Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. ,

Het was de brochure van drs van Klinken, die mij aanleiding gaf iets over de school te zeggen. Deze onderwijsdeskundige van gereformeerden huize wil samenspreking ten aanzien van de onderwijsvernieuwing, wijl hij die ziet als een nationale zaak. Hij pleit voor een nationale contact-commissie, een gedurig gesprek dus van lieden van allerlei beginsel maar met behoud van eigen beginsel. Want hij wil het gevaar van een nivelleerend streven ter dege zien en de „religieuse" verschillen" mogen niet worden weggesynthetiseerd, maar als eenmaal de gevaren en bezwaren aangewezen zijn, kan men met zulk een samenwerking in zee gaan.

Dit lijkt wel vreemd.

Te meer omdat de schrijver een brochure van 58 bladzijden wijdt aan de verdediging dezer samenwerking, doch in een naschrift, een jaar later geschreven, moet constateeren dat de beginselverschillen en practische begeerten — hier wordt gewezen op Kees Boeke, voorzitter van den vemieuwingsraad, die een eenheidsschool wil op „universeel-religieusen grondslag" en op prof. Kohnstam, die zulk een school wenscht op „Bijbelsch fundament", en voorts op de actie van de Ned. Herv. Kerk, die de „kerk" een groote plaats in de schoolvemieuwing geven wil, en op de jong-Barthianen, die het Cliristelijk karalrter der christelijke school disputabel stellen — steeds meer uiteenloopen, zoodat de geneigdheid tot samenspreken en samenwerken bij velen is verminderd, die zich gedesillusioneerd terugtrekken.

Hij zelf noemt dit echter een opnieuw blindeeren der vensters.

Hij blijft opwekken tot een samenwerking en samenspreken van alles en allerlei, opdat er kome reorganisatie van ons schoolwezen en daarna onderwijsvernieuwing.

Nu denkt hij er geen oogenblik aan het principieel denken uit deze actie te verwijderen. Hij wil, terwijl hij zich in de gevaren begeeft, deze ter dege aanwijzen. Alsof dit voldoende zoude zijn.

Elke schoolhervorming, zoo citeert hij prof. Kohnstamm, brengt ons juist midden in de axiologische vragen, dat wil zeggen in de kernvragen, in het hart der zaak.

En dan kent deze prof. twee van dié vragen: anthropologische — die dus den mensch betreffen, en sociologische, die de samenleving aangaan. En deze vragen heeten dan wijsgeerig en religieus bepaald. De versohillen tusschen de paedagogische stelsels bhjken dus nauw samen te hangen met de religieus-wijsgeerige opvattingen.

Het verschil tusschen Roomsch en Calvinistisch ligt in het verschil van beschouwing omtrent natuur en genade.

Het conflict Groen en Van der Brugghen sproot in werkelijkheid voort uit het verschil van meening onjtrent theologische vragen.

De paedagogiek kan het niet doen zonder de theologie. •

Ik tracht hier natuurlijk, in het kort, de woordkeuze van den schrijver te volgen.

En zoo komt hij tot het verschil van beginselen zonder en met aanhalingsteekens en tusschen Antithese en antithesen.

Het is nu hieromtrent dat ik thans iets zeggen wil, omdat het ons een merkwaardigen gedachtengang — althans voor een gereformeerd man — binnenleidt; merkwaardig ook om de verwarring van denkbeelden. Elen verwarring, die alleen kan verklaard door een gevaarvolle injectie, die de schrijver heeft ondergaan van een spuitje, met Barthiaansch gif gevuld.

Ik vind dit buitengemeen jammer, omdat wij in onzen strijd voor de school met den Bijbel ^- en niet een school met theologische en anthropologische en sociologische en wie weet met nog andere „vragen" —, het allereerst hebben te maken met dien Bijbel, met het Woord van onzen God en onze daarop rustende be- Ujdenis.

En omdat wij in dien strijd niet gaarne veel van onze met rijke gaven van God gezegende mannen op gevaarlijke wegen zien afdwÉlen, of juister nog gezegd, op een hellend vlak zien afglijden naar donkere diepten waar de beteekenis yan den geweldigen strijd van Christus' kerk, vooral in onze vreeselijke dagen, niet meer wordt gezien.

Ik wil hopen, dat drs van Klinken hierin, zooals in zijn kring helaas meer en meer de gewoonte wordt, niet moge zien louter zucht tot critiek, van welke men zich zonder op de argumenten in te gaan, of die te overwegen, tracht af te maken met zelfs soms laffe persoonlijke aanvallen en verdachtmakingen. Wie onzer weet in den strijd, dien we thans hebben te voeren, daarvan niet mee te praten?

Men wil met allen samenspreken, van welk beginsel zij dan ook mogen uitgaan, men vraag^t een „ronde tafel" met vrijzinnigen en allerlei modernistische geesten, maar wijst een eerlijk gesprek met ons af, die van oordeel zijn, dat alle afval juist in de kerk begint. Zoo gaat het in den kerkelijken strijd, zoo is het op allerlei ander gebied.

Maar dit mag ons niet weerhouden getrouw te getuigen, te waarschuwen, te staan voor de beginselen naar het Woord van onzen God.

Wat zegt nu de heer van Klinken van de „Antithese en de antithesen", van beginselen zonder en met aanhalingsteekens ? «

Hij erkent het bestaan der Antithese, die, zooals hij zegt, geen vondst van dr Küyper is. Zij vindt haar oorsprong in den zondeval van den mensch. De Bijbel karakteriseert de zonde als overtreding van Gods wet. En zoo is de Antithese dan een onverzoenlijke strijd, niet tusschen twee legers, zooals Augustinus dit zag, en zooals de Bijbel ons dat wil leeren, als hij spreekt Van rechtvaardigen en goddeloozen, tusschen wie God willen dienen in oprechtheid des harten en diegenen, die het Woord Gods verwerpen, ook al gewagen zij van onderworpenheid aan het Woord, wat steeds weer het karakter is der valsche profetie, maar tusschen „tweeërlei geestelijk beginsel, die wij in het algemeen kunnen benoemen als de radicale tegenstelling tusschen het goede en het kwade".

Ik wil hier even opmerken, dat van deze tegenstelling tusschen het goede en het kwade ook sprake is in de paganistische wijsbegeerte, in de gruwelijke ketterijen van al die oude ketters van welke artikel 9 onzer geloofsbelijdenis ons spreekt, in de philosophie van Kant met zijn radicaal booze enz.

En daarom is het zeker niet goed geformuleerd, ' als de schrijver opmerkt, dat deze tegenstelling — goed en kwaad — in steeds wisselend beeld en telkens met andere bewoordingen — in den Bijbel voorkomt, als genade tegenover zonde, verlossing tegenover gebondenheid, licht en duisternis, geest en vleesch, het koninkrijk Gods tegenover het koninkrijk der wereld, oude mensch en nieuwe mensch.

Waarna ook Goethe wordt genoemd, welke oude heiden gesproken heeft van het diepste thema der wereldgeschiedenis, n.l. dat van geloof en ongeloof.

Zie, men kan nu alles wel door elkander halen en op één lijn stellen, maar dan raakt men toch in het duister waar alle koeien grauw zijn en men zeker niet de tegenstelling van begrippen en woorden kan ontdekken, zoolang men althans wil, dat daarbij nog iets gedacht zal worden.

Maar ik ga verder.

Deze tegenstelling wordt zelfs genoemd, die van het menschelijk hart.

Want de klassieke weergave zou de Bijbel ons doen zien in Romeinen 7 : 14-25 waar de apostel Paulus haar beschrijft in ontroerende woorden als dubbelzinnigheid, gespletenheid van het menscheUjk leven; de strijd tusschen zonde en genade, tusschen den ouden en den nieuwen mensch.

Bki het tragische conflict in Romeinen 7 jzou pas tot rust komen in het lied van Romeinen 8, 'waarvan het refrein is: Gode zij dank door Jezus Christus onzen Heer. Dit „refrein" vinden wij ook reeds in Rom 7.

Nu moeten we ons goed rekenschap geven van hetgeen hier gezegd wordt.

Alles wat hier staat vindt men bij Karl Barth. Tot het allerlaatste toe, heelemaal philosophise!» geduid d.w.z. naar de heidensche philosophie.

De Antithese trekt de scheidslijn tusschen goed en kwaad, ouden en nieuwen mensch, koninkrijk Grods en koninkrijk van deze wereld.

Dat is allemaal een en hetzelfde. Zoodat we tot de conclusie moeten komen, dat het hart van Paulus, het wedergeboren hart, gedeeld as tusschen beide koninkrijken.

En als hij predikt of als hij in de gevangenis zit, de scheidshjn loopt dwars door hem heen, zoodat de eene helft behoort tot het rijk van Christus en de andere helft tot het rijk van Satan.

Deze conclusie is verstrekkend, maar wordt door den auteur aanvaard.

Want hij redeneert verder: de Antithese ia diep religieus. Zij raakt het liart, den wortel van ons bestaan.

Zij draagt een universeel karakter. Geldt dus voor den belijder van den Christus evengoed als voor den ongeloovige. Zij is niet beperkt tot de intimiteit van het menschelijk hart, tot het individueele leven, maar doet zich gelden in heel het menschelijk leven op welk terrein en in welk verband ook.

En zoo is de Antithese dus geen scheidslijn, die een „Christelijk volksdeel" zou plaatsen tegenover een „Paganistisch volksdeel", maar is zij de scheur, die dwars door alle Christehjk leven zelf gaat. De Bijbel zou ons dat leeren en de ervaring het bevestigen, dat aUe mienachen 2»adaars zijn, hoofd yoor hoofd soli-

dair' ^ alien verlossing noodig hebben. Zóó zou dan Christus de Antithese stellen, en daarop tevens zijn Zendingsbevel doen volgen.

En zoo mag deze Antithese dus niet leiden tot een zelfgenoegzaam, isolement — waarom alleen dat zelfgenoegzame? — maar moet zij uitdreven tot Evangelienrediking aan alle creaturen.

Men moet het dus weten, dat de Antithese liep dwars door de jongerenschaar van onzen Heiland heen, zooals zij ook dwars door de Farizeeërs en de rechters van Christus heen ging, en dat er in feite geen scheidslijn is tusschen Christus' kerk en de wereld.

Zij loopt ook als demarcatielijn over het paedagogisch erf, maar maakt dan geen scheiding tusschen , wat uit het geloof is en naar de Schrift en wat zich stelt tegen de gehoorzaamheid aan den Koning der koningen enlHeere der' heeren, neen, want geloof en ongeloof moge het diepste thema zijn van de geschiedenis der opvoeding, de scheidslijn der Antithese loopt ook dwars door de Christelijke paedagogiek.

Terwijl nog weer wordt gezegd, dat al naar ons religieus uitgangspunt is ook onze paedagogiek verschillend zal zijn.

Maar logisch, geredeneerd ligt dit verschil dan evengoed bij den Christen als bij den ongeloovige. De antithese deelt hen beiden en al him werk in twee stukken. De lyn gaat door hen beiden heen.

Uit dit alles blijkt, dat de schrijver zich geen voldoende rekenschap heeft gegeven, van de beteekenis zijner redeneering. ^

Als hij even nadenkt, misschien ziet hij dan in, in jvelk gevaarlijk vaarwater zijn denken verzeilde.

Maar ik moet nu eindigen.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's