam ter sprake het „tenzij", waarbij geen onderwerping aan kerkelijke besluiten volgens artikel 31 K.O. mocht plaats vinden.

Men schreef toen het volgende: ""

.JS'iemand mag zich aan eenig kerkelijk besluit onderwerpen, wanneer hij dat besluit en die onderwerping in strijd zou achten met Gods Woord. Dat is niet hetzelfde als wat in het bovenaangehaalde art. 31. K.O. wordt gezegd. Daar is sprake van iets, dat in strijd is met Gods Woord of de Kerkenordening. We moeten ons er echter wel van doordringen, dat er tusschen de binding aan Gods Woord en die aan de Kerkenordening een niet alleen groot, maar . ook zeer wezenlijlc verschil bestaat".

Het zich niet onderwerpen aan besluiten van kerkelijke vergaderingen wordt dus nadrukkelijk beperkt tot die gevallen, waarin strijd met Gods Woord zich voordoet. Ten aanzien van conflicten- met de Kerkenordening volstaat men er mede te wijzen op het zeer wezenlijke onderscheid, tusschen Gods Woord en de Kerkenorde. Het kan niet anders of deze verwijzing leidt er toe, dat men zichzelf en anderen, bij conflict met de Kerkenordening, niet het volledige recht tot niet-onderwerping toekent.

Geheel in deze lijn ligt ook, wat wij lezen in de Toelichting op het Schorsingsbesluit:

„Zonder eenigen twijfel behoort het tot de grondgedachten van het Gereformeerd Kerkrecht, dat, wanneer iemand in de vaste overtuiging verkeert, dat eenig besluit van een Generale Synode in liinrechten strijd is met Gods Woord, hij zijn consciëntie geweld zou aandoen door dit besluit toch op te volgen, en hij zich derhalve daaraan niet mag onderwerpen".

Ook hier is weer alleen sprake van strijd met Gods Woord en dan ten slotte de nadrukkelijke verzekering: „Maar een dergelijk geval deed zich hier in werkelijkheid niet voor, weshalve het overbodig is over d't punt thans een breede discussie te openen". (Toelichting, pag. 42).

Deze zaak komt er evenwel in dit Rapport anders voor te staan.

Men herinnert nu aan hetgeen de Rapporteerende Commissie ter Synode te Leeuwarden in 1920 opmerkte:

„Zonder eenigen twiifel is de plaatselijke kerk krachtens het kerkverband gehouden zich aan de besluiten der meerdere vergaderingen te onderwerpen, maar natuurliik alleen voor zoover deze bpsluiten met de K.O. zelf niet in strijd zijn".

Derhalve men komt er nu toe ook voor afwijkingen met de K.O. voor kerkelijke vergaderingen het recht van niet-onrlerwerpin? te erkennen. Maar dat moeten dan besluiten zijn, die zeer „e-vident" in strijd zijn met de- Kerkenordening.

Werd dit recht eerst niet erkend, thans dus weer wel.

Werd in bovenstaande verklaringen uit de Mededeelingen van de Svnode Sneek—Utrecht en uit de Toelichting het recht van niet onderwerping aan besltiiten van kerkelijke vergaderingen eenvoudig gesteld b" ..striid met Gods Woord", ook dat verandert weer. Wii lezen nu te dien aanzien:

„Maar het besluit moet dan in strijd wezen met een uitgedrukt Woord Gods", (pag. 19 v.h. Rapport).

Men is in zijn interpretatie van artikel 31 K.O. dus nu zoover gekomen, dat men er van maakt:

„De besluiten der .meerdere vergaderingen zijn voor vast en bondig te houden; en alleen indien zij in strijd bevonden worden met een duidelijke uitspraak van Gods Woord of een duidelijke bepaling der Kerkenordening, mag iemand de vrijheid nemen er zich niet aan te onderwerpen, terwijl hij dan tegelijkertijd bij de bevoegde kerkelijke instantie in appèl behoort te gaan". (Rapport pag. 19 en 20).

Blijkbaar niets veranderlijker dan deze Synode in haar rechtsopvattingen. Terwijl de Kerkenorde spreekt van strijd met Gods Woord en de Kerkenorde zonder meer, maakt men er nu van: duidelijke uitspraken Kan Gods Woord en de Kerkenorde, en beperkt daartoe nadrukkelijk het recht van nietonderwerping. En hoe dit duidelijk dan weer moet worden opgevat blijkt op pag. 18 van het Rapport:

„Blijkbaar wordt hier gedoeld op zulke gevallen, waarin men niet een uitgedrukt Woord Gods of een duidelijk-sprekende bepaling der Kerkenordening kon aanvoeren, doch waarin men, in den weg der redeneering, de beweerde strijdigheid met Gods Woord of de Kerkenordening poogde aan te' toonen, en dan op dien grond meende niet tot gehoorzaamheid aan het besluit der classis verplicht te zijn. De Synode stelt nu vast, dat bij aldien men een dergelijk bezwaar aan de classis voorgelegd heeft, en deze daarna niettemin haar eerste uitspraak gehandhaafd heeft, men zich, ook zelfs in geval van appèl op de Particuliere Synode, voorshands daaraan behoort te onderwerpen".

Nogmaals: de Kerkenorde in artikel 31 spreekt alleen van strijd met Gods Woord en de K.O. zonder meer. Maar dit zou nu volgens deze Synode alleen slaan op die gevallen, dat het zelfs voor een kind duidelijk is, dat er strijd is met de K.O. of met Gods Woord, want men behoeft noch, mag zelfs een redeneering erbij te pas te brengen. Zoodra men ook maar begint te redeneeren over zijn bezwaar, is het mis, dan „voorshands onderwerpen".

Een dergelijk artikel 31 K.O. zou alleen zin hebben bij kerken, die Gods Woord niet nadruklcelijk als norm voor leer en leven hadden gesteld, als grondslag voor al hun handelen, doch niet bij Gereformeerde Kerken.

Dezelfde onvastheid van lijn welke men aantreft in de bepaling van de bezwaren zelf, die het recht geven tot niet-onderwerping, treft men ook aan in de bepaling van het woord „bewegen".

Artikel 31 K.O. verklaart kerkelijke besluiten voor vast en bondig, tenzij deze bewezen worden te strijden tegen Gods Woord en de K.O.

Op pag. 14 van het Rapport licht men de opvatting van Lohman en Rutgers toe, zonder daarop eenige critiek uit te brengen, en verklaart dan:

„Een plaatselijke kerk had volgens hen het volste recht, en dit recht was aanwezig wanneer zij •poor zichzelve (vetgedrukt van mij, G.) bewezen achtte, dat Gods Woord de naleving van een synodaal besluit verbood, met het kerkverband te breken, zonder door die handeling haar karakter als kerk te verliezen en de aanspraak op haar goederen kwijt te raken".

Dit werd dan door Lohman en Rutgers nadrukkeh"ik als recht van de plaatselijke kerk gesteld op grond van artikel 31 K.O.

Wanneer men evenwel op pag. 20 de beteekenis van het woordje „bewezen" uit dit artikel gaat toelichten, dan vaart men op eenmaal een geheel andere koers uit. Men bepaalt dan het karakter van dit woord als „aantoonen" en merkt op „Men „bewust" of „toont" iets aan een ander, niet aan zichzelf" (pag. 20 V. h. Rapport). ^

„Maar in den zin, waarin hiervan in artikel 31 sprake is bij een appèl of een verzoek om revisie aan een mieerdere vergadering, gaat het om het leveren van het bewijs, het toonen van de grondigheid van het ingebrachte bezwaar aan die vergadering. Het feit dat iemand voornemens is en dat voornemen ook heeft bekend gemaakt, om in appèl te gaan of re-visie te verzoeken, maakt het betwiste besluit niet ongeldig, en geeft den - bezwaarde niet hét recht het als ongeldig te behandelen. Hij behoeft zijn bezwaren niet prijs te geven, en mag ze in den geordenden kerkdijken weg inbrengen (over de consciëntie zal men niet heerschen) maar zoolang het besluit met, na geleverd bewijs, is teniet gedaan, , zal ook de bezwaarde de feitelijke geldigheid daarvan hebben te erkennen. Slechts in één geval komt de zaak anders te staan. Wanneer in het kerkelijk leven eene zoodanige deformatie zou zijn doorgedrongen, dat de meerdere vergadering waarbij beroep wordt ingesteld of revisie gevraagd, het Woord Gods niet langer als volstrekten maatstaf aanvaardt, en daarom voor het bewijs, dat daarop is gegrond, onontvankelijk is, dan, maar dan ook alleen, behoeft de bezwaarde, die dat bewijs leverde, zich aan de tegen Gods Woord ingaande beslissing van de meerdere vergadering niet te onderwerpen".

Wij zijn dus met deze Synode in haar gedachtengang zoo ver gevorderd, dat alleen in het geheel abnormale geval, dat een meerdere vergadering niet langer Gods Woord als absolute maatstaf voor leer en leven erkent, men zich aan haar besluiten niet behoeft te onderwerpen, in alle andere gevallen wel. De vraag is op zijn plaats of bij een dergelijken gang van zaken, artikel 31 K.O. dat-^Gods Woord nadrukkelijk over alles gezag geeft, ook niet reeds lang zou zijn afgeschaft.

Het komt mij voor, dat er weinig woorden aan behoeven te worden besteed, dat deze interpretatie wel interessant is, maar allesbehalve voortvloeit uit de redactie van het artikel zelf, dat spreekt van strijd met Gods Woord en de Kerkenordening. In eenvoudige naast elkanderstelling zonder dat daarmpe beide vanzelfsprekend in ieder opzicht gelijkwaardig zijn verklaard; wanneer er principieele strijdigheid is met Gods Woord en de K O. bij kerkelijke besluiten, dan eeft men het recht en de plicht deze niet voor vast n bondig te houden. Wie het anders zegt, maakt zich hieraan schuldig, dat hij God de gehoorzaamheid pzegt.

(jaan wij thans de verschillende evoluties of geaanteverwisselingen in de opvattingen der Synode nzake artikel 31 K.O. recapituleerend nog even na. In Maart 1943 in de Mededeelingen: vast en bondig, enzij bij strijd met Gods Woord; de Kerkenordening eemt een wezenlijk andere plaats in.

Toelichting Schorsingsbeluit pag. 42: alleen bij strijd et Gods Woord zijn kerkelijke besluiten niet vast n bondig, men zal over de consciëntie niet heerschen.

Rapport inzake de verlangde opheffing etc. pag. 12: iet tot gehoorzaamheid verplicht wanneer er strijigheid is met een uitgedrukt woord Gods of een uidelijke bepaling der kerkenordening. In alle evallen heeft men zich voorshands te onderwerpen. Zelfde rapport pag. 14: Lohman en Rutgers blijkaar zonder kritiek en met instemming toegelicht: en plaatselijke kerk had het volste recht, en dit echt was aanwezig wanneer men voor zich-jelven ewezen achtte, dat Gods Woord de naleving van en synodaal besluit verbood, met het kerkverband e breken, zonder door die handeling haar karakter ls kerk te verliezen, en de aanspraak op haar goeeren kwijt te raken.

Zelfde rapport pag. 18: Niet tot onderwerping verplicht, wanneer het betreft een afwijking steunende op een duidelijk woord Gods of een duidelijksprekende bepaling der K.O., welke zóó duidelijk moeten zijn, dat men er niet behoeft te komen langs den weg eener redeneering. Moet men er wel een redeneering bij houden, dan moet men zich „voorshands onderwerpen".

Zelfde rapport pag". 19: Zonder eenigen twijfel is de plaatselijke kerk krachtens het kerkverband gehouden zich aan de besluiten der meerdere vergadering te onderwerpen, maar natuurlijk alleen voor zoover deze besluiten met de K.O. niet in strijd 'zijn. Men is. dan gehouden in beroep te gaan, maar tot onderwerping aan zulke rechtsdraads tegen de K.O. ingaande besluiten is men zeker niet verplicht.

Zelfde rapport pag. 19 én 20: De besluiten der meerdere vergaderingen zijn voor vast en bondig te houden; en alleen in geval van strijd met een duidelijke uitspraak' van Gods Woord of een duidelijke bepaling der Kerkenordening mag iemand de vrijheid nemen er zich niet aan te onderwerpen.

Zelfde rapport pag. 20 en 21: Alleen in geval van de geheel abnormale omstandigheid, dat de meerdere vergadering, waarbij beroep wordt ingesteld of revisie wordt aangevraagd, het Woord Gods niet langer als volstrekten maatstaf erkent, en daarom, voor het bewijs, dat op dat Woord gegrond niet meer ontvankelijk is, dan, maar dan ook alleen, behoeft de bezwaarde, die het bewijs leverde, zich aan de tegen Gods Woord ingaande beslissing niet te onderwerpen.

Dit laatste is dan ontleend aan het ranoort de'- Commissie II, uitgebracht bij monde van Prof. Aalders. Wij weten niet of de synodale opvattingen h ermede tot rust zijn gekomen en of hiermede een eindpunt is bereikt voor alle versies van het ééne artikel 31 der Kerkenordening.

Wij - vreezen van niet, het laatste woord zal over deze zaak nog wel niet zijn gesproken. In ieder geval meenen wij, dat deze staalkaart van verschilende redeneeringen en beschouwingen wel het beste bewijs levert, dat het niemand gegeven is precies vast te stellen, wat nu eigenlijk, de interpretatie der ynode is, accuraat en zuiver geredigeerd. En toch moet deze doolhof de rechte kerkelijke weg vereelden, die de Gereformeerde Kerken volgen voor un tuchtoefening, voor hun schorsingen en ontzetingen uit het ambt, die gedragen worden en moeen worden door de verklaring, > dat de zoodanigen een deel hebben aan het rijk van Christus, volgens et Avondmaalsformulier. Naar ik vernam moet wijen Dr van 't "Veer in een vergadering te Den Haag, ort voor zijn overlijden, hebben betoogd dat de ynode zelf in kort tijdsbestek reeds drie verschilende opvattingen ten aanzien van artikel 31 der .O. had voorgedragen. Wie de voorgaande resumptie an haar redeneeringen nagaat, komt nog tot een roótér aantal. "'

SAMENVATTING VAN DE DUBIEUSE ORDE­ OPVATTINGEN DER SYNODE

Inderdaad niets veranderlijker dan deze Synode, en dit op het punt van de rechtsopvattingen en van de orde in de Icerk: van Christus. Achtereenvolgens hebben wij nu in niet minder dan vijf zaken tegenstrijdige of zeer onvaste en variabele redeneeringen aangetroffen. Ter verhooging van de duidelijkheid volgt hierbij nog een beknopte recapitulatie van deze gevallen:

Het eerste geval: Men betoogt: een mindere vergadering heeft niet de bevoegdheid een besluit der Gen. Synode op zijde te zetten.

Precies daartegenover gesteld: een plaatselijke kerk mag zich niet onderwerpen aan besluiten strij-. dig met Gods Woord, zij heeft dus het volste recht die besluiten op zijde te zetten, zich er niet aan te onderwerpen, zij mag desnoods zelfs het kerkverband verbreken zonder haar karakter als kerk te verliezen.

Het tweede geval: Het is kerkrechtelijk onjuist met zijn bezwaren over besluiten der meerdere vergaderingen tot zijn kerkeraad te gaan, want deze hebben in dezen geen bevoegdheid. Kerkeraden, die toch op dergelijke bezwaren ingaan, handelen dus hunnerzijds ook buiten de orde.

Dwars daartegen in: Wanneer het een kerkeraad betreft, die zich achter de Synode stelt, dan handelt deze zeer goed en verdient oprechte waardeering, wanneer hij de bezwaren bij hem ingebracht wel in behandeling neemt.

Het derde geval: De broeders Goudappel c.s. en de Haagsche predikanten krijgen een terechtwijzing voor hun faktievorming, resp. om hun niet vermijden van allen schijn daarvan. De kerkeraden van Amersfoort en Leerdam, nagenoeg woordelijk hetzelfde bezwaarschrift indienende, ontvangen een loffelijk getuigenis voor hun overleg, dat blijkbaar in grooter verband heeft plaats gehad, want dat b^ngt de zaak op hooger peil.

Het vierde geval: Er valt geen cap tie op te maken, wanneer een kerkeraad, mits met deugdelijke gronden, de verantwoordelijkheid voor een Synodebesluit van zich afschuift, want die Synode is alleen direct verantwoordelijk ervoor.

En daaraan vooraigaande in 1943 nog de waarschuwing toch vooral niet te vergeten, dat men zelf ten allen tijde als kerklid of kerkeraad verantwoordelijk blijft tegenover God den Heere, en' dus de verantwoordelijkheid ook nimmer van zich afschuiven kan noch mag.

Het vijfde geval: De verschillende, interpretaties van artikel 31 K.O., waarvan we een samenvatting gaven.- Door Prof. Schilder is de verzuchting geslaakt, toen hij de hem gestelde vijf vragen ging beantwoorden in Maart 1944, bij de beantwoording der tweede vraag dat in kerkrechtelijk opzicht „een duidelijke rechtsregel onder ons ontbreekt en dat ditzelfde geldt van onze rechtspraxis".

Men oordeele thans zelf, door alleen van deze Synode-rapporten kennis te nemen, of door hem teveel was gezegd.

Wanneer wij dan ook op pag. 13 van dit Rapport het orde-probleem in deze procedure als volgt zien omsc"hreven door Deputaten:

„De hoofdvraag, welke bij deze kwestie in het geding komt, is, of de Synode terecht van de naar haar inzichte juiste interpretatie van art. 31 K.O. is uitgegaan en daarnaar de .houding van Prof. Schilder heeft beoordeeld, dan wel of zij de door Prof. Schilder en anderen voorgestane opvatting van dat artikel naast de hare als gelijkwaardig had behooren te erkennen", dan achten wij daarmede te veel eer bewezen door de Synode aan zichzelf; haar eigen toelichtingen erf verklaringen geven allerminst het bewijs van eenheid van gedachte en van nauwkeurigheid van belichaming dier gedachten. Wij wachten nog steeds op een authentieke verklaring, wat nu toch wel de zuivere en volledige interpretatie van de Synode ten aanzien van artikel 31 K O. is. Zij brenge behoorlijk orde in den synodalen warwinkel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

„Eenige critische opmerkingen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's