Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

FATA ACADEMICA.

We zijn in staat letterlijk op te nemen het slot van de rede van Prof. Greijdanus:

Nu komend tot het verhaal van de lotgevaOen dezer Hoogeschool in den laatsten tijd, behoef ik U niet breedvoerig te vertellen, wat in de oorlogsjaren door de Duitschers voor belemmering- en schade aan het onderwijs, ook dat aan de Hoogescholen, en aan onze Hoogeschool, is aangedaan'. Veelal konden er colleges niet gegeven worden. Samenkomsten van Professoren en Studenten waren onveilig. De goede plaats voor het geven \|h9i colleges en het afnemen van examens was ons ^i tijdlang'ontnomen. Schier alles was in de war. En pllen verkeerden steeds in gevaar, hoewel de een nog meer dan de' ander.

Maar dat is nu voorbij.

Wat dat aangaat zouden de zaken onzer Hoogeschool nu weer op den ouden voet, zij het misschien met eenige wijziging, kunnen worden voortgezet.

En hoe dat komt, behoef ik U evenmin door een uitvoerig verhaal mee te deelen.

Gij zelven weet het alles ook reeds.

De - Generale Synodes van de Gereformeerde kerken dezer landen hebben in 1942 en volgende jaren door leeruitspraak, „Toelichting", „Praeadvies", wering uit het ambt, schorsing, afzetting, als greloofsbelijdenis, met binding, dat men niets mocht leeren wat daar niet ten volle mee in overeenstenaming was, en door tuchtoefening daarmee samenhangend, verklaard en te onderwijzen voorgeschreven, dat de Sacramenten om wezenlijk sacramenten te zijn, aanwezige inwendige genade beteekenen en bezegelen, zoodat de doopsbediening geen waren of „vollen" doop toedient, wanneer het te doopen kind niet wedergeboren zou zijn.

Daaruit volgt dan noodwendig, dat niemand van zijn kind, , dat hij doopen laat, weet, of het nu wel den wezenlijken of „vollen" doop ontvangen heeft, en God Zijne heilsbelofte wel waarlijk aan dat kind heeft toegezegd. Want wie weet stellig of zijn kind reeds wedergeboren is bij de doopstoediening, ja wie weet met gewisse overtuiging, dat het althans ooit, wedergeboren zal worden? Zoo valt voor dien ouder alle rechte troost uit dien doop van zijn kind weg. Ook alle vaste grond tot opwekking en bemoediging, evenzeer als dit ernstig vermaan, voor dat kind.

En dat kind heeft ook al evenmin iets tot steun van zijn doop, voordat het langs welken weg ook maar, weten mag wedergeboren te zijn. En dan heeft het den steun uit zijn doop weinig meer noodig.

Door deze valsche, van Heilige Schrift en onze Gereformeerde belijdenisgeschriften en Liturgische formulieren afwijkende, leer, hebben deze Synodes en de kerken die zich aan haar en haar beslissingen in dezen houden, opgehouden Gereformeerde kerken te zijn.

Bovendien zijn zij heengegaan om ambtsdragers en kerkeraden, die naar art. 31 K. O., deze leer / { niet voor vast en bondig konden houden, te schorsen en af te zetten, met verkrachting van de Kerkenordening. En zij hebben Prof. Dr K. Schilder, die juist in den weg der Kerkenordening handelde, eerst geschorst, later afgezet, zoowel als emeritus-dienaar des Woords van de Gereformeerde kerk te Rotterdam-Delfshaven, zondeir eenige medewerking van dien kerkeraad, en als Hoogleeraar, op gronden zoo onjuist, onhoudbaar, tegen alle recht en waarheid in, dat men zich met verbazing afvragen moet, hoe eerlijke menschen zoo iets schrijven en voor hunne rekening nemen kunnen, en hoe de kennis van de allereerste rege­

len van goede rechtspleging en van de eerste beginselen van Gereformeerd kerkrecht zelfs bij hooggeleerden zoo ontbreken kan.

En ik werd geschorst, omdat ik niet nalaten wilde, die verkeerde leerbepaling en tuchtoefening te bestrijden, zonder dat men evenwel aanwees, waarin de fouten mijner argumentatie dan zaten, en waarin de verkeerdheid school van de door mij gebruikte woorden en voorstellingen. Tot mijne afzetting is men niet overgegaan, onder het leugenachtig voorgeven, dat ik niet meer tot de Gereformeerde kerken behoorde. <

Ook het meerendeel der Hoogleeraren van de Hoogeschool aan de Oudestraat had in dit aUes de hand, zelfs wel ook eene voorname hand, evenals wel Curatoren.

Daardoor is die School met deze hare Hoogleeraren en Curatoren eveneens afgeweken van den ouden grondslag onzer Gereformeerde kerken, n.l. Gods Woord en de drie formulieren van Eenigheid.

De kerken echter die zich vrijmaakten van deze valsche leeruitspraken en zondige tuchthandelingen, en op den ouden Gereformeerden grondslag bleven staan, zagen de noodzakelijkheid in, dat ook , de oude Hoogeschool gehandhaafd moest worden. Zoo sloten die in het Noorden zich aaneen en verzochten Prof. Dr. K. Schilder, Dr R. J. Dam en mij, onzen vroegeren arbeid verder voort te zetten, of, wat mij betreft, dien te hervatten. Bij dat verzoek sloten zich later aan de kerken in Zuid-Holland. En op de Synode te Enschedé werd dit een verzoek van alle naar art. 31 K.O. vrijgemaakte kerken, die zich daar lieten vertegenwoordigen.

Zoo hebben we hier dan weer de oude Theologische Hoogeschool van Kampen, op den grondslag van Gods Woord en drie formulieren van eenigheid, waarvan die aan de Oudestraat met haar colleges en Curatoren, Hoogleeraren, Studenten, is afgeweken, om een vierde met die drie oude Belijdenisgeschriften strüdige, formulier van geloofsbelijdenis als grondslag aan te nemen.

Reeds terstond na de ontvangst van het bovenvermelde verzoek, zijn de drie zooeven genoemden, aan den van hen gevraagden arbeid getogen. Het was in het laatst van 1944. Het reizen was destijds nog bezwaarlijk en gevaarlek. De arbeid kon toen daarom ook maar gebrekkig uitgericht worden. Behalve dat hij bestond in voorbereiding voor het afnemen van tentamens en examens en het geven van colleges ook in die vakken, welke anders voor rekening lagen van de voor ons afgeweken Hoogleeraren, konden we aanwijzingen geven voor den studiearbeld, tentemens afnemen, ook soms examens.

Daarbö hebben Prof. Dr P. J. Enk, Dr D. van Deursen, Ds B. Jongeling, vröwülig bestand willen verleenen, later ook Drs H. M. Mulder.

Openlijk betuigen wij d«5en Ueeirco hiervoor coMen hartelflken dank.

Intusschen beeft Prof. Dr K. Schildeo: toen ook in Groningen eenige colleges kunen geven, bepaald homUitische of preekcolleges.

Met de bevrijding kVsramen we in andere betere omstandigheden. Maar die waren toch niet van dien aard, dat we terstond met den regelmatigen arbeid weer konden aanvangen en dien voortzetten. Daartoe kwam eerst gelegenheid met het einde van de z.g. zomervacantie.

Wel hebben Prof. Dr Schilder en ik den derden en den vierden Juli eene samenspreking gehad met een aantal studenten, die toen tot ons wilden en konden komen. Maar eerst 28 September 1945 zijn door mij de lessen van den cursus 1945/1946 ge­ opend met een toespraak over Onze roeping nu, waarna in de volgende week een begin gemaakt is met geven van colleges.

Ondertusschen waren er echter, behalve de reeds aangeduide, ook andere droeve dingen gebeurd. Reeds in 1942 den 29sten November, had de Heere mij mijne lieve Vrouw ontnomen. Wie haar hebben gekend, weten welk een zwaar verlies ik daardoor geleden heb. Doch 's Heeren hand, Die in haar doen steeds wijs en goed is, heeft het gedaan. H^n moet en wil ik zwijgen.

Maar een andere zware slag heeft deze School en onze kerken in later tijd getroffen met het ver­

lies van Dr R. J. Dam, onzen Lector. Enkele dagen nog vóór de bevrijding van deze stad en de Noordelijke streken en ons geheele land werd hij laaghartig doodgeschoten door de Duitsche misdadigers. In aanwijzing van studiearbeid, in afneming van tentamens, was hij reeds werkzaam geweest. Onze School, onze Kerken, ons Vaderland, kon hem zoo moeilijk missen. Toch liet God hem, en dat op zulk een wijze, aan Vrouw en Eönderen en Familie, aan School en Kerk en Vaderland, ontrukken.

Ook hier moeten wij zwijgen. God iièeft het zoo gewild en zoo bestuurd. Maar wij treuren.

En dat mogen wij, evenals zijne nagelatenen.

Him en ons verlies is groot.

Dr R. J. i)am was een man van zoo uitnemende ekwaamheden, van vast karakter, van zoo goed n- en doorzicht. Hij was niet maar op één gebied huis, maar beheerschte onderscheiden vakken van etenschap, en beloofde ook voor de staatkundige noeiliikheden van ons land tegenwoordig een man an beteekenis te kunnen zijn. God heeft van al eze onze verwachtingen door zijne wegneming den odem ingeslagen.

Wij moeten het verder doen zonder Dr R. J. am, doch behoeven het ook ten aanzien van onze oogeschool niet te doen zonder God zelven. En aat Hij met ons, dan zal onze arbeid toch wel elukken.

Door de Synode te Enschedé 9 Oct. e.v.d. '45 zijn ten aanzien van deze Hoogeschool beteekenisvoUe besluiten genomen. Zij heeft als Lectores aangesteld Drs H. M. Mulder en Ds H. K. Wielenga, den laatste voor de Zendinesvakken, den eer.'? te voor classiek Latijn en Griéksch, en voor Patristisch Latijn. En zij heeft als Hoogleeraren benoemd Prof. P. Deddens, Prof. B. Holwerda. Prof. C. Veenhof. Den eerste voor kerkgeschiedenis en kerkrecht, den tweede voor de Oudtestamentische vakken, den derde voor ambtelijke vakken. Helaas is Prof. C. Veenhof thans ongesteld, zoodat zijn inauguratie nu niet kon plaats vinden. Moge de Heere hem spoedig geheel oprichten en in staat stellen zijn arbeid onder ons aan te vanaren en met volle kracht te verrichten. Drs H. M. Mulder heeft reeds eenige weken vóór de kerstvacantie zijne lessen begonnen te sreven. De anderen hebben gisteren en heden door openbare les of inaugureele hun arbeid aanvaard.

Als Rector dezer Hoogeschool, hoewel nu aftredend, roep ik U allen. Lectoren en nieuwe Hoogleeraren een hartelijk welkom toe. God sterke U tot Uwen onderscheiden arbeid, en stelle U met dien arbeid tot een rijken zegen voor deze Hoogeschool, voor haar Studenten, voor onze Kerken.

Door de Synode te Enschedé is ook aan het ollege van Hoogleeraren dezer Hoogeschool toegestaan gebruik te maken van zijn recht om verdere pleiding en leiding bij de Theologische studiën te even. Om tot het Candidaatsexamen, n.l. ook tot et Doctoraal examen en tot de promotie tot Doctor heologiae. En zij heeft de wenschelijkheid daaran uitgesproken.

Hoogleeraren en Curatoren zullen daartoe nooige regelingen ontwerpen en schikkingen zien te reffen.

Daarmede is een einde gekomen aan een strijd an tientallen van jaren. Het was ook onbegrijpelijk, at een Hoogeschool, waaraan wetenschappelijk nderwijs moest gegeven worden, en de' wetenschapelijke graad van Candidaat in de Theologie werd erleend, principieel het recht tot leiding bij doctoale studiën en tot afneming van doctorale examens n de Theologie, en tot promotie tot doctor in deze etenschap, zou missen. Wie dat beweerjden en leven beweren, hadden moeten ontkennen, dat de oogeschool te Kampen wetenschappelijk onderwijs af, hadden er zich tegen moeten stellen, dat zij en wetenschappelijken graad van Candidaat in de heologie verleende, hadden moeten zeggen, dat e kerken geen Hoogeschool voor, de wetenschapelijke opleiding tot den dienst des Woords mochen onderhouden.

Dat deden de bestrijders echter niet, om daarin

luume halfslachtigheid te doen uitkomen, hun geaüs aan doordenken en consequentie.

Waarom zou de Overheid wel Universiteiten en Hoogescholen mogen onderhouden, waaraan ook de Doctorale studiën beoefend, en gelegenheid tot promoveeren tot doctor in eenige wetenschap gegeven wordt, maar de kerken niet? Waarom zou een Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag wel een Universiteit mogen onderhouden waar eveneens die doctorale studiën beoefend, en de graad van doctor in eenige wetenschap, ook der Theologie, verleend wordt, maar de kerken niet een Hoogeschool voor de Theologie?

Het is toch de overheid niet die wetenschap doceert en die graden verleent en promoveert tot doctor, maar de hoogleeraren en de Senaten, de Colleges van Hoogleeraren met elkander. En het is niet genoemde Vereeniging die wetenschappelijke colleges geeft en graden verleent en promoveert tot doctor, maar eveneens haar Hoogleeraren en de Senaat, de colleges van Hoogleeraren te samen?

Waarom zou dat alles anders zijn, wanneer de kerken een Hoogeschool voor de Theologie onderhouden en de Hoogleeraren daar wetenschappelijk onderwas geven, en het College van Hoogleeraren wetenschappelijke examens afneemt en wetenschappelijke graden verleent voor Candidaat en voor Doctor in de Theologie?

Daar zijn het evenmin de kerken die dat alles doen: wetenschappelijk onderwijs geven, wetenschappelijk examineeren, wetenschappehjke graden verleenen, als de zoo even genoemde Vereeniging, of de Overheid dat doen.

Het denken is hier by velen lang troebel geweest, en is dat wellicht nog, omdat het zich niet liet of laat "beheerschen door de logica der zaken, maar door sympathieën of antipathieën.

Wij nemen deze dingen niet luchtig. Zij leggen zware verantwoordelijkheid op, op Hoogleeraren, op Studenten, op Curatoren. Maar nu de weg klaar zoo lig: , nu in 's Heeren mogendheid den arbeid ook aangevat en voortgezet, om dien in Zijne jfunst en kracht ook te voltooien. Nehemia stond voor een groot werk, daar waren ook gevaren aan verbonden. Hij stuitte bovendien op tegenstand en spot. Maar hij deed het niet voor zijn persoon en genoegen. Hij deed het voor de zaak en de stad Gods. Hij deed het, omdat het zijne roeping was. En daarom kon hij ten antwoord geven: God van den hemel. Die zal het ons doen gelukken, en wij Zijne knechten zullen ons opmaken en bouwen, Nehemia 3 : 20.

Zoo zij het in dezen ook met ons en deze Hoogeschool.

Tot aan de Kerstvacantie werden sedert de voortzetting onzer werkzaamheid aan deze onze Hoogeschool 87 Studenten gerecenseerd of nieuw ingeschreven. Van dezen legden 5 met goed gevolg Propaedeutisch examen af, terwijl één dit reeds elders gedaan had, en 8 mochten slagen bij hun candidaatsexamen. Voorts behooren tot deze 87 Studenten een zevental Canïïidaten en Predikanten, die hunne studiën aan deze Hoogeschool wenschen voorttezetten. Een paar Studenten werden door ernstige en één van hen ook door langdurige ongesteldheid aangetast, maar mochten door 's Heeren gunst weer herstellen. Enkele anderen werden met kortere of lichtere krankheid bezocht, doch ontvingen ook hunne gezondheid weer terug.

De President-Curator en de zijnen werden zwaar getroffen door het droeve verlies bij een tragisch ongeval van hun zoon en broeder, een Gymnasiast. Sterke en trooste de Heere hen in hunne smart.

Zoo is er droefheid en vreugde bij het terugzien op dezen jongst verloopen tijd. Maar God heeft ons niet gedaan naar wij in onszelven waardig zijn. Hij heeft ons niet begeven, doch Zyne genade en kracht ons in en onder alles willen schenken en doen erva, ren. Zijnen naam zij daarvoor dank en lof.

Voordat ik nu tot mijn laatste daad als rector kom, zeg ik eerst vriendelijk dank aan Prof. Schilder, den Lector Mulder, en den Pedel, voor de hulp mij steeds welwillend in mijn rectoraat geboden. En namens onze Hoogeschool hartelijk dank aan den Raad van de Gereformeerde kerk alhier voor het gedurig zonder aarzelen en bereidwillig beschikbaar stellen van dit kerkgebouw voor onze samenkomsten.

En nu dan. Prof. Dr. Klaas Schilder, di'aag ik naar de beschikking van Heeren Curatoren aan U de rectorale waardigheid van deze Hoogeschool over.

Ik kan het nu niet doen onder de symbolische handeling van het omhangen van één ambtsketen. Dat is ook niet noodig. Den vorigen keer zat Gg gevangen, en moest ik den ambtsketen naast me neerleggen op den katheder, en was er eerst een volgenden avond gelegenheid, dien U om te hangen. Want juist op dien avond van de rectoraatsoverdracht aan U, werd Gij losgelaten, zij het onder verbod van publiek te schrijven en met dreiging van het concentratiekamp.

De toestanden en omstandigheden zijn nu anders en beter dan toen, ook voor U.

Ik b«hoef Uw lof en Uwe geschiktheid voor het rectoraat niet uittebazuinen. Daarvoor zijt Gö te zeer 7^el bij allen bekend, ook naar Uw werk en beteekenis.

Maar mijn 'wensch en bede is, dat de Heere U beware en sterke voor de tot Uwen velen en zoo belangrijken arbeid, en tot de vervulling van de rectoraatsverl!: zaamheden aan deze Hoogeschool in dit Uw rectoraatsjaar, en dat lïïj deze onze School rijkeUjk zegene en ^> o groeien en bloeien tot welzijn Zyner kerken, en tot den dienst en de eere Zijns naams.

Kampen, 29 Jan. 1946.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's