Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De beteekenis van *t kerkelijk belijden voor het wijsgeerig denken/) 1.

Zooals U weet heb ik de Januarivergadering, waar de eerste schermutselingen over dit onderwerp werden gevoerd, niet bijgewoond. Ik moet dus afgaan op wat me, officieel dan wel officieus, over de probleemstelling in die vergadering is gezegd. Volgens een brief van den secretaris heeft Drs Keizer de stelUng verdedigd, „dat de kerkehjke beUjdenis naar haar aard tevens de grondslag is voor de theoretische prolegomena". Daartegenover „poneerde Prof. Dooyeweerd, dat dit tot, gevolg zou hebben, dat kerkehjke organen bevoegd geacht moeten worden een bindend oordeel te vellen over niet-kerkehjke zaken, i.e. de voorwetenschappehjke grondslagen van vakwetenschap en wijsbegeerte". En even later in datzelfde schrijven volgde nog: „Prof. Dooyeweerd c.s. staan op het standptmt, dat een kerkehjke behjdenis naar haar aard geen bindende kracht heeft t.a.v. niet-kerkehjke zaken. Wel gelooven zij, dat de Christen normahter in 2ajn kerkehjke behjdenis dezelfde grondgedachten zal terugvinden die hem ook leiding geven bij rfjn wetenschappehjk onderzoek. Is dit echter in zeker opzidht niet het geval, dan belet h.i. een fout, door kerkehjke organen t.a.v. de kerkehjke behjdenis begaan hen niet op ander dan kerkeüjk terrein den ouden koers te bhjven volgen".

Tot zoover de beide standpunten. Als ik 't goed begrepen heb houdt dit onderwerp verband met de breuk in het kerkehjk leven. Bedoeld wordt dus niet een uiteenzetting te geven over dit onderwerp „an sich", evenmin over het vraagstuk der interkerkelijkheid in het algemeen. Maar de kwestie is zeer concreet deze: of de breuk, die sinds '44 in de Geref. kerken bewust geslagen werd, en in '46 nadrukkelijk gehandhaafd, een verhindering beteekent voor het samengaan en samenwerken van synodocraten en vrijgemaakten in het verband Van de V.C.W. (Vereenighxg voor Calvinistische Wijsbegeerte).

Zoo heb ik dan ook de kwestie aangepakt; niet als een theoretisch probleem, maar als een reügieus-practische vraag voor de heel concrete situatie waarin we thans gekomen zijn. En ik ben dankbaar, dat de kwestie zóó aan de orde komt. Vanzelf schrijnt dan ook hier de pijn over deze versclhrikkehjke breuk. Maar dat heeft toch weer het Voordeel, dat het nu iedereen ook in dit verband onmogehjk geworden is, de kerk niet ernstig te nemen. We kunnen gelukkig ook vanmiddag niet als toeschouwers spreken; de kerkvragen zijn gelukkig hier existentieel geworden.

Nu is het spreken over dit onderwerp me wel zeer gemakkeUjk gemaakt door het feit, dat onze vereeniging zich hierover al uitgesproken hééft —• in haar statuten. Ik heb niets te verdedigen vanmiddag, ik heb slechts te repeteeren dingen waar­ over we het allen allang eens zijn, en die we dan ook allen met onze hamdteekening aUang bekrachtigd hebben. Slechts op twee punten vestig ik de aandacht:

a) op onzen naam. We willen heeten „Vereeniging voor Calvinistische wijsbegeerte". Calvinistisch! Feitehjk is daarmee reeds aUes gezegd. Want zonder te beweren, dat ik in staat ben om in enkele minuten den inhoud van dat „Calvinistisch" volledig weer te geven, meen ik dat we het erover eens zijn, dat voor de Calvinistische reformatie twee momenten wezenhjk zijn: ze is antischolastisch en antihiërarc h i s c h. Niemand minder dan Ds van TeyUngen heeft ia 2ajn „Aard en achtergrond van het geschil in de Gereformeerde Kerken" de scholastiek getypeerd als een richting, die „vanuit de verborgen dingen (de verkiezing) redeneert en tracht zoo tot een gesloten systeem te geraken" (p. 25); ze was van allerlei „verborgen" dingen op de hoogte, en kwam zoo tot een heel bepaald begrip van ee „Goddehjke wereldorde"; „zoo heerschte in de Scholastiek de School... over de Kerk en het dogma, en de geopenbaarde dingen werden vanuit de verborgene verstaan en daardoor bepaald. De Reformatoren, bizonder Calvijn, braken met dit alles. Zij gingen uit van de geopenbaarde dingen, van de Schrift, en heten zich door haar alleen binden" (p. 26).

Calvijn heeft dus scherp de begrenzing van de taak der kerk gezien. Ze heeft te behjden, doch haar behjdenis mag nooit zijn een „gesloten systeem van verborgen duigen", ze lian slechts zijn een naspreken van het geopenbaarde Woord.

En in verband met deze begrenzing van de taak der kerk staat dan ook de afbakening van de grens van het gezag der kerk. Ze kan nooit binden , aan haar gesloten systeem, want ze vraagt slechts binding aan het Woord Gods. Calvijn heeft altijd vastgehouden, dat de kerk in haar spreken en handelen onderworpen bleef aan het Woord, en daarom nooit gewild dat aan den geloovige een ander juk zou worden opgelegd dan het zachte juk van het Woord des Heer-en. En hij heeft daarom de geloovigen in deze landen geleerd in de R.K. kerk de valsche kerk te zien, omdat zij zichzelf en haar ordinantiën meer macht toeschreef dan den Woorde Gods. Zoodra de kerk in haar behjden en handelen ingaat tégen — of uitgaat boven het Woord, heeft zeuitteraard geen gezag, en kan ze geen enkele binding opleggen; want het Woord van Christus is het eenig gezag in de kerk. En wanneer de kerk toch het aandurft zoodanige besluiten bindend te verklaren, schuift ze zichzelf hiërarchisch tusschen den Heer en zijn gemeente.

Welnu: door zich te noemen „Vereeniging voor Calvinistische Wijsbegeerte" heeft onze vereeniging pubhek voor God en menschen behjdenis gedaan van wat ze wilde. Ze heeft zich, door bewust dezen naam te kiezen, gepresenteerd als een organisatie, die om Christus' wil o.a. alle scholastiek en alle hiëra, rchie van harte vijand was.

b). Nog scherper heeft zich deze vereeniging —•' en elk van haar leden door zijn handteekening, volgens art. 5 der Statuten — over deze dingen uitgesproken in het bhjkens art. 16 der Statuten onveranderlijke artikel 2, waarin ze belijdenis deed van haar grondslag. Daar staat toch dit: „De Vereeniging, overtuigd, dat alle philosophie in haar uitgang, richting en uitwerking rehgieus bepaald is en neutrahteit ten deze derhalve is uitgesloten, behjdt den Christus der Schriften, den Verlosser van geheel het leven, als den nieuwen Wortel ook van het wetenschappehjk denken. Mitsdien wil zij de wijsbegeerte slechts beoefenen bij het hcht der Heilige Schrift, in den zin der drie formuheren van eenigheid beleden als het woord Gods, onder afwijzing van alle synthese met eenig denken etc..."

'k Mag toch rustig zeggen, dat het juist dit artikel is geweest, dat onze, studeerende Calvinistische jeugd gegrepen heeft. De wijsgeerige arbeid van de hoogleeraren Vollenhove en Dooyeweerd heeft onze jongelui enthousiast gemaakt; enthousiast niet over hun terminologie, maar over het uitgangspunt van alle wetenschap. In de dagen dat de Synode der Gereformeerde Kerken zich opmaakte, om ook verschillende vruchten van deze vrajsbegeerte te stellen onder haar be- en veroordeehng, in de dagen dat een felle verkettering begon niet het minst van wat deze wijsbegeerte zei over het „hart", in die dagen stond verreweg het grootste deel van onze studentenwereld in brand voor deze opvatthigen omtrent het „hart". Het was voor haar een geloofsovertiüging, dat hier niet in geding was een psychologisch theorietje, doch dat het hier ging over het abc van christehjke wetenschap. Met een diepe overtuiging stonden zJe achter' wat de kern is van artikel 2: alle denken rehgieus bepaald.

Dat beteekende voor hen: heel ons denken zal beheerscht worden niet door kerkehjke scholastiek, maar door het Woord.

En daarover waren ook wij in dit vereenigingsverband het roerend eens. We wilden vanwege de onmogehjkheid van neutrahteit in dezen heel ons wetenschappehjk werken, ook onzen wijsgeerigen arbeid, slechts verrichten bij het hcht der Heihge Schrift. Daarmee spraken we uit, dat bij elke vakwetenschap, het denken gericht behoorde te worden door het Woord.

Nu voegt art. 2 hieraan toe, dat de vereeniging de Heihge Schrift „in den zin der drie formulieren van eenigheid behjdt als het Woord Gods". Uitteraard beteekent dat voor menschen die de perspicuitas scripturae 2) behjden niet, dat het Woord Gods een toehchting noodig heeft, gehjk dat bij sommige leeruitspraken het geval was. Toch heeft die toevoeging zin. De vereeniging sprak, juist vanwege de perspicuitas^), uit, dat de Schrift dat zegt wat de drie fonnuheren behjden. Ze stelde daarmee de formuheren niet gehjk met de Schrift, aar ze zei wel, tegenover alle Woord-verlating dat e inhoud der Schriften getrouw was weergegeven n die formuheren. Ze stelde wel niet de formuheren op één lijn met de Schrift, doch ze stelde die formuheren wel aan den kant der Schrift; juist door ia dit verband de drie formuheren te noemen, toonde ze dat het haar ernst was, toen ze 'het Woord als norm ook voor het wetenschappehjk denken eleed. De verwijzing naar de Schrift wilde niet zijn en vroom gebaar, en evenmin een opzettehjke vaageid: integendeel, we hebben gezegd: de Schrift spreekt klaar, ze spreekt klaarbhjkehjk zoo als de kerk het Maar beleden heeft; en zóó, in haar klaarhjkehjlöheid, in haar doorzichtigheid die de kerk ot het klare behjden in staat stelde, zoo is deze Schrift de norm ook voor het wijsgeerig denken.

De vereeniging erkende dus als undamenteel voor haar arbeid het kerkelijk bel ij den. Daarmeel gaf ze aar antischolastisch en antihiërarchisch karakter niet prijs; allerminst. Ze wees af elke grensoverschrijding der kerk; maar juist daarin eerbiedigde e volkomen de macht van de kerk. Daarvoor waren we dan toch ook de zonen van Calvijn, die alle cholastisch- hiërarchisch „belijden" haatte, maar och van de kerk zeer heerhjke dingen bleef spreken. Calvijn heeft, toen hij de kerk naar de Schriften erugriep, eiken geloovige de beteekenis en de acht en het gezag der kerk weer doen behjden. ij heeft ons ook geleerd, het geheel eigenaardig karakter der kerk te eerbiedigen, door ze niet te zien als een coetus*) van menschen slechts, doch allereerst als een congregatie 5) van Christus. Hij

404 heeft ons ook doen zden, dat deze kerk een eigenaardige plaats gekregen tieeft in ons leven, de plaats n.L van moeder der geloovigen, die door haar dienst de kinderen voor Christus baart. Zij is toch pilaar en vastigheid der waarheid; aan haar zijn de woorden des levens toevertrouwd; zij heeft de getuigenis van Jezus Christus; en het is door haar verkondiging dat de Geest ons tot het geloof bracht. Want hoe zouden wij hebben kunnen gelooven zonder die ons predikte? Paarmee gaat d© kerk vooraf aan alle door Christenen aangegane ver- ©enigingsvertaanden op confessioneelen grondslag. Het is toch niet zoo, dat we op de een of andere, niet nader te bepalen wijze tot het geloof komen, en dan tot allerlei verbanden toetreden, tot het kerkverband en, onafhankehjk daarvan, ook b.v. tot een wijsgeerig verband? Christus heeft, ons in de kerk doen geboren worden, en door haar prediking ons tot het geloof gebracht, en door deze geloofsgemeenschap die in en door de kerk gelegd en gewerkt en onderhouden wordt, door deze geloofs^ gemeenschap legde Hij het fundament ook voor een geloovig samenwerken in wijsgeerig verband. Daar is geen V.C.W. denkbaar zonder de kerk; de kerk is één van de vooronderstellingen van deze vereeniging. En dat wel in dubbelen zin. Omdat het geloof leidend is bij al ons denken, daarom is de kerk die is ingeschakeld door Ciuistus bij het werken van het geloof en dus ook bij het leggen van den geloofsband, •— daarom is de kerk met haar kèrugma '^) fundamenteel voor ons geloovig denken. En Christus heeft al zijn geloovigen niet maar tot kinderen der kerk gemaakt, maar Hij plaatst ze ook zoolang ze leven onder haar episkope'). Met heel hun leven, ook met him denken en met hun levensverbanden die ze viijwillig aangaan. We staan ook hier onder het opzicht en de tucht der kerk. Van haar kèrugma ^) bedient Christus zidh om ons tot de eenigheid des' geloofs te brengen in gemeenschap met al de heiligen, en onder haar episkopè ") stelt Hij ons met alles wat wij uit het geloof willen doen.

't Is toch wel heel fijn, dat in art. 2 de kerkeüjke for-muUeren genoemd worden, en beleden in hxm. specifieke karakter als formulieren van éénigheid. Wij waren al één voordat we hier bij elkaar kwamen. In en door de kerk waren we een geloofsgemeenschap reeds geworden. En die geloofsgemeenschap beteekent niet maar een kerkelijk-institutaire gemeenschap, maar ze beteekent gemeenschap der heiligen, die zich geroepen weten ook hun wijsgeerige gaven ten nutte en ter zaligheid der andere üdmaten gewilUg en met vreugde aan te wenden. We wisten dat we één waren, voordat we hier één werden, vanwege de eenigheid des geloofs. En — dat mag er wel even bij — ook vanwege de eenigheid der liefde. Want de belijdenis is niet slechts behjdenis van het Woord des geloofs, doch ook van de wet der dankbaarheid. Ook daarin waren we dus één. En door dit artikel als grondslag onzer vereeniging bewust te aanvaarden, hebben we belijdenis gedaan van de richting van ons samendenken, én van de normen voor ons samen-werken.

Kort en goed: we hebben hoofd voor hoofd van de 3 formulieren verklaard: deze vereenigen ons, niet maar in de kerk, doch in het geloof, d.w.z. deze vereenigen ons overal; en deze formuUeren binden ons, niet maar in de kerk, doöh in het geloof, en in de liefde, d.w.z. ze binden ons overal, ook in de wijsbegeerte.


1) Op verzoek van verschillende zijden publiceer ilt hier het referaat, dat ik onder dezen titel hield op de huishoudelijke vergadering van de Vereeniging voor Calvinistische Wijsbegeerte, gehouden op 12 Juni j.l. B. H.

2) De duidelijkheid der H. Schrift. R(dactie.

3) Zie noot 2.

*) Samenkomst. Redactie.

5) Bijeengebr; chte vergadering. Redact"^.

") Prediking, 'boodschap. Redactie.

') Opzicht. Redactie.

^) Zie noot 6.

") Zie noot 7.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's