Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het is voor onze dagen, waarin' ook zoovele belijders van den Christus van streek zijn, staande onder den invlbed van den geest van onzen tijd, die zich keert op alle gebied tegen de gehoorzaamheid aan het Woord van God, noodig en goed het vandaag der twintigste eeuw te vergelijken, met het gisteren der zestiende.

De historie herhaalt zich niet, maar geüjke oorzaken hebben geUjke gevolgen en de eenige waarachtige causaliteit, die der Schrift, leert ons, dat verlating van het Woord ellende over de volkeren brengt en dat alleen terugkeer tot de geboden Gods die volkeren, elk afzonderhjk en üi verband met elkander, weer redden kan.

Dat bleek nu in de zestiende eeuw. De verlating van het Woord Gods sprak uit de dreiging der wereldmachten, de pauselijke kerk en de absolute vorsten; uit den hoogmoed van het humanisme, dat den mensch goed noemde^ dus niet verantwoordeUjk voor het kwaad en geschikt om het leven volstrekt goed te maken; uit het hartstochtelijk I protest tegen de vele gebreken van het leven; en de macht eener paganistische mystiek in christelijk gewaad, die tot de revolutie dreef.

Gehjke factoren oefenen nu hun verleidende werking.

De dreiging eener wereldmacht is ons niet onbekend en wie meent, dat zij voorbij is, nu één enkel volk als de booze macht is aangewezen, die dan geen wapens mag hebben, vergist zich zeer. j

Het oppervlakkig humanisme roert zich opnieuw in geduchte mate. Ten onzent weten wij er alles van, nu ons volk allengs meer wordt overgegeven aan een buitengemeen gevaarlijk socialisme, dat ons op het verlies van Indië en van nog veel meer kan komen te staan, en dat in weerwil van zijn onge-1 loof uit vele kerken zijn sympathieën en aanhangers I trekt. Vooral nu het zijn roode vaan wat achteraf schuift, de „persoonlijkheid" zegt te willen dienen, en zich partij van den arbeid noemen gaat.

Het luid protest tegen de gebreken van ons politiek en maatschappeUjk leven is ook onze dag zeker niet vreemd. Het klinkt U van alle kanten tegen, en de schuldigen worden ook aangewezen; het zijn dan de oudere menschen, die vóór den oorlog leiding gaven.

Thans zal alles anders worden. Er is de moderne Macchiavelli, die alle heil verwacht van een absoluut staatsgezag; er is een moderne Thomas Mores, die een nieuw Utopia schrijft.

En achter en onder dit alles werkt de booze geest der paganistische mystiek, die eiken dag den hoogmoed en het protest tot de uitbarsting eener revolutie kan voeren.

Maar onze tijd staat in één opzicht beneden de zestiende eeuw, want toen was er de reformatie, die over heel de wereld terugriep tot nieuwe gehoorzaamheid, en vernieuwing van het verbond met den Heere der heeren, terwijl die stem der reformatie thans zwak is en zelfs in de kerk der reformatie niet alleen nauwelijks wordt gehoord maar zelfs, kon het, wordt gesmoord.

Daar ligt onze nood, die ons zou doen beven voor de toekomst, als wij niet wisten, dat niet de hoogmoedige machtige mensch regeert, maar onze Koning, Die ter rechterhand Gods zit.

Hoe gering ook de kracht der reformatie thans moge zijn en hoe zwak onze stem, wij mogen niet zwijgen. De stem des roependen in de woestijn heeft ook nimmer opgehouden terug te roepen tot de gehoorzaamheid aan het Woord van God.

En wij mogen dan op de historie ^jzen, waaruit blijkt, hoe lankmoedig en _genadig onze God is, en hoe Hij uitkomst wil geven na verootmoediging en terugkeer tot Hem. Zoo kan het ook zijn voor onzen tijd, al doet veel ons denken aan een spoedige komst des Heeren, aan welke een verharding des harten voorafgaat, zooals wij thans alom opmerken.

Daarom spreek ik gaarne over rijke vruchten van de reformatie der zestiende eeuw. Voor het staatsrecht. En ook voor het Volkenrecht. Voor de vrijheid en het geluk der volkeren-"en voor de wezenlijke beginselen, waarop alleen een goede volkerengemeenschap kan worden gegrond.

Men heeft in onze dagen luide Hugo de Groot geprezen als den vader van het volkenrecht. Het behoeft niet iemands toeleg te zijn de verdiensten van dezen socinieianschen geleerde te verkleinen, als hij hem dezen lof ontzegd.

Wij mogen op Roomsche en Protestantsche geleerden vyijzen, die voor Hugo de Groot niet behoeven onder te doen, Suarez en Vitoria en Gentilis. Dit wat geschriften betreft.

Maar wat wezenlijken invloed aangaat zijn het ook vrijzinnige geleerden, die wijzen op hetgeen Calvijn voor de wereld wezen mocht.

Het is het Calvinisme, dat niet alleen voor de elfstandigheid en vrijheid der afzonderUjke staten van groote beteekenis is geweest, maar dit ook oor de kennis van het juiste verband.

Ik zeide: vrijzinnige geleerden erkennen dit. Zoo heeft Redslob, die zoo luide juichte over den Geneefschen volkenbond, in een studie over de nationaliteiten een vergelijking gewaagd tusschen de wording van den Zwitserschen staat en de vrije Nederlanden. De eerste, zegt hij, bevocht zijn zelfstandigheid op de feodaliteit; de tweede verkreeg haar in den kamp om de vrijheid der religie.

Tusschen den opstand der Zwitsers en dien der Nederlanders ligt „een evenement, dat het aangezicht der wereld heeft veranderd en voor de volgende eeuwen een nieuwe inspiratie en nieuwe macht heeft gegeven". Hij doelt dan op de Calvinistische reformatie.

Dit kan zeer goed worden aangetoond, als wij met hem de vier grondprincipes — naar zijn meening — nagaan, die het Volkenrecht moeten belieerschen, nl. de verplichtende kracht der verdragen, de vrijheid van den staat, de gehjkheid der staten en hun solidariteit. Over deze vier principia zou zeer veel te zeggen zijn, ook wat de levenspractijk betreft, als ik daartoe meerdere ruimte had dan die een brief pleegt te bieden. Ik wil thans slechts letten op het vierde punt, dat der solidariteit, wijl die thans in sterke mate aan de orde is.

Deze solidariteit der volken en staten is naar de leer der^ reformatoren niet een vinding van menschen, van de „humaniteit"; zij berust niet op wijsheid van geleerden en staatslieden, maar op Gods ordinantie voor de menschheid.

Zij ligt allereerst in hetgeen de Schrift, die alleen omtrent de werkelijkheid hier licht kan geven, in de schepping uit éénen bloede, dat is de natuurhjke and, maar veel meer nog in den rechtsband, in et verbond met den eersten mensch en in hem et heel de menschheid gesloten. Daarom is er ook 1 e solidariteit van de, schuld in den val. „Daarom | elijk door éénen mensch de zonde in de wereld ekomen is en door de zonde de dood, en alzoo e dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken llen gezondigd hebben". Rom. 5 : 12.

De eenheid spreekt ook uit het verbond der natuur, oor God met het hoofd eener nieuwe menschheid a den zondvloed gesloten.

En die eenheid wordt in al haar heerlijkheid ersteld, als de volkeren door den doop ingaan in et verbond der genade en gehoorzaam wandelen n den weg van dat verbond.

Dan blijft zeer zeker nog de veelheid van volkeren n staten, hun vrijheid en zelfstandigheid, maar zij ullen de eenheid beseffen, die wortelt in hun eiland en Heer©.

De taken, en de grenzen dier taken voor allen evenskring zullen dan worden gezien.

De Roomsche kerk erkent zeer zeker een plaats oor den staat naast die van de kerk, maar de erk is de zon en de staat de maan.

Calvijn nam een ander beeld nl. dat van het ichaam. Het heeft een hoofd, twee oogen en twee rmen. /

Welnu, zeide hij, het eene oog is niet meer dan et andere. Het hoofd nu is Christus; de twee oogen n de twee armen zijn de kerk en de staat.

Er is een veelheid van volkomen zelfstandige laatselijke kerken, maar zij hebben him eenheid n Christus, den Koning der kerk. Niet in synoden f pausen. De Calvinist is vuurbang voor eenige iërarchie, die altijd onderdrukt degenen, die waarijk den Koning der koningen willen gehoorzamen.

Zoo is er ook een veelheid van staten, zelfstandige n vrije staten, die hun plaats van God hebben ntvangen, maar ook zij moeten kennen de solidarieit door de gehoorzaamheid aan het ééne hoofd: ezus Christus, den Koning der koningen?

Daarom is ook, in beteren zin nog dan hij het bedoelde, waar wat Von Ketteler schreef: , , Kei^ anderes Fundament kann für das Völkerrecht gelegt werden, als welches gelegt ist, Christus Jesus".

De reformatoren hebben de volle uitwerking van de door hen gegrepen beginselen niet kunnen geven; natuurlijk niet, en daarom blijft er voor ons en voor de toekomst altijd werk te over, en is het dwaasheid als men, zooals thans helaas door Gereformeerden wordt gevyild, het denken daaromtrent wordt stop gezet en bestraft. Ik denk nu alleen maar aan het verbond van wat de vaderen algemeene en bijzondere genade noemden, of aan de beteekenis van het Koningschap van Christus op staatkundig gebied.

Maar wat zij gaven heeft toch groote beteekenis, omdat het den juisten weg reeds wees, en omdat zij mannen van de practijk waren. Dat was juist de wonderlijke kracht der reformatie. De beginselen werden niet slechts beschreven of beleden, maar tegeUjkertijd moest in gansch het leven daarvoor worden gestreden. De Calvinistische vaderen getuigden al strijdende, zij streden steeds getuigende. Niet slechts een positie of eenig goed was met him trouw gemoeid, zooals het thans in onzen kerkelijken reformatiestrijd gaat, maar hun 1 e v e n. Zij verstonden de verdeeling in terreinen 'niet al te zeer, want zij vochten met den inzet van goed en bloed voor het gansche leven, voor de kerk en den staat, het gezin en de maatschappij. Want in den grooten strijd der antithese is steeds weer heel het leven gemoeid. Als één lid lijdt Ujden alle leden, wijl zij in het leven nauw met elkander verbonden zijn en van uit één centrum, ons hart, worden geregeerd.

Zij schreven dus boeken over de solidariteit der volken, over het volkenrecht. Maar het waren strijdschriften. Er kleefde aan de geur van het slagveld, die aan bloed doet gedenken.

Zoo kan het weer worden. En iets daarvan hebben velen onzer beseft, toen zij te doen hadden met het monster van het nationaal socialisme, dat ook niet maar in een „beschouwing" tot ons kwam, maar, zooals Burke de revolutie schetste, als een gewapende opinie.

De Satan, die omgaat als een brieschende leeuw, niet het minst in onzen tijd, hoezeer hij ook verschijnt als een engel des lichts, tracht altijd weer het staatkundig leven te trekken aan zijn kant. Het behoort te staan aan den kant van het Koninkrijk Gods. En dat stelden de reformatoren voorop.

Zoo wezen zij, sprekende van de solidariteit der staten, allereerst op de eenheid der menschheid in mandaat en in val; daarna op de solidariteit, die er behoort te zijn tusschen de christelijke, de gedoopte volkeren, al keurden zij de pauseUjke tegenstelling tusschen het ééne christelijke rijk en e ongeloovige volken af, die dan buiten het volkenrecht zouden vallen; maar ten slotte getuigden ij voor de samenwerking van de reformatorische olken ter verdediging van de vrijheid der ware erk van Christus en van het recht en de vrijheid er volkeren.

Ik vnl daarover nog wel wat in een volgenden brief zeggen.

Met harteUjke groeten en heilbede uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's